Extra informatie werkgroepen Flashcards

1
Q

p-waarde

A

De proportie respondenten met score 1 op een dichotoom item. Ook wel de proportie respondenten dat een item goed heeft beantwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Variantie-covariantie matrix

A

Variantie op de gelijke delen (diagonaal)
Covariantie op de buitendiagonale delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Correlatie matrix

A

Correlaties tussen elke items weergegeven
Diagonaal is altijd 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Covariantie en variantie in woorden

A

Zowel een covariantie als correlatie drukt lineaire samenhang uit tussen twee variabelen. De correlatie is gestandaardiseerd, waardoor zowel de grootte als teken van de samenhang interpreteerbaar zijn. Bij de covariantie mag je alleen het teken interpreteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

a-waarde

A

Proportie respondenten dat koos voor een bepaald onjuist antwoord
–> alle a-waardes van een vraag bij elkaar is de q-waarde –> 1-p

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Variantie van een itemscore gebaseerd op dichotome waarden
!!!! niet in de colleges behandeld

A

p x q
–> p is ook de gemiddelde itemscore

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer is een dichotoom item slecht

A
  • kans op goed op of onder de gokkans ligt
  • de verschillende onjuiste antwoorden niet even vaak gekozen
  • iedereen heeft hem goed of fout
    –> p-waarde altijd hoger dan a (alle a van gelijke grootte)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Genormaliseerde z-score vinden in die online tabel

A

Kijk bij precentielrank –> voeg de 2 z-scores bij elkaar toe
- voor percentielrank 2.5 heb je -1.9 en 0.06, dus -1.96 (dit is ook logisch want 2.5 is van het 95% betrouwbaarheidsinterval dus 2.5 aan beide kanten en daar is het -1.96 en 1.96 –> heb je dus een percentielrank van 97.5, heb je een z-score van 1.96)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Overzicht van stanines

A

Vergelijk sd-waardes of z-waarde
- stan 1 = <-1.75
- stan 2 = -1.75 tot -1.25
- stan 3 = -1.25 tot -0.75
- stan 4 = -0.75 tot -0.25
- stan 5 = -0.25 tot 0.25
- stan 6 = 0.25 tot 0.75
- stan 7 = 0.75 tot 1.25
- stan 8 = 1.25 tot 1.75
- stan 9 = >1.75

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Betrouwbaarheid

A
  • betrouwbaarheid is de herhaalbaarheid van metingen onder dezelfde omstandigheden
  • betrouwbaarheid is de mate waarin een meting vrij is van meetfout
  • de testscore (X) bestaat uit een deel ware score (T) en een deel meetfout (E)
  • X = T + E
  • de test heeft een maximale betrouwbaarheid als er geen meetfout is –> X = T
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar verwijst een meetfout naar

A
  • meetfout is het niet-systematische deel van een testscore
  • niet systematisch, dus gebaseerd op toeval
  • meetfout is anderes bij elke meting, in tegenstelling tot de stabiele ware score
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar verwijst standaardmeertfout naar

A
  • de gemiddelde meetfout van een test is 0 omdat de meetfouten tegen elkaar wegstrepen
  • andere maat nodig om de hoeveelheid meetfout in een steekproef weer te geven
  • standaardmeetfout test is de standaard deviatie van de meetfouten in een steekproef
  • standaardmeetfout persoon is de standaard deviatie van de meetfouten van een persoon
  • we nemen aan dat deze twee standaardmeetfouten hetzelfde zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Formule standaard meetfout

A

SE = SX x wortel(1-RXX)
SE = wortel(SE^2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat bekijkt chronbachs alfa

A

Meten de items onderling het zelfde construct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Unidimensionaliteit

A
  • de test meet één construct
  • alle items meten hetzelfde construct
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Positive manifold

A

Positieve correlatie tussen alle itemscores
–> verwachting bij een correlatiematric in een unidimensionele test

17
Q

P en q waardes berekenen

A

Als er wordt gevraagd de p en q waardes te berekenen doe dat dan van de items niet per persoon

18
Q

Welke informatie geeft de multitrek multimethode matrix

A
  • op de hoofdiagonaal de betrouwbaarheid van iedere test
  • op de nevendiagonaal de convergente validiteit van de test
  • op de buitendiagonaal de correlaties tussen de test: disriminante validiteit
19
Q

Taylor-Russel tabel

A

Verticaal staat de validiteit en horizontaal staat de slectieratio –> dus alle mensen die zijn toegelaten uit het totaal
- bij de kruising van beide vind je de proportie mensen die geschikt zijn