HC.4 - celorganellen en eiwitsortering Flashcards

1
Q

Welke drie transportmechanismen heeft een cel?

A
  • Selectief transport
  • Porie eiwitten (translocator)
  • Transportblaasjes (vesicles)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een nuclear location signal? (NLS)

A

Signaal dat ervoor zorgt dat het eiwit herkend kan worden, zodat het de kern in kan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een ‘signal patch’?

A

Regio’s op een ongevouwen eiwit die in een gevouwen structuur een signal patch vormen, en daarmee de NLS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een nucleopore (kernporie)?

A

Een zeer complexe structuur van een aantal fibrillen en eiwitten in het kernmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschrijf in 3 stappen het transport van eiwitten de celkern in

A
  1. Een eiwit wordt door zijn NLS herkend door een nuclear import receptor (importin)
  2. De importfactor bindt aan het eiwit dat naar binnen moet
  3. Eiwit wordt langzaam door eiwitten door de kern geduwd
    (en de importfactor wordt na transport terug getransporteerd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf het transport van eiwitten de kern uit

A
  1. Een eiwit met een nuclear export signal wordt herkend door een exportin.
  2. Exportin bindt aan het eiwit
  3. Exportin transporteert met eiwit de cel uit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke energiecomponent is betrokken bij export en import van moleculen de kern uit en in

A

Ran-GTP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke mutatie blokkeert nucleair transport?

A

SRY mutaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf activering via steroïde hormonen

A
  1. Steroïd hormoon gaat door het plasmamembraan de cel in
  2. Steroïd hormoon bindt aan een inactieve receptor met een NLS
  3. Door binding van het steroïd hormoon vindt een conformationele verandering plaats waardoor het NLS zichtbaar wordt
  4. Hormoon-receptorcomplex gaat via een kernporie de nucleus in
  5. In de nucleus kan vervolgens de receptor binden aan het DNA om transcriptie te activeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de functie van cristae in het mitochondrium?

A

oppervlaktevergroting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beschrijf hoe eiwitten een mitochondrium in transporteren.

A
  1. de eiwitten die naar het mitochondrium gaan hebben een signaalpeptide
  2. dat signaalpeptide wordt herkend door een receptor in het buitenmembraan van het mitochondrium
  3. de receptor brengt het eiwit naar een translocator in het membraan
  4. het eiwit ontvouwt tijdens de translocatie en wordt door een soort kanaaltje (de translocator) getrokken
  5. eenmaal op bestemming in het mitochondrium (transmembraan, matrix, intermembraan) krijgt het eiwit de oude conformatie weer terug
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de functie van een stoptransfer-sequentie? (mitochondrium)

A

Een stoptransfer-sequentie zorgt ervoor dat de translocatie van een eiwit het mitochondrium in tijdelijk stopt. Hierdoor kunnen membraaneiwitten en transmembraaneiwitten gevormd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoem de vijf kenmerken van import door translocators in mitochondriën

A
  • na synthese
  • signaalpeptide wordt herkend door receptor
  • receptor
  • translocator
  • ontvouwing van eiwit tijdens transport
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat ontbreekt er in eiwitten die een functie hebben in het cytosol?

A

Een signaalpeptide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beschrijf in een aantal stappen hoe eiwitten naar het ER gaan

A
  1. Tijdens de synthese van het eiwit wordt er een signaalpeptide gemaakt.
  2. Deze signaalpeptide wordt herkend door een signaal recognition particle (SRP)
  3. Binding van SRP aan het complex van ribosoom en RNA met signaalpeptide, leidt tot een pauze van de translatie
  4. Onder aanvoer van SRP dockt het gehele complex op een SRP receptor van het ER
  5. SRP en de receptor ontkoppelen, terwijl ribosoom gebonden blijft aan de eiwit translocator
  6. De translatie gaat verder en tijdens synthese wordt het eiwit getransloceerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waardoor kan een eiwit in het ER-membraan blijven steken?

A

Door een stop-transfer sequence blijft het eiwit op die plek in het membraan steken, maar wordt de rest van het eiwit wel afgemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de functie van glycosylering van eiwitten in het ER?

