Hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

Welke fasen heeft de psychoseksuele ontwikkelingstheorie van Sigmund Freud (1856-1939)?

A

Es, Ich en Über-Ich. Es en Über-Ich hebben tegenstrijdige belangen en Ich treedt als een bemiddelaar op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het Es (Freud)?

A
  • De mens is een vat vol driften, met name seksuele
  • 1 doel: driften zsm bevredigen
  • Bij pasgeboren kind wordt alles door het Es bepaald
  • Latere leeftijd blijft de behoefte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het Ich (Freud)?

A
  • Ego
  • Je kunt je driften maar beter beteugelen, want anders krijg je afkeuring of straf
  • Realistische element in de persoonlijkheid
  • Probeert driftimpulsen uit te stellen, om te zetten in gedrag dat wel geaccepteerd wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het Über-Ich (Freud)?

A
  • Super-Ego
  • Innerlijke rechter die ons ingeeft wat goed of fout is
  • Vergelijken met geweten/morele standaard
  • Uitingen zijn schuld- en schaamtegevoelens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het libido (Freud)?

A

Seksuele energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de erogene zones (Freud)?

A

Het Es richt zich in opeenvolgende leeftijdsfasen op verschillende zones van het lichaam. Zo’n zone wordt dan het centrum van lustgevoelens. Wanneer een fase niet goed verloopt, ondervindt het individu als volwassenen problemen vanuit die fase (fixatie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de orale fase (Freud)?

A
  • 0-1 jaar
  • Es
  • Bevrediging = zuigen & eten
  • Moederfiguur bevredigt de orale behoefte en is eerste liefdesobject
  • Orale fixatie kan ontstaan doordat het kind te vroeg de moederborst onthouden wordt (spenen)
  • Eetstoornissen en rookverslaving zijn orale problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de anale fase (Freud)?

A
  • 1-3 jaar
  • Anus
  • Kind geniet van controle over sluitspier
  • Verlangens kind botsen met ouder (zindelijk worden)
  • Ich –> kind gehoorzaamt en wordt zindelijk
  • Als zindelijkheidstraining op frustrerende wijze verloopt, kan dwangmatig handen wassen en smetvrees een gevolg zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de fallische fase (Freud)?

A
  • 3-6 jaar
  • Genitale gebied
  • Masturbatie
  • Sterk aangetrokken tot ouder andere geslacht en ouder zelfde geslacht is rivaal
  • Spanning leidt bij jongens tot castratieangst = vrees dat vader penis zal afnemen (Oedipuscomplex, wordt pas opgelost als zoon zich met vaderfiguur identificeert)
  • Elektracomplex (meisjes) = gemis penis, jaloers op vader die er wel een heeft (penisnijd)
  • Uber-Ich
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de latentiefase (Freud)?

A
  • 6-12 jaar
  • Onzichtbaar aanwezig/sluimerend
  • Seksuele gevoelens worden onderdrukt, gekanaliseerd
  • Sociaal en cognitief ontwikkelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de genitale fase (Freud)?

A
  • na 12 jaar
  • Lichamelijke veranderingen reactiveert de genitale zone als centrum van erotische genoegens
  • Jongere bereidt zich voor op volwassenheid
  • Libido investeert in seksuele verkenning, kiezen levenspartner en verwekken + grootbrengen nageslacht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wie is de grondlegger van het cognitieve ontwikkelingsmodel?

A

Jean Piaget

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de bouwstenen van intelligentie volgens Piaget?

A

Schema’s of cognitieve structuren. Een schema is een flexibel actie- of gedachtepatroon dat bedoeld is om vat te krijgen op een ervaring. Denken begint met doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is adaptatie (Piaget)?

A

Aanpassing van de omgeving door assimilatie en accommodatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is assimilatie (Piaget)?

A

Het proces waarin nieuwe ervaringen worden geïnterpreteerd op basis van bestaande schema’s. De nieuwe ervaring wordt binnen het beschikbare schema gepast. Voorbeeld karbonade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is accommodatie (Piaget)?

A

Het proces waarin onder invloed van nieuwe ervaringen onze schema’s worden veranderd. Het schema, onze denkwijze, wordt dusdanig aangepast dat de ervaring erin opgenomen kan worden. (karbonade: andere pan pakken).

17
Q

Hoe definieert het behaviorisme leren?

A

Leren is een relatief blijvende gedragsverandering als gevolg van opgedane ervaring.

18
Q

Wat is behaviorisme/leertheorie?

A

Het merendeel van menselijk gedrag, vooral sociaal gedrag, is aangeleerd.

