HC7. Optimaal welbevinden en lifespan ontwikkeling Flashcards

1
Q

Motivatie

A

Psychological processes that cause the arousal, direction and persistence of coluntary actions that are goal directed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Drie psychologische basisbehoeften

A
  • competence
  • autonomy
  • relatedness
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Intrinsieke motivatie

A

Van binnen -> we nemen deel aan een activiteit omwille van de activiteit, ongeacht de externe beloning
- autonomy
- learning
- beloning
- mastery
- curiostiy
- meaning
- love

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Extrinsieke motivatie

A

Van buiten -> we handelen om een externe belonging te krijgen
- badges
- competition
- fear of failure
- fear of punishment
- gold stars
- money
- points
- rewards

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Motivatie in de kindertijd en adolescentie

A
  • motivatie om oninteressante activiteiten te doen
  • ouders spelen een belangrijke rol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Motivatie in onderwijs

A

Wat is een bedreiging voor motivatie?
- dreigen met negatieve consequenties
- surveilleren
- evaluatie van prestatie
- deadlines
Vergoot autonomie en competentie om motivatie te stimuleren (intrinsiek)
- geef opties
- studenten: neem de cotrole over eigen leerproces
- vermijd over-controle
- geed een rationale voor oefening
- positieve en specifieke feedback

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kern assumptie positieve psychologie

A

Mensen hebben het potentieel om hoge niveaus van competentie, passie, en welbevinden te behalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is wijsheid

A

Socrates: de ethische persoon draagt bij aan welbevinden van anderen
The wise guy uit de Bijbel
- het definiëren van wijsheid is te moeilijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Clayton over wijsheid

A

Wijsheid is een ontwikkelingsproces, niet zozeer een accumulatie van informatie of meingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Labouvie-Vief over wijsheid

A

Wijsheid omvat een dialectische integratie van logos en mythos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Logos

A

Kennis vervorven door gebruik van analytische, propositionele, en formele structuren van logica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Mythos

A

Kennis verworven door taal, verhalen en dialoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kramer over wijsheid

A

Combineert openheid voor ervaringen met capaciteit om te reflecteren op en weorstelen met moeilijke existeniele levenskwestes
- vinden van betekenis in positieve en negatieve levenservaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Winke en Helson over wijsheid

A

Kijken naar praktische wijsheid en transcendente wijsheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Praktische wijsheid

A

Goede itnerpersoonlijke vaardigheden, helderheid van denken, tolerantie en generativiteit
- geassocieer met sociaal initiatief en leiderschap, empathie en generativiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Transcedente wijsheid

A

Complexiteit van menselijke ervaring, overstijgen van persoonlijke aspecten van menselijke ervering
- geassocieerd met openheid voor ervaringen, intuïtie en creativiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is wijsheid niet?

A
  • wijsheid komt niet automatisch met leeftijd
  • is meer dan alleen IQ
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Is wijsheid gerelateerd aan welbevinden?

A

Ja -> wijsheid is een betere voorspeller voor levenstevredenheid dan obejctieve factoren zoals fysieke gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom is wijsheid gerelateerd aan welbevinden?

A
  • Verhoogd streven naar het goede leven
  • Grotere voorkeur voor persoonlijke groei en zelf-actualisatie
  • Minder zelf-gerichte plezierige gevoelens, meer proces-georiënteerde en omgevingsgerichte emoties (interesse, inspiratie)
  • Voorkeur voor waarden gericht op groei, inzicht, sociale betrokkenheid, welbevinden van vrienden (vs. plezier en comfortabel leven)
  • Voorjeur voor cooperatieve conflict-management stijlen (winst voor beiden, niet winst ten koste van ander)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Existentialisme ieeën

A
  • maatschappij is oppervlakkig met een beperkt bewustzijn (ontkenning van bepaalde aspected van menselijk ervaring)
    –> focus op eerlijke bewustzijn: kan leiden tot angst
    –> als vermeden: niet authentiek leven
  • we moeten niet proberen te ontsnappen aan de volledige omvang met menselijke ervaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Rollo May
- existentialistische denker

A

Bekritiseert huidige maatschapij: worden geconfronteerd met unieke angsten en zijn vatbaar voor gevoel van machteloosheid; moeten omgaan met erosie van religeuze waarden
- consequentie: verlies van echte emotionele reacties op onze ervaringen
- oplossing: leren omgaan met tegenstelling in leven
- optimaal welbevinden: integratie van alle aspecten van persoonlijkheid gebaseert op een bereidheid om jezelf open te stellen voor alle aspecten van het leven en een identiteit te vormen
- uitkomst: betekenis, niet geluk of zelfvertrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Victor Frankl
- existentialistisch denker

