Hoofdstuk 1 - Schizofrenie en andere psychotische stoornissen Flashcards

1
Q

Juist of fout?

Psychotische symptomen komen enkel voor bij psychotische stoornissen.

A

Fout, ze komen ook voor bij stemmingsstoornissen, middelenmisbruik, dementie, persoonlijkheidsstoornissen etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke psychotische symptomen bestaan er?

A

Je hebt de positieve symptomen: dit zijn wanen, hallucinaties en gedesorganiseerd denken. Er kan ook een gedesorganiseerde of abnormale psychomotoriek aanwezig zijn. Tenslotte zijn er ook de negatieve symptomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de biochemie achter positieve psychotische symptomen?

A

Een teveel aan dopamine mesolimbisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijf wanen.

A

Wanen zijn inhoudelijke denkstoornissen of vaststaande overtuigingen die niet vatbaar zijn voor feiten die ermee in tegenspraak zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Juist of fout?

Een christelijke man die een hostie eet en denkt dat het het lichaam van Jezus is, lijdt aan wanen.

A

Fout, men kan alleen spreken van een waan wanneer die waan NIET toegeschreven is aan religie of cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de meest voorkomende waan?

A

De achtervolgingswaan. Hierbij is de persoon overtuigd dat iemand hem/haar kwaad zal doen, dat hij/zij zal aangevallen worden door een persoon, organisatie of andere groep mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een betrekkingswaan?

A

Hierbij is een persoon overtuigd dat bepaalde gebaren, opmerkingen of signalen uit de omgeving aan hem/haar zelf gericht zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn grootheidswanen?

A

Wanneer een persoon overtuigd is dat hij/zij uitzonderlijke kwaliteiten, rijkdom of roem bezit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het syndroom van Clérambault?

A

Dit zijn erotomane wanen: een persoon is er van overtuigd dat iemand anders verliefd is om hem/haar en dat die persoon dat niet durft te vertellen. Dit zijn zeer resistente wanen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn hallucinaties?

A

Hallucinaties zijn stoornissen in de waarneming. Het zijn zintuigelijke ervaringen die plaatsvinden zonder dat er een externe stimulus aanwezig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke type hallucinatie komt het vaakst voor? Bespreek.

A

Auditieve hallucinaties.
Dit kunnen enkelvoudige hallucinaties zijn: de persoon hoort bellen, kraken of kauwgeluiden bijvoorbeeld.
Het kunnen ook stemmen zijn. De patiënt kan woorden, zinnen of conversaties horen. Dit is vaak in tweede en derde persoon: de stemmen praten tegen en over de patiënt. Een gevaarlijke vorm is de bevelshallucinaties: de patiënt hoort stemmen die hem vertellen dat hij zelfmoord of moord moet plegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke visuele hallucinaties kan een persoon ondervinden?

A

Het kunnen enkelvoudige hallucinaties zijn, zoals lichtflitsen, schaduwen, kleurvervormingen. Het kunnen ook taferelen zijn die de persoon waarneemt, zoals vervormde gezichten of complexe scènes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij welk psychiatrisch beeld kunnen tactiele hallucinaties voorkomen?

A

Bij schizofrenie, manie, depressie, dementie… Ze zijn ook frequent voorkomend bij delirium na middelen-onttrekking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar moet je mee opletten bij olfactorische hallucinaties?

A

Dat de persoon geen hersentumor heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waaraan zijn olfactorische hallucinaties vaak gekoppeld?

A

Aan wanen: enkele voorbeelden
- Iemand denkt dat hij de duivel gezien heeft en dat zijn laatste oordeel er aankomt en hij begint de geur van zwavel waae te nemen
- Ondergangswaan: lichaam gaat kapot en men begint geur van rotting te ruiken
- Men denkt verkeerdelijk dat de partner vreemdgaat en is er van overtuigd dat hij/zij sperma ruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaraan zijn gustatorische hallucinaties vaak gekoppeld?

A

Aan wanen: iemand lijdt bijvoorbeeld aan een vergiftigingswaan en krijgt de hallucinatie dat zijn voedsel raar smaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat bedoelen we met gedesorganiseerd denken? Geef enkele voorbeelden.

A

Het zijn stoornissen in de manier van denken
- Associatief denken: tangentialiteit (antwoord op de vraag heeft er vaag iets mee te maken maar het is totaal geen antwoord op de vraag)
- Neologismen: patiënt vindt nieuwe woorden uit
- Versperring in het denken: denken wordt opeens geblokkeerd
- Gestoord taalbegrip: metaforen en andere zaken worden letterlijk genomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke vormen bestaan er van gedesorganiseerde of abnormale psychomotoriek?

