HIV/AIDS Flashcards

1
Q

HIV =
AIDS =

A

HIV = humaan immunodeficiency virus
AIDS = acquired immunodeficiency syndrome

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Risicogroepen HIV (afhankelijk waar ter wereld) (4)

A

Homoseksuele mannen
Heteroseksuele volwassen en kinderen
Intraveneus drugsgebruikers
Mensen die bloedtransfusie krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Transmissie HIV (3)

A

Onbeschermd seksueel contact
Bloed van geïnfecteerd persoon (bloedtransfusie, drugs, piercings, tatoeages)
Verticale transmissie (MTCT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kenmerken HIV (6)

A

60 keer kleiner dan RBC
Eiwitmantel met erfelijk materiaal
Virus met envelop
ss RNA-virus (twee single strands)
Glycoproteïnen gp120, gp41
Icosahedraal capside

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

HIV-1 veroorzaakt …
HIV-2 is … en vooral voor in …

A

HIV-1 veroorzaakt meeste gevallen
HIV-2 is minder virulent en vooral voor in West-Afrika

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Replicatiecyclus HIV (duurt circa 48 uur) (8)

A
  • Virus particle binds to CD4 and co-receptor CCR5 on T cell.
  • Viral envelopes fuses with cell membrane allowing viral genome to enter the cell.
  • Reverse transcriptase copies viral RNA genomes into double-stranded cDNA.
  • Viral cDNA enters nucleus and is integrated into host DNA (provirus).
  • T-cell activation induces low-level transcription of provirus.
  • RNA transcripts are multiply spliced, allowing translation of early genes.
  • Early genes code for proteins that amplify transcription of viral RNA and transport vRNA to the cytoplasm.
  • Viral RNA and proteins are assembled into virus particles, which bud from the cell.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

HIV replicatiecyclus - aanhechting

A

Virus particle binds to CDC4 and co-receptor on T-cell

HIV-gp120 bindt aan CD4- en co-receptor (CCR5) van gastheercel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

HIV replicatiecyclus - RT, cDNA

A

Virus envelopes fuses with cell membrane (via gp41) allowing viral genome to enter the cell. Reverse transcriptases copies viral RNA genomes into double-stranded cDNA

HIV reverse transcriptase: HIV-RNA wordt afgeschreven naar HIV-cDNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

HIV replicatiecyclus - integratie

A

Viral cDNA enters nucleus and is integrated into host DNA.

Virale cDNA kan worden geïntegreerd in humane DNA.
Neemt eigen enzyme mee: integrase. HIV-cDNA geïntegreerd in DNA van gastheercel = provirus
Eenmaal in DNA blijft het latent aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

HIV replicatiecyclus - assembly and release

A

T-cell activation induces low-level transcription of provirus. RNA transcripts are multiply spliced, allowing translation of early genes. Early genes code for proteins that amplify transcription of viral RNA and transport vRNA to the cytoplasm. Viral RNA and proteins are assembled into virus particles, which bud from the cell

HIV-protease: enzym voor productie functionele proteïnen - infectieus virusdeeltje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Belangrijke factoren HIV replicatiecyclus (5)

A

gp120 = hechting aan gastheercel
gp41 = fusie virus en celmembraan gastheercel
RT = kopieert RNA naar DNA
Integrase = integratie virale DNA in gastheercel DNA
Protease = eiwitcomponenten voor infectieus virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Reservoir =
Slapend reservoir =

A

Reservoir = latent aanwezige cellen, dus inactief
Slapend reservoir = cellen waarin virus enkel als DNA aanwezig is (dit kan ook voorkomen in je T central memory cellen - oorzaak waarom hiv-infectie niet te elimineren is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Activatie gastheercel –> … transcriptiefactor geactiveerd –> …

A

Activatie gastheercel –> NFkB transcriptiefactor geactiveerd –> transcriptie genoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sommigen raken niet geïnfecteerd met HIV door …

A

Gemuteerde CCR5 (chemokine receptor)
Deletie van ongeveer 32 nucleotiden (delta 32 CCR5)
Vorming is dusdanig veranderd dat HIV-1 niet meer kan binden aan de CCR5-receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Infecteert HIV alle cellen?

A

Nee, enkel cellen met CD4-receptor en co-receptor CCR5
Aangeboren cellen zoals fagocyten (macrofagen, DC’s)
Verworven cellen (T-helper en T-geheugen cellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

HIV kan immuuncellen infecteren (3)

A

Macrofagen
DC’s
CD4+ T-cellen (Th en T-geheugen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe reageert het immuunsysteem op HIV-infectie? (3)

A

CD8+ T-cellen (killer T-cellen)
Antilichaam-gemedieerde respons Th2
Th1 immuunrespons

18
Q

Toxoplasmose =

A

Parasiet die moeheid, lusteloosheid en koorts veroorzaakt, bij infectie CNS gevaarlijk.