A
  • jonge psychiater gevangen in concentratiekamp
  • zoektocht naar betekenis in leven je primaire drive
  • is meer dan vinden van een confortabel belief systeem
  • er is neit iets zoals een ‘juiste’ of beste betekenis die iemand aan het leven kan geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Positieve psychologie 2.0
- existentialistisch

A
  • respons op focus op hedonisme
  • sual-system model van welbevinden
  • tragisch optimisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Dual-system model van welbevinden

A

Positive: good living conditions, health, attitudes and resources lead to self-determination, congruent coping and flexibitlity. -> well-being actualization, virtue, benefits to society
Negative: bad living conditions, health, attitudes and resources lead to acceptance, endurance, transcendendce. -> wisdom, humility growth, maturity patentce

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Tragisch optimisme

A

Optimistisch blijven, maar tegelijkertijd onvermijdelijke pijn in leven toestaan

26
Q

Walt Whitman
- authenticiteit

A

Whatever satisfies the soul is truth

27
Q

Frederick Douglas
- authenticiteit

A

I prefer to be true to myself, even at the hazard of incurring the ridicule of others, rather than to be false, and to incur my own abhorrence
= eerlijke presentatie van jezelf aan anderen
= innerlijke psychologisch proces gerelateerd aan persoonlijke groei

28
Q

Innerlijke psychologisch proces gerelateerd aan persoonlijke groei

A

Vermogen om je eigen psychologische ervaringen te herkennen en hier verantwoordelijkheid voor te nemen
- bewustzijn (kennis over motiveren)
- unbiased processing (jezelf zien zonder bias)
- gedrag (handel overeenkomstig met je waarden)
- relationele oriëntatie (streef naar eerlijkheid, betrouwbaarheid in relaties)

29
Q

Zelf-determinatie theorie

A

Ware zelf wordt bereikt door activiteiten die 3 basisbehoeften stimuleren
- competence
- autonomie
- relatedness
–> nastreven van doelen die meer betekenisvol, meer geintegreerd zijn met ware zelf en meer autonoom zijn -> verhoogt welbevinden

30
Q

Competence

A

Behoefte om effectief te zijn in omgaan met omgeving

31
Q

Autonomie

A

Behoefte om richting van leven te controleren

32
Q

Relatedness

A

Behoefte om intime, liefhebbende relaties te hebben

33
Q

Zelf-actualiserende neiging
- Carl Rogers (fully functioning person)

A

We hebben een aangeboren behoefte om ons potentieel te onwikkelen
- in juiste omstandigheden zullen we potentieel proberen te bereiken
- vaak verliezen we connectie met aangeboren impulsen voor conditionele acceptatie van anderen

34
Q

Criteria voor fully functioning person

A
  • openheid voor ervaring
  • existentieel leven: voorkeur voor leven in het moment
  • vertrouwen in eigen organismic ervaringen: in instincten en intuïtie
    –> resulteert in een gevoel van vrijheid en verhoogde creativiteit
35
Q

Self-conconrdance

A

Hoge congruentie tussen iemands persoonlijkheid en doelen
- hoge score hebben het gevoel doelen na te streven, omdat doelen passen bij interesses
- goede fit tussen waardes en doelen is gerelateerd aan hoger welbevinden

36
Q

Zelf-actualisatie

A

Volledig gebruik van exploitatie van talenten, capaciteiten en potentiëlen
- niet een staat, maar voortdurend proces
- na enige levenservaring
1% van de US volwassenen populatie
- Maslow’s hierarchie

37
Q

Maslow’s heirarchie van behoeften

A

Driehoek van onder naar boven:
- Physiologische needs
- veiligheid
- liefde
- esteem
- zelf-actualisatie

38
Q

Zelf actualiserende mensen:

A
  • worden meer gedreven door being-behoeften dan door deficiency-behoeften
  • bereidheid om veiligheid op te even voor mogelijke groei die kan ontstaan door omarmen van nieuwe uitdaging
39
Q

Modellen van levensloopontwikkeling

A
  1. Stage (fase) of groei-modellen
  2. lifespan modellen
  3. life-course modellen
40
Q

Stage (fase) of groei-modellen
- Erikson’s 8 fases van psychosociale ontwikkeling