A
  • Motorisch negativisme: verzet tegen instructies
  • Katalepsie: volharden in rigide, ongepaste of bizarre lichaamshouding
  • Mutisme en stupor: volledig gebrek aan verbale en motorische responsen
  • Katatone opwinding: doelloze en buitensporige motorische activiteit zonder duidelijke aanleiding
  • Stereotype bewegingen: staren, grimassen, mutisme, echolalie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de biochemie achter negatieve symptomen?

A

Er is te weinig dopamine frontaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke negatieve symptomen bestaan er?

A
  • Affectieve vervlakking: vermindering in de expressie van emoties, oogcontact, intonatie en beweging van handen, hoofd en gezicht
  • Initiatiefverlies of avolitie: afname in hoeveelheid en en door de betrokkene zelf geïnitieerde doelgerichte activiteiten
  • Alogie: vermindering van de spraakproductie
  • Anhedonie: verminderd vermogen om te genieten van positieve stimuli
  • Sociaal terugtrekgedrag: schijnbaar gebrek aan belangstelling voor of gevolg van beperkte mogelijkheden tot sociale interacties
21
Q

Wat zijn de gevolgen van negatieve symptomen?

A

Verminderde hygiëne, niet meer poetsen, rekeningen niet meer betalen, binnen sociaal circuit uit de boot vallen,…

22
Q

Hoeveel procent van de schizofrene patiënten sterft aan suïcide?

A

1/10. Het zijn vaak ook gewelddadige suïcides (zelfverbranding, springen van grote hoogtes,…).

23
Q

Welke symptomen, naast de kernsymptomen, komen nog voor bij schizofrenie?

A
  • Depressieve symptomen
  • Agressieve symptomen, vaak in combinatie met middelenmisbruik
  • Cognitieve symptomen omwille van impact op werkgeheugen, executieve functies (WEL behoud van intelligentie!)
24
Q

Welke symptomen van schizofrenie zullen het meest impact hebben op het functioneren van de patiënt?

A

De negatieve symptomen. De positieve symptomen zullen eerder overlast geven naar de maatschappij en omgeving toe.

25
Q

Hoelang moeten symptomen van schizofrenie aanwezig zijn om effectief van schizofrenie te kunnen spreken?

A

Zes maanden.

26
Q

Wat is een schizofreniforme stoornis?

A

Stoornis met dezelfde symptomen als schizofrenie maar de symptomen zijn minder dan 6 maand aanwezig (wel minstens 1 maand).

27
Q

Wanneer spreken we van een kortdurende psychotische stoornis?

A

De duur van de episode is minstens 1 dag maar korter dan 1 maand, met terugkeren van functioneren naar het premorbide niveau. Ook komen hier GEEN negatieve symptomen bij voor.

28
Q

Wat is een waanstoornis?

A

De aanwezigheid van één (of meer) wanen, met een duur van 1 maand of langer.

29
Q

Wanneer spreken we van een psychotische stoornis door een middel?

A

A. Patiënt ervaart wanen en/of hallucinaties
B. Symptomen zijn ontstaan tijdens of kort na de intoxicatie, na de onttrekking of na blootstelling aan een geneemiddel ÉN van het betreffende middel is bekend dat het de symptomen kan veroorzaken

30
Q

Bespreek het beloop van schizofrenie.

A

Tot de leeftijd van 15 jaar is de patiënt volledig normaal.
Tussen de leeftijd van 15 en 18 jaar beginnen zich kleine veranderingen voor te doen. We noemen dit prodromi. De patiënten zijn wat meer teruggetrokken, iets minder sociaal, maar niet in die zin dat het pathologisch is.
Rond de leeftijd van 18 jaar is er een plotse opstoot van de positieve symptomen. Deze eerste opstoot is heel heftig en gaat gepaard met wanen en hallucinaties. Bij toedienen van antipsychotica zullen de symptomen snel zakken na een week.
Elke positieve opstoot heeft echter een prijs: er zullen zich negatieve symptomen instellen. Elke keer dat de patiënt een opstoot krijgt, zal de patiënt weer een beetje dieper zakken dan de vorige keer, tot op een punt waar de patiënt helemaal apathisch wordt.
Na de leeftijd van 40 jaar komt het wat tot rust en wordt een niveau bereikt waarop de negatieve symptomen zijn ingesteld. Dit is de stabilisatiefase.

31
Q

Hoeveel procent van de wereldbevolking wordt getroffen door schizofrenie?

32
Q

Bespreek de geslachtsverschillen bij schizofrenie.