A

Bescherming van het eiwit tegen proteasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Benoem 5 kenmerken van import door translocators het ER in

A
  • tijdens synthese (translatie)
  • signaalpeptide (start-transfer sequence/stop-transfer sequence)
  • receptor (SRP en SRP receptor)
  • translocator
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de 2 belangrijkste functie van het Golgi Apparatus

A
  • post-translationele modificatie
  • eiwitsortering en verzending
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Beschrijf globaal de opbouw van het Golgi apparatus

A

Het golgi apparaat bestaat uit een aantal cisterna. De cis-fase is de kant van de celkern. De transfase is de kant van de buitenkant van de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe vindt transport tussen cisterna van het golgi plaats?

A

Via blaasjes. Bolletjes worden afgesnoerd van donorcompartiment en vervolgens getransporteerd naar het doelcompartiment waarmee het fuseert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke coating hebben blaasjes die naar het ER gaan?

A

COPII

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke coating hebben blaasjes die naar het golgi-apparaat begin/midden gaan?

A

COPI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke coating hebben blaasjes van en naar het trans-golgi-netwerk?

A

Clathrine coating

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de functie van clathrines?

A

clathrines binden aan receptoren en aan elkaar om uiteindelijk een afsnoering bolletje te vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Beschrijf het proces van docking van blaasjes op het target-membraan

A
  1. Rab-GTP wordt herkend door een tethering protein op het target membraan (tethering)
  2. Het tethering protein verandert van vorm, waardoor de v-SNARE van het blaasje de t-SNARE nadert.
  3. De v-SNARE en t-SNARE herkennen elkaar en binden, waarbij ze om elkaar heen draaien, waardoor de membranen heel dicht bij elkaar komen (docking)
  4. Doordat de celmembranen zo dicht bij elkaar komen, fuseert het blaasje met het target membraan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke processen vinden plaats in het cis Golgi netwerk?

A

fosforylering van oligosachariden op lysosomale eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Benoem 2 pathways van secretie van eiwitten via RER-golgi

A

Constitutieve secretie en geïnduceerde secretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is constitutieve secretie

A

Continue secretie van eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is geïnduceerde secretie?

A

Gereguleerde secretie van eiwitten, wanneer dit nodig is. Tot die tijd wachten de eiwitten in een soort blaasje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Benoem de 2 hoofdmanieren van eiwitafbraak in een cel

A
  1. proteasomen
  2. lysosomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn de twee functies van ubiquitine?

A
  • kwaliteitscontrole van eiwitten in het ER
  • additie aan verkeerd gevormde of defecte eiwitten, wat leidt tot afbraak door proteasomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welk molecuul krijgen eiwitten gebonden die naar een lysosoom moeten gaan?

A

mannose 6-fosfaat

34
Q

Wat is een lysosomale stapelingsziekte?

A

Ziekte waarbij één bepaald enzym van het lysosoom ontbreekt, waardoor de producten die door dat enzym afgebroken moeten worden zich ophopen in het lysosoom

35
Q

Benoem de drie routen van eiwitafbraak door lysosomen

A
  • fagocytose
  • endocytose
  • autofagie
36
Q

Wat is fagocytose?

A

Opnemen van grote stoffen door een cel door vorming van een fagosoom (opname van grote structuren, bacteriën, dode cellen)

37
Q

Wat is endocytose?

A

Opname van kleinere hoeveelheden door het vormen van een endosoom

38
Q

Welke vormen van endocytose bestaan er en hoe werken deze?

A
  • pinocytose (niet-selectief opnemen van vloeistof met daarin opgeloste stoffen)
  • receptor-mediated endocytose (selectieve opnamen van macromoleculen via receptoren)
39
Q

Hoe werkt receptor-mediated endocytose?

A

Een bepaald molecuul bindt aan een receptor op het plasmamembraan. Zodra die binding plaatsvindt, clusteren receptoren, wat wordt herkend door eiwitten. Hierop wordt een coated vescile gevormd met een bepaald label, dat ervoor zorgt dat de opgenomen stoffen in het juiste endosoom terechtkomen

40
Q

Wat is autofagie?

