HC5 Bepaling van de betrouwbaarheid in de praktijk Flashcards

1
Q

Test-hertest methode

A

Bij twee onafhankelijke replicaties (zelfde test onder exact dezelfde condities voorgelegd) geldt:
- RXX = rX1X2
- onafhankelijke replicaties bijna altijd onmogelijk bij psychologische tests
- als de test niet onder exact dezelfde condities is afgenomen dan rX1X2 te hoge of te lage schtter voor de betrouwbaarheid
–> heel slecht, beter niet gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Schattingmethoden voor benaderen betrouwbaarheid

A
  • test-hertest methode
  • parallelvorm methode
  • interne-consistentie methode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Parallelle vorm methode

A

Test 1 en test 2 zijn parallel als Ti1 en Ti2 gelijk zijn en VarE1 en VarE2 gelijk zijn
–> RXX en rX1X2 zijn dan gelijk
–> Dit is moeilijk te doen, kijk bij de problemen (er is dus een alternatieve manier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Problemen met parallelle vorm methode

A
  1. moeilijk om parallelle tests te construeren
  2. empirisch niet na te gaan of geldt dat Ti1 = Ti2
    –> gebruik dus de alternatieve manier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kijken of tests parallel zijn
- alternatieve manier

A
  1. gem1 = gem2
  2. VarX1 = VarX2
  3. rX1Y = rX2Y
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Interne consistentie methodes

A

Schatten de betrouwbaarheid van een test aan de hand van slechts 1 testafname
- gaan uit van het idee dat alle testonderdelen hetzelfde meten
- testonderdeel kan gaan om testhelften maar ook om alle individuele items
- kijken naar mate van onderlinge samenhang tussen testonderdelen: de interne consistentie van de test
- achterliggend idee: samenhang tussen testonderdelen geeft zich op de betrouwbaarheid van de test als geheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

4 IC methodes

A
  • split-half methode
  • ruwe chronbachs alfa
  • gestandaardiseerde alfa
  • KR-20
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Splitsing methode

A
  1. deel de test in twee helften met gelijk aantal items, en bereken voor beide helften de testscore
  2. bereken rX1X2 = rhh (schat betrouwbaarheid van een halve test met parallelle-vorm
  3. correctie met de splithalf Spearman-Brown
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Splithalf Spearman-Brown formule

A

RXX = 2rhh / (1 + rhh)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Problemen bij Splitsing methode

A
  • items moeten parallel zijn
  • splitsen op welke manier –> steeds andere uitkomsten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cronbachs alfa

A

k/k-1 x (som buitendiagonaal)/(som hele matrix)
–> variantie-covariantiematrix
- alfa geeft gemiddelde plsitsingsbetrouwbaarheid van alle mogelijke splitsingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

k

A

aantal vragen die we hebben
–> aantal items

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gestandaardiseerde Cronbachs alfa

A
  • ruwe alfa kijkt naar samenhang van ruwe itemscore
  • soms wil je liever met gestandaardiseerde itemscores werken
    –> ruwe alfa voor gestandaardiseerde items
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Formule Gestandaardiseerde Cronbachs alfa

A

RXX = kgemrii/ (1 + (k-1)gemrii)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gem rii

A

Alles correlaties optellen behalve de 1tjes en delen door het totaal
- dus niet de 1tjes meetellen
somrii/k(k-1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kuder-Richardson 20 –> KR-20

A

KR20 is een betrouwbaarheidscoëfficiënt voor dichotome alfa
RXX = k/k-1 x (1 - sompq/VarX)
- waarde is altijd gelijk aan die van ruwe alfa
–> berekening is alleen makkelijker

17
Q

Dimensionaliteit van de test bij IC methoden

A
  • IC methoden gaan er van uit dat items exact dezelfde psychologische eigenschap meten: unidimensionaliteit
  • unidimensionaliteit = redelijk beeld betrouwbaarheid
  • multidimensioneel = sterke onderschatting
18
Q

Nauwkeurigheid van metingen

A

T^ = Xest: geschatte betrouwbare score
95% interval T –> T^ +/- 1.96 x SE

19
Q

Vergelijken van testscores

A
  • SE voor iedereen gelijk
  • als betrouwbaarheidsintervallen niet overlappen is er significant verschil
  • grote betrouwbaarheidsintervallen zijn onnauwkeurige metingen
  • items toevoegen maakt test betrouwbaarder