Hoofdstuk 14 Flashcards
Welke twee taken heeft het onderwijs?
- Onderricht van kennis en vaardigheden die fundamenteel zijn voor verdere ontwikkeling, zoals rekenen, lezen en schrijven.
- Vorming in bredere zin: leren samenwerken, respecteren van autoriteiten, omgangsregels aanleren, normen en waarden van de maatschappij overbrengen.
Welke vier kenmerken heeft een effectieve school (Rutter)?
- Nadruk op schoolse prestaties: leerlingen weten wat er van hen verwacht wordt.
- Management in de klas: zaken lopen op rolletjes in ontspannen sfeer, daardoor weinig tijd kwijt aan ordehandhaving. Duidelijke structuur, tijdelijke informatie, waardering voor prestaties.
- Discipline: duidelijke regels en toezicht op naleving hiervan.
- Teamwork en teamgeest: visie en beleidsplan worden uitgedragen door leerkrachten. Zij voelen zich een team en gedragen zich overeenkomstig.
Welke onderwijsstijlen zijn er (Kurt Lewin)?
- Autoritair leiderschap: strikte instructies, orde, gezag, bekritisering, geen uitleg over doel
- Democratisch leiderschap: uitleg over doel, meedenken gewaardeerd, resultaten geprezen
- Laissez-faire leiderschap: weinig interesse, leerlingen hun gang laten gaan
Wat bleek uit het onderzoek naar onderwijsstijlen van Kurt Lewin (1939)?
Het democratisch leiderschap levert kwantitatief minder op dan het autoritaire leiderschap, maar kwalitatief meer. De laissez-faire levert het minst op.
Wat is effectief leerkrachtgedrag?
Dit is vooral afstemming tussen leraar en leerling. De leerstijl is flexibel en speelt in op individuele behoeften. Positieve verwachtingen werken beter dan negatieve. Motivatie en competentie worden gestimuleerd door uitstraling en enthousiasme van de leerkracht. Een goede lesorganisatie is ook belangrijk.
Wat betekent peer?
Kind of jongere - vaak van dezelfde leeftijd en hetzelfde geslacht - met wie een ander kind regelmatig omgaat
Wat is een peer-groep?
Groep peers die onderling regelmatig contact hebben
Waarom gebruiken we peer en niet leeftijdgenoot?
Het meest kenmerkende van de relatie tussen peers is dat zij een gelijkwaardige status hebben. ‘Peer’ betekent gelijke. Peers hoeven ook niet altijd even oud te zijn.
Welke sociale vaardigheden verwerft het kind binnen de peer-groep?
onderhandelen, samenwerken, conflicten oplossen etc.
Welke stappen doorloopt de sociale ontwikkeling van spelactiviteiten?
- Toekijkend of solitair: kind kijkt toe, neemt geen initiatief (jonge peuter)
- parallel: kinderen spelen naast elkaar zonder interactie (peuter en jonge kleuter)
- associatief: kinderen spelen gezamenlijk, maar zonder gezamenlijk doel of taak (oudere kleuters)
- coöperatief: kinderen spelen samen en stemmen activiteiten op elkaar af om een gezamenlijk doel te bereiken (oudere kinderen)
Wat zijn kenmerken van peergroepen met jongens?
Gezamenlijke activiteiten ondernemen, competitie, leiderschap en onderhandelingsvaardigheden.
Wat zijn kenmerken van peergroepen met meisjes?
Kleine groepen, intimiteit en onderlinge verbondenheid.
Is kwaliteit of kwantiteit belangrijker bij peergroepen?
Kwaliteit
Wat zijn kenmerken van mensen die makkelijk vriendschappen aangaan?
Zij communiceren effectiever, kunnen beter conflicten oplossen en zijn meer open naar elkaar toe.
Wat is het verschil tussen de algemene peerrelatie en vriendschap?
Vrienden lossen conflicten soepeler op dan kinderen uit de peergroep en intimiteit speelt een rol.