19
Q

Wat is het ‘black-box’-model (leertheorie)?

A

Input en output zijn van belang, maar op wat voor wijze het leerproces binnenin plaatsvindt, zijn niet van belang. Er wordt daarom geen onderscheid gemaakt tussen het leren van dieren, jonge kinderen en volwassenen.

20
Q

Wat zijn de kenmerken van John Watson?

A
  • 1878-1958
  • leertheorie
  • gedragsveranderingen als gevolg van conditionering
  • Pavlov
  • Klassieke conditionering (experiment hond)
  • peuter Albert –> konijn + klap
21
Q

Wat zijn neutrale stimulus, ongeconditioneerde stimulus, ongeconditioneerde respons (Pavlov)?

A

Neutrale stimulus: prikkel die voorafgaand aan het conditioneringsproces geen respons uitlokt.
Ongeconditioneerde stimulus: natuurlijke prikkel.
Ongeconditioneerde respons: natuurlijke reactie die uitgelokt wordt door een natuurlijke prikkel.

Geluid van de bel (neutrale stimulus) werd gecombineerd met het aanbieden van een natuurlijke prikkel (ongeconditioneerde stimulus), wat leidde tot een natuurlijke respons: kwijlen (ongeconditioneerde respons).

22
Q

Wat zijn geconditioneerde stimulus en geconditioneerde respons (Pavlov)?

A

Geconditioneerde stimulus: een aanvankelijk neutrale stimulus die als gevolg van het conditioneringsproces in staat is een respons uit te lokken.

Geconditioneerde respons: reactie die uitgelokt wordt door geconditioneerde stimulus.

Na het vaker gebruiken van de bel bij een hondenbrokje, was het geluid van alleen de bel (geconditioneerde stimulus) genoeg om te kwijlen (geconditioneerde respons).

23
Q

Wat zijn de kenmerken van B.F. Skinner?

A
  • 1904-1990
  • leertheorie
  • Operante conditionering
24
Q

Wat is de operante conditionering (leertheorie)?

A

Stimulus is ondergeschikt. De consequentie van gedrag bepaalt het leerresultaat. Richt zich vooral op operant (willekeurig) gedrag. Punishment/straf zorgt ervoor dat de handeling niet herhaald wordt. Bekrachtiger zorgt ervoor dat de handeling wel herhaald wordt.

25
Q

Wat zijn de kenmerken van de sociale leertheorie?

A
  • Albert Bandura
  • Onderscheid tussen leren mens en dier
  • Mensen zijn cognitieve wezens die kunnen nadenken over mogelijke consequenties van hun gedrag (lange- en kortetermijngevolgen)
  • Modeling/imitatie
26
Q

Wat is modeling/imitatie (sociale leertheorie)?

A

Kinderen kunnen iets leren door het gedrag van een ander waar te nemen, deze gegevens te onthouden en op een later tijdstip uit te voeren. Een beloning is daar niet voor nodig.

27
Q

Wat zijn de belangrijkste leerprincipes?

A

Gewenning, uitdoving, bekrachtiging, straf, bekrachtiging continu of onderbroken, imitatie.

28
Q

Wat is gewenning/habituatie (leerprincipe)?

A

Het afnemen of verdwijnen van een respons als gevolg van het herhaald aanbieden van de stimulus die de respons veroorzaakte. Speelt een belangrijke rol bij het concentratievermogen.

29
Q

Wat is uitdoving/extinctie (leerprincipe)?

A

Aangeleerd gedrag dat niet meer door beloning wordt versterkt, zal uiteindelijk verdwijnen.

30
Q

Wat is bekrachtiging/reinforcer (leerprincipe)?

A

Als onwillekeurig gedrag gevolgd wordt door een aangename consequentie, neemt dit gedrag in frequentie toe.

31
Q

Wat is straf/punishment (leerprincipe)?

A

Een negatieve consequentie die gedrag in frequentie doet afnemen. Straf en beloning kunnen door iemand uitgedeeld worden of slechts toevallig volgen.

32
Q

Wat is bekrachtiging, continu of onderbroken (leerprincipe)?

A

Incidentele bekrachtigers houden ons gedrag het langst in stand. Consequent reageren is dus belangrijk.

33
Q

Wat is imitatie/modeling (leerprincipe)?

A

Of gedrag wel of niet geïmiteerd wordt, hangt af van het geobserveerde gedrag. Als een model voor zijn gedrag beloond wordt, zal het sneller worden overgenomen dan wanneer hij/zij wordt gestraft.