A

recycling van cel materiaal door een vesicle te vormen (ER) rondom bijvoorbeeld organellen

41
Q

Is een signaalpeptide N-terminaal of C-terminaal?

A

Altijd N-terminaal

42
Q

Wat zijn peroxisomen

A

kleine organellen die enzymen bevatten die vetten afbreken en toxische moleculen vernietigen, door waterstofperoxide te produceren

43
Q

Waaruit bestaat het endomembrane systeem?

A

het ER, Golgi apparaat, peroxisomen, endosomen en lysosomen

44
Q

Wat is eiwitsortering?

A

Eiwitsortering is het proces van selecteren en distribueren van eiwitten

45
Q

Welke delen van de cel krijgen eiwitten direct vanuit het cytosol?

A

Mitochondriën, chloroplasten, peroxisomen en de binnenzijde van de nucleus

46
Q

Welke delen van de cel krijgen eiwitten indirect via het ER?

A

Golgi-apparaat, lysosomen, endosomen en het nucleaire binnenmembraan, peroxisomen

47
Q

Welke eiwitten helpen met de vouwing van eiwitten?

A

chaperone eiwitten

48
Q

Hoe werken chaperone eiwitten?

A

de vouwing van een eiwit ligt al vast in de aminozuurvolgorde. Het enige wat chaperone eiwitten doen, is het creëren van een soort ruimte waarin die eiwitvouwing makkelijker gaat.

49
Q

Welke twee typen eiwitten worden vanuit het cytosol naar het ER getransporteerd?

A
  • in water-oplosbare eiwitten
  • prospectieve transmembrane eiwitten
50
Q

Wat is de destinatie van in water-oplosbare eiwitten?

A

secretie, lumen van een organel of endomembrane systemen

51
Q

Wat is de destinatie van prospectieve transmembrane eiwitten?

A

membraan van een organel of plasmamembraan

52
Q

Wat is het gunstige aan translocatie tijdens de eiwitsynthese?

A

Het transport kost geen extra energie

53
Q

Wat voor signaal bevatten eiwitten die het ER binnengaan?

A

Een ER signaalpeptide

54
Q

Wat is de functie van een signaalpeptidase?

A

Een signaalpeptidase knipt een signaalpeptide van een eiwit af

55
Q

Hoe wordt een multipass eiwit gevormd?

A

Een start-transfer sequence midden in een polypeptide wordt herkend door een SRP. Hierna begint translocatie totdat er even verder in de peptideketen een stop-transfer sequence zich in het membraan bevindt. De eiwitsynthese van de rest van het eiwit wordt afgemaakt, zonder verdere translocatie

56
Q

Wat is van essentieel belang voor het optimaal functioneren van blaasjes transport?

A
  • Er moeten alleen eiwitten worden meegenomen die behoren te gaan naar de bestemming van het transportblaasje
  • Transportblaasjes moeten alleen fuseren met het juiste target membraan –> elk organel moet eigen identiteit behouden: de eigen, kenmerkende, compositie van proteïnen en vetten
57
Q

Wat is de functie van de coat van blaasjes

A
  • het helpt het membraan tot een blaasje te vormen
  • het vangt/legt vast de moleculen voor transport
58
Q

Wat is de functie van dynamin?

A

Dynamin is een GTP-bindend eiwit die een ring vormt rondom de nek van een clathrin coated pit, en met andere eiwitten ervoor zorgt dat de nek vernauwt, waardoor afsnoering plaatsvindt.

59
Q

Wat is de functie van adaptins?

A

Adaptins zijn coatproteïnen die:
- de clathrine coat vastzetten aan het membraan van een blaasje
- helpen met het selecteren van moleculen voor transport

60
Q

Wat zijn transport signalen?

A

Specifieke signalen op de moleculen voor transport die worden herkend door cargo receptors

61
Q

Wat zijn cargo receptors?

A

Cargo receptors zijn receptoren in het Golgi of plasmamembraan die specifieke transport signalen herkennen en daarmee de juiste cargo moleculen vastleggen voor transport.

