Hoofdstuk 13: breinbenadering van intelligentie Flashcards

1
Q

Uit welke grote delen bestaan de hersenen?

A
  • frontale kwab
  • pariëtale kwab
  • temporale kwab
  • occipitale kwab
  • cerebellum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke subcorticale gebieden zijn er?

A
  • gyrus cinguli (communicatie in cortex)
  • limbisch systeem (fight-fly-freeze reactie)
    • amygdala
    • hippocampus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de problemen bij technologieën om hersenen te gaan onderzoeken?

A
  • ruimtelijke en temporele resolutie
  • uitmiddelen van signalen omwille van ruis
  • logistische problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de eigenschappen van de frontale kwab?

A
  • werkgeheugen en aandachtscontrole
  • inhibitie van acties
  • links posterieur: gebied van Broca
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de eigenschappen van de pariëtale kwab?

A
  • analyse van tactiele signalen en coördinatie van sensomotorische bewegingen
  • richten van aandacht op sensorische input
  • lokaliseren van objecten en identificeren van beweging
  • ondersteunen werkgeheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de eigenschappen van de temporele kwab?

A
  • horen
  • links posterieur: gebied van Wernicke
    -rechts temporaal: spraak
  • identificatie van visueel materiaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de eigenschappen van de occipitale kwab?

A
  • visuele analyse op laag niveau
  • visuele info doorgestuurd naar temporele kwab voor identificatie objecten
  • visuele identificatie doorgestuurd naar pariëtale kwab voor objectidentificatie en identificatie van beweging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de functies van het limbisch systeem?

A
  • amygdala: emotionele arousal
  • hippocampus: belangrijke rol bij opgeslagen in declaratief geheugen en leren van ruimtelijke indelingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de functie van de gyrus cinguli?

A

circuit samen met frontale systemen -> aandacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke hersengebieden hebben de meeste relaties met g?

A
  • frontale gebied
  • pariëtale gebied
  • gyrus cinguli
    -limbisch systeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn verklaringen voor de inconsistenties bij hersenonderzoek en de relatie met g bij verschillende gebieden?

A
  • statistisch: steekproeven niet groot genoeg
  • hersenen zijn anders georganiseerd over mensen
  • verschillende betekenissen voor g
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt de parieto-frontale integratietheorie in?

A
  • frontale cortex: bij taak blijven
  • pariëtale cortex: integratie sensorische info en tijdelijk opgeslagen info
  • anterieure gyrus cinguli: responsselectie, inschatten gevolgen van beslissingen, moduleren emotionele en niet-emotionele aspecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 2 manieren voor het oplossen van visuele taken zijn er?

A
  1. visuele strategie
    - langere reactietijd bij foute uitspraken
    - correlatie met ruimtelijke IQ
    - activatie in rechter pariëtaal gebied
  2. verbale strategie
    - langere reactietijd bij negatieve uitspraken
    - correlatie met verbaal IQ
    - activatie in linkse posterieure frontaal gebied
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke soorten geheugen zien we bij het langetermijngeheugen?

A
  • episodische geheugen: gebeurtenissen onthouden
  • semantisch geheugen: woordenschat
  • procedureel geheugen: vaardigheden uitvoeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 2 mechanismen zijn er om informatie op te roepen?

A
  1. expliciet
  2. impliciet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe zit informatie in de hersenen bij mannen en vrouwen?

A
  • mannen: informatie meer gelokaliseerd
  • vrouwen: informatie meer verspreid