19
Q

Verloop CD4 en OI’s - wat betekent dit voor medicatie?

A

As CD4 declines, OI’s appear
Dus medicatie richten op CD4 (T-helper cellen) op peil houden

20
Q

Preventie hiv (6)

A
  • Besnijdenis
  • Microbicide
  • Gebruik PrEP en PEP
    Tijdens zwangerschap/geboorte
  • Keizersnee
  • cART blijven nemen
  • Alleen borstvoeding i.c.m. cART inname baby
21
Q

Microbicide =

A

Gel met hiv-transmissie inhiberende componenten
Borstvoeding: hiv-DC’s binding inhiberen
Initial hiv exposure: DC-SIGN bindt hiv

22
Q

Problemen met hiv vaccin ontwikkeling (2)

A

Juiste immuunrespons initiëren (CD8+ cytotoxische T-cel respons)
Antilichamen (Th2) - voorkomen fusie, hoge mutatiesnelheid virus (ontsnapping aan Th2)

23
Q

ELISA = … + werking (7)

A

Enzyme Linked Immuno Sorbent Assay
- Antigenen in beker, bloedplasma erbij
- Als er hiv-antilichamen in plasma zitten binden ze aan antigenen
- Wash-out beker, add another solution met enzymen
- Hiv-antilichamen binden aan enzymen
- Wash-out, binding blijft over
- Add solution voor kleuring
- Kleuring alleen bij hiv-antilichamen

24
Q

ELISA - …
PCR - …

A

ELISA - antilichaam detectie
PCR - pathogeenproduct detectie

25
Q

PCR = … + (3)

A

Polymerase Chain Reaction
- RNA/DNA amplificatie
- Detecteert RNA van virus (viral load), zeer gevoelig
- Vroegdiagnostiek/acute fase wel mogelijk

26
Q

PCR-RNA - …
PCR-DNA - …

A

PCR-RNA - detecteert hiv via bloed
PCR-DNA - detecteert hiv in pasgeborenen bij hiv-moeder

27
Q

Voordelen early test and treat HIV (3)

A
  • Voorkomen vorming hiv-Tcm cellen reservoir
  • Hiv-transmissie in acute fase voorkomen
  • Minder comorbiditeit
28
Q

cART werking

A

Laag houden viral load, hoog houden CD4

29
Q

Algemene werking ART

A

Virussen gebruiken biosynthese gastheercel - ART zijn virusspecifieke enzymen/proteïnen die rol spelen in infectie/replicatie

30
Q

Selectieve toxiciteit (3)

A
  • Werking specifiek pathogeen
  • Geen bijwerkingen op humane cellen
  • Geen/weinig verstoring van de normale flora
31
Q

Anti-hiv middelen (6)

A
  • NRTI
  • NNRTI
  • PI
  • FI
  • INI
  • CCR5 antagonist
32
Q

NRTI (1985) werking + AZT werking

A

Preventie RT door verlenging viral/host DNA-keten te stoppen

AZT (kankermedicijn) lijkt erg op T-bouwsteen DNA
- Wordt opgenomen in DNA-keten
- Stopt verdere verlenging
- Hiv levenscyclus verstoord

33
Q

Voorbeelden NRTI (2)

A

Zidovudine, lamivudine

34
Q

NNRTI (1996) werking

A

Preventie RT door terminatie DNA-keten vorming, al voor keten is gestart

35
Q

Voorbeeld NNRTI (2)

A

Nevirapine, delavirdine

36
Q

PI (1990) werking

A

Proteolytic cleavage van precursor proteinen inhibitie - geen infectieuze virusdeeltjes

37
Q

Voorbeelden PI (3)

A

Indinavir, ritonavir, saquinavir

38
Q

Meest effectief?

A

Zidovudine (NRTI) i.c.m. lamivudine (NRTI) en nevirapine (NNRTI)

39
Q

Voorbeeld CCR5 antagonist (1)

A

Maraviroc

40
Q

Voorbeeld FI (1)

A

Enfuvirtide

41
Q

Voorbeeld INI (4)

A

Bictegravir, dolutegravir, elvitegravir, raltegravir

42
Q

Sinds 2015 in NL cART met

A

2 NRTI + 1 INI