62
Q

Welke familie eiwitten speelt een belangrijke rol in het identificatieproces van blaasjes door het targetmembraan?

A

Rab proteïnen

63
Q

Wat is de functie van tethering proteïnen?

A

Tethering proteïnen aan de cytosolzijde van het doelwitmembraan herkennen specifieke Rab eiwitten op het membraan van een blaasje

64
Q

Wat is de functie van SNAREs?

A
  • additionele herkenning van blaasjes en doelwitmembraan
  • katalyseren van de fusie van blaasje met doelwitmembraan door de lipide bi-lagen zeer dicht bij elkaar te brengen
65
Q

Wat is exocytose?

A

Transport van blaasjes de cel uit

66
Q

Wat zijn de functies van het ER in secretoire pathways?

A
  • synthese
  • modificatie
67
Q

Wat zijn de functies van het Golgi in secretoire pathways?

A
  • verdere modificatie
  • sortering
68
Q

Wat zijn de functies van het plasmamembraan in secretoire pathways?

A

exocytose

69
Q

Benoem twee covalente modifacties in het ER

A
  • vorming van disulfide bindingen door oxidatie van twee cysteïne zijketens –> stabilisatie van de structuur van eiwitten
  • glycosylering: covalente hechting van korte, vertakte oligosacharide zijketens gemaakt van meerdere suikers
70
Q

Benoem de functies van oligosacharide ketens van geglycosyleerde proteïnen

A
  • bescherming tegen degradatie
  • vasthouden in het ER tot goede vouwing
  • helpfunctie in het leiden van het eiwit naar het juiste organel door te dienen als transportsignaal
  • (op het celmembraan) glycocalyx -> onderdeel van de carbohydrate buitenlaag van een cel
71
Q

Wat is glycocalyx en wat is diens functie?

A

een onderdeel van de carbohydrate buitenlaag van een cel; functie in herkenning van cellen

72
Q

Hoe worden oligosachariden gehecht aan eiwitten?

A

Eiwitten die een juiste “site” hebben krijgen oligosachariden ‘en bloc’ gehecht door oligosacharyl transferase, waarbij een simpele aminozuurvolgorde van 3 aminozuren bepaalt welke plekken in het eiwit een oligosacharide krijgen.

73
Q

Wat is een ER retentie signaal?

A

Een C-terminale sequentie van 4 aminozuren die aangeeft dat een eiwit het ER als eindbestemming heeft

74
Q

Wat gebeurt er bij UPR (unfolded protein respons)?

A

Als het controlesysteem van chaperones overbelast raakt, dan accumuleren verkeerd gevouwen eiwitten in het ER, en als de ophoping groot genoeg is, wordt een UPR opgewekt die leidt tot een vergroting van het ER.

75
Q

Op welke manieren kunnen eiwitten zich verplaatsen door de cisternae?

A
  • via transportblaasjes die afsnoeren van de ene cisterna en fuseren met de volgende
  • via rijping waarbij de golgi cisternae zelf migreren door de golgi stack
76
Q

Wat zijn de functies van fagocytose?

A
  • voeding
  • bescherming tegen infecties
  • opruimen van dode en beschadigde cellen en celrestanten
77
Q

Wat is de functie van een endosoom?

A

Het dient als centrale sorteringsstation bij endocytose pathways

78
Q

Wat is transcytose?

A

transport van de ene extracellulaire ruimte door een cel naar een andere extracellulaire ruimte

79
Q

Wat is de functie van het zure milieu van een endosoom?

A

Het zure milieu zorgt ervoor dat de meeste receptoren hun cargo loslaten

80
Q

Wat is een lysosoom?

A

Membraanzak met hydrolitische enzymen die gereguleerde intracellulaire vertering van extracellulair materiaal en versleten organellen uitvoeren

81
Q

Wat is het pH optimum van een lysosoom en hoe wordt deze in stand gehouden?

A

pH optimum van 5 in stand gehouden door een door ATP aangedreven protonenpomp

82
Q

Hoe worden de eindproducten van lysosomen naar het cytosol getransporteerd?

A

Via metaboliet transporters