A

De kans om de aandoening te ontwikkelen is even groot. Wel is het beloop anders. Mannen ontwikkelen de aandoening gemiddeld op jongere leeftijd (15-25 jaar) en de ziekte kent een monofasisch verloop. Bij vrouwen kent de ziekte een bifasisch verloop: ze hebben een 1e piek rond de leeftijd van 25-35 jaar en een 2e piek rond de menopauze.

33
Q

Juist of fout?

Landelijke gebieden hebben vaak hogere incidentiecijfers van schizofrenie dan stedelijke gebieden.

A

Fout, het is omgekeerd.

34
Q

Welke hypotheses trachten een verklaring te vinden voor het feit dat schizofrenie zich meer voordoet bij personen in een lagere socio-economische klasse?

A
  • Breeder hypothesis: stressoren geassocieerd met een lagere SES geven grotere kans op schizofrenie
  • Downward drift theory: personen met schizofrenie gaan naar een lagere sociale klasse omdat ze niet voldoende kunnen functioneren in andere omgevingen
35
Q

Welke omgevingsfactoren zijn geassocieerd aan een verhoogde kans op schizofrenie?

A
  • Prenatale factoren: virale infecties, ondervoeding moeder, complicaties bij geboorte
  • Cannabisgebruik < 16 jaar
36
Q

Waarom is er een verhoogde mortaliteit bij schizofrenie?

A

Comorbide fysieke gezondheidsproblemen, zelfmoord, ongezonde levensstijlkeuzes. De medicatie die gebruikt wordt geeft ook aanleiding tot metabool syndroom.

37
Q

Wat is de geschatte bijdrage van genetica aan schizofrenie?

38
Q

Wat zijn uitlokkende factoren voor schizofrenie?

A
  • Biologische factoren: leeftijd
  • Omgevingsfactoren: psychisch trauma, cannabisgebruik < 15 jaar, zwangerschap- of geboortecomplicaties, migrantstatus op kinderleeftijd of adolescentie
39
Q

Hoe werken de typische antipsychotica? Geef een voorbeeld.

A

Ze verlagen het dopamine door het blokkeren van de dopaminereceptoren. Hierdoor klaren de positieve symptomen op. Haloperidol is hier een voorbeeld van.

40
Q

Wat is het probleem met typische antipsychotica?

A

In een aantal regio’s treedt een tekort aan dopamine op: nigro-striatale baan, meso-corticale baan en tubero-infundibulaire baan.

41
Q

Geef de bijwerkingen van typische antipsychotica.

A
  • Bij tekort dopa in nigrostriatale baan: extrapyramidaal syndroom (reversibel), tardieve dyskinesie bij chronisch gebruik (niet reversibel)
  • Bij tekort dopa in frontale baan: toename negatieve, cognitieve en affectieve symptomen
42
Q

Wat is clozapine? Bespreek.

A

Een atypisch antipsychoticum dat even effectief is op de positieve symptomen, ook effectief is op de negatieve symptomen en veel minder neurologische bijwerkingen heeft. Het heeft een veel geringer dopamine-antagonisme en heeft ook een antagonistische werking op de serotonine (2A) receptoren.

43
Q

Wat zijn de nadelen van atypische antipsychotica?

A
  • Risico op agranulocytose (nauwlettende monitoring nodig)
  • Metabool syndroom
    Hogere kostprijs
44
Q

Welk soort geneesmiddel is aripiprazole?

A

Een partiële dopamine agonist.

45
Q

Wat is het grote probleem bij de medicamenteuze behandeling van schizofrenie?

A

Er is heel weinig compliance door het gebrek aan ziekte-inzicht, bijwerkingen en onvoldoende werking. Hierdoor zal 80% van de patiënten hervallen binnen het jaar, terwijl dat bij een optimale behandeling slechts 10% zou zijn.

46
Q

Wat zijn strategieën om de non-compliance tot een minimum te beperken?

A
  • Psycho-educatie van patiënt en omgeving
  • Long-acting preparaten die intramusculair ingespoten hebben (= lastig, patiënten kunnen wanen hebben dat je hen vergiftigt)
47
Q

Er is meer risico op delicten en geweldsdelicten bij personen met schizofrenie. Wie zijn de meest voorkomende targets?

A

De targets bevinden zich vaak in de thuisomgeving: moeders, familieleden, vrienden en aanverwanten. Minder is het geweld gericht tegen politie of medisch personeel en zelden tegen vreemdelingen.

48
Q

Wanneer worden het meeste (gewelds)delicten gepleegd door personen met schizofrenie?

A

Voorafgaand aan de opname en in de eerste 10 weken na ontslag.