Hoofdstuk 13 Flashcards
Wat zijn signaalkenmerken van het individu (Bronfenbrenner)?
De omgeving is voor elk individu anders, omdat deze zelf specifieke reacties van de omgeving uitlokt. Zo ontstaat een voortdurende wisselwerking.
Wat is een transactioneel proces (Bronfenbrenner)?
Hoe meer mensen verschillen in hun signaalkenmerken, hoe groter de kans dat ze de omgeving verschillend ervaren. Dit is een wisselwerking.
Wat is de kern van de ecologische systeemtheorie van Bronfenbrenner?
Het kind, het individu
Welke invloedssferen met onderlinge wisselwerking liggen rondom het kind (Bronfenbrenner - ecologische systeemtheorie)?
- het microsysteem
- het mesosysteem
- het exosysteem
- het macrosysteem
Wat zijn de kenmerken van het microsysteem (ecologische systeemtheorie)?
- directe omgeving van het kind
- vertrouwde personen
- activiteiten en rollen van het individu
- relaties met genoemde personen
- gezin, woonstraat, school en speelkameraadjes
Wat zijn de kenmerken van het mesosysteem (ecologische systeemtheorie)?
- interacties tussen componenten van het microsysteem
- groot aantal positieve relaties = ondersteunend netwerk
Wat zijn de kenmerken van het exosysteem (ecologische systeemtheorie)?
- indirecte beïnvloeding van het microsysteem
- werksituatie en sociale omgeving ouders
- media
- woonomgeving
Wat zijn de kenmerken van het macrosysteem (ecologische systeemtheorie)?
- normen, waarden en attitudes van de maatschappij
- ingrijpende grootschalige sociaaleconomische, technologische en culturele ontwikkelingen
Uit welke drie aspecten bestaat de invloed van ouders op het kind?
- goedkeuren of corrigeren van gedrag
- modelfunctie en confrontatie met normen en waarden (van de ouders)
- creëren van een opvoedingsomgeving die specifieke ontwikkelingen stimuleert of juist beperkt (tv kijken of boeken lezen)
Wat zijn identificatiemodellen?
het overnemen van iemands gedragingen, opvattingen, normen en interesses. Tot aan de puberteit zijn de ouders de belangrijkste identificatiemodellen.
Welke stadia doorloopt de rol van de ouders in de opvoeding?
- babytijd: lichamelijke verzorging en activeren van de zelfredzaamheid
- peutertijd: grenzen stellen, omgangsregels bijbrengen
- basisschoolperiode: ondersteunen leerproces
- adolescentie: meer op de achtergrond, invloed op toekomstgerichte keuzes
Aan de hand van welke twee dimensies kunnen we opvoedingsstijlen onderscheiden?
Sturing en genegenheid
Wat is de ondersteunende opvoedingsstijl?
sterke genegenheid en optimale sturing. Positieve gezagsuitoefening. Betrekt het kind bij beslissingen. Vrijheid als het kan, sturing als het moet.
Wat houdt de dimensie genegenheid in?
De aard van de ouder-kindrelatie en de wijze waarop de ouder het kind tegemoet treedt.
Wat houdt de dimensie sturing in?
De ruimte die de opvoeder biedt aan de autonomiebehoefte van het kind.