A
  • elke fase bevat een crisis die behaald moet worden
  • succesvolle oplossing –> ontwikkeling van een specifieke deugd
41
Q

Lifespan modellen
- continu process van aanpassing

A

Positive youth development
- eerdere conceptualisatie: storm en stress
- huidige conceptualisatie: psitive youth development (Lerner): een proces dat de 5 C’s bevodert (competence, confidence, connection, character, caring/compassion)
–> jeugd heeft middelen ontwikkeld en gevoel kunnen worden
–> ze hebben positieve karaktertrekken die hen helpen te floreren

42
Q

Life-course modellen (levensfases met specifieke rolvereisten)

A

Dual-process mode Brandstätter
- Normatieve levensgebeurtenissen
- Niet-normatieve levensgebeurtenissen

43
Q

Normatieve levensgebeurtenissen

A

Leeftijdsbepaald: gelijk voor mensen in specifieke leeftijdsgroep. Start werken huwelijk en ouderschap bijv.
- aanpassing leidt tot assimilatie: geen grote aanpassing nodig in doelen, assumpties of identiteit

44
Q

Niet-normatieve gebeurtenissen

A

Ongebruikelijke gebeurtenissen die grote impact hebben. Ziekte, financiele crisis, ongelijkheid etc.
- aanpassing leidt tot accomodatie: vereist dat we doelen, assumpties of identieit veranderen

45
Q

3 routes naar positieve ontwikkeling
- Ryffs

A

Achievers: competent en generatief, geïntefreerde identiteit
Conversers: competent, maar conventioneel (minder open), comfortabel met identiteit
Seekers: open, hoog op wijsheid, niet geaccepteerde conventionele identieti
- depleted: onopgeloste emotionele moeilijkheden

46
Q

Affect optimisatie

A

De neiging om positeve emoties te maximaliseren en negatieve emoties te minimaliseren

47
Q

Affect complexiteit

A

Positieve en negatieve emoties in cognitief-emotionele schema’s schillen, die flexibel en geïntegreerd zijn

48
Q

Verschillende emotieregulatiestijlen

A
  • Self-protective
  • integrated
  • dysregulated
  • complex
49
Q

Self-protective emotieregulatie

A

Positieve emoties en lage emotionele complexiteit: verdediginsmechanisme

50
Q

Integrated emotieregulatie

A

Veel positieve emoties en hoge emotionele complexiteit

51
Q

Dysregulated emotieregulatie

A

Weinig positieve emoties en weinig emotionele complexiteit

52
Q

Complexe emotieregulatie

A

Gemiddelde positieve emoties en hoge emotionele complexiteit

53
Q

Resilience

A

Veerkracht –> succesvol omgaan met tegenslag
- benefit finding
- post-traumatische groei

54
Q

Benefit finding

A

Veel voorkomende, maar mogelijk tijdelijke aanpassing aan tegenslag

55
Q

Post-traumatische groei

A

Significante verandering in levensdoelen, gevoel van identiteit en levensverhaal (life narrative)

56
Q

Resilience in kinderen

A

Assumptie: slechte familieomgeving leidt tot maladaptieve persoonlijkheidsontwikkeling in volwassenheid
- slechte omgeving =/= psychologische problemen
- leren aanpassen

57
Q

Resilience kenmerken binnen kind

A
  • emotioneel loskomen van ouder en surrogaat zorgzame ouder zoeken
  • goede sociale en communicatieve vaardigheden en min. 1 vriend
  • creatieve uilaatklep
  • optimistische, interne locus van controle
  • religieuze overtuigingen die betekenis geven
58
Q

Kenmerken resilience jongens

A
  • huishouden met duidelijke structuren en regels
  • mannelijke rolmodel
  • stimulering van emotionele expressie
59
Q

Kenmerken resilience meisjes

A
  • huidhouden dat risico nemen en onafhankelijkheid benadrukt
  • betrouwbare steun van oudere vrouw
  • moeder die een stabiele baan heeft
60
Q

Resilience in volwassenheid

A

Hoe worden volwassenen veerkrachtig en hoe kunnen ze post-traumatische groei stimuleren?
- hardiness
- sense of coherence model (veerkracht en gezondheid)

61
Q

Sense of coherence model
- Antonovsky

A

Unieke set van persoonlijkheidstrekken die een levensoriëntatie creëren die mensen in staat stelt om levensstressoren op een positieve en adaptieve manier te interpreteren
- comprehensible (structured, predictable en explainable)
- manageable (resources are available)
- meaningful (fits with sense of self)