HC4 Flashcards

1
Q

Leefstijl

A

is alles wat jij doet in jouw leven, waarop jij je leven inricht (hobby, werk, sport, kleding etc.). Het kan positief en negatief zijn bij verkeerde/ ongezonde keuzes, zoals ongezond eten, alcohol drinken en roken. Hierdoor gaat je leefstijl achteruit en kun bijbehorende klachten gaan ontwikkelen. Het probleem met deze ongezonde gedragingen is dat ze vaak clusteren, vaak gaan ze samen, waardoor het lastig is om deze gedragingen te veranderen. De relatie tussen stress en leefstijl is nog onduidelijk, het is nog niet bekend wat als eerst ontstaat.
Voorbeeld: heel veel werken kan voor stress zorgen; maar wanneer je stress ervaart kun je ook een sigaret opsteken om dit te verminderen. De relatie zou dus beide kanten op kunnen gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Fysieke leefstijl

A

is een van de meest bekende leefstijlfactoren, waar veel onderzoek naar gedaan in relatie met onze gezondheid. Waar we tegenwoordig veel mee te maken hebben in de sedentary lifestyle. We hebben een maatschappij ingericht zodat er weinig fysieke activiteit nodig is, zoals dat werken vooral zittend achter een kantoor gebeurd. Vroeger was er veel fysiek arbeid, maar dit is allemaal vervangen door machines. Echter, is een zittende levensstijl geen reflectie van een lage fysieke activiteit, want je kunt natuurlijk nog
steeds dagelijks gaan sporten. Al met al, brengen we merendeel van de dag zittend door, waardoor we nog steeds een sedentary lifestyle hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sendetary lifestyle

A

oftewel dat mensen minder fysieke activiteit nodig hebben om te overleven of werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nederlandse vorm fysieke leefstijl

A

zien we dat geen een
leeftijdscategorie de norm bereikt.
Voornamelijk de groep van 55-65 jaar bereikt de norm het vaakst (73%). Het is erg zorgwekkend dat in de jongere groep (12-16 jaar), maar een klein deel de norm behaald. Dit zou veranderd moeten worden, omdat fysieke activiteit en gezondheid positief aan elkaar gerelateerd staan.

Fysieke inactiviteit is namelijk gelinkt aan vroegtijdige dood, door bijv. obesitas, cholesterol, diabetes en ontsteking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Fysieke inactiviteit —>

A

• Hart- en vaatziekten.
• Kanker.
• Ouderdom: hoog risico op vallen door verminderde spierspanning, en de tijd
van herstel is langer.
• Verminderde stemming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Fysieke activiteit is stress

A

֍ Beweging/ sporten activeert de fysiologische korte-termijn stress
respons (acute stress). Het is gunstig om de stress response klaar te houden voor fight of flight. Het verbetert anti-tumor immuniteit (3x per week sporten/ bewegen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fysieke activiteit kan stressvol zijn

A

֍ Als je niet houdt van bewegen kan het erg stressvol zijn om aan fysieke
activiteiten mee te doen.
֍ Intense/ langdurige beweging kan leiden tot chronische blootstelling aan
stress, omdat het lichaam overbelast wordt. Het lichaam heeft tijd nodig
om te herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Fysieke activiteit kan je stress laten afnemen

A

֍ Als je van bewegen houdt kan het stress laten afnemen.
֍ De psychosociale stressstatus moet worden afgestemd op het type lichaamsbeweging; fysieke beweging moet worden afgestemd op wat de
persoon zelf prettig vindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stress heeft effect op fysieke activiteit

A

Systematische review van 55 studies concludeerde:
֍ Zowel korte termijn als chronische stress zijn geassocieerd met lagere
fysieke activiteit; over het algemeen heeft stress een negatief effect op
fysieke activiteit in de mate dat de kwaliteit ervan minder wordt.
֍ Voor mensen die van sporten houden zijn de effecten positief.
֍ Voormensendienetbeginnenmetsportenofernietvanhoudenzijnde
effecten negatief.
֍ Onderliggende mechanismen hebben nog meer onderzoek nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stress en voeding

A

De relatie tussen stress en voedsel kan van alles zijn, zoals obesitas, diabetes, boulimia, anorexia etc. 2/3 van de mensen eet meer vanwege stress (= hyperfagie). Over het algemeen verhoogt stress de eetlust, waardoor stress dus een grote invloed heeft op eetgerelateerde aandoeningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hyperfagie

A

Te veel eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Energie opslag Parasympatisch zenuwstelsel

A

actief in rust): zorgt voor opslag van voeding/
energie. Wanneer je hebt gegeten worden door het PNS de voedingsstoffen opgeslagen in de spieren en vetcellen, zodat ze later gemobiliseerd kunnen worden in de bloedstroom om gebruikt te worden als energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Energie opslag sympathisvh zenuwstelsel

A

l (actief in actieve fase): zorgt voor vrijlating van energie, zodat het uit de vetcellen en/ of spieren wordt gehaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Energievrijlating

A

Bij het vrijlaten van energie wordt het sympathisch zenuwstelsel geactiveerd door de ervaring van een stressor.
• Insuline afscheiding gaat omlaag, waardoor glucose in het bloed blijft.
• Glucocorticoïden gaan omhoog, waardoor de opname van voedingsstoffen in
vetcellen wordt gestopt; het effect van insuline wordt tegengegaan.
• Hormonen (glucocorticoïden, glucagon, epinephrine en norepinephrine) gaan omhoog, waardoor ze triglyceriden afbreken, en vetzuren en glycerol laten
vrijkomen in het circulatoire systeem.
• Dezelfde hormonen triggeren degradatie/ vermindering van glycogeen naar
glucose wat in bloedbaan komt. Proteïne die de spieren niet nodig hebben,
worden omgezet in aminozuren.
• Aminozuren → lever → glucose → meer energie; lever kan ook zelf glucose
genereren (= gluconeogenese).
• Energie die op dat moment aanwezig is, is voornamelijk voor spieren die het op
dat moment nodig hebben, zoals de benen die moeten vechten of vluchten. Deze spieren hebben de mogelijkheid om energie te pakken terwijl eigenlijk de energie-opname nog bezig is.
• Energie van vet en niet-sportende spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Addison’s disease

A

vermoeidheid, verlies lichaamshaar, prikkelbaarheid, gewichtsverlies, lage bloeddruk, verlangen naar zout etc.
֍ Tekort aan glucocorticoïden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sky-drager syndrome

A

bloeddruk, hart ritme, blaas, motorisch systeem.
֍ Inadequate werking van adrenaline en noradrenaline.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Chronisch vermoeidheidssysteen

A

stressrespons kan niet geactiveerd worden, waardoor het mobiliseren van energie is niet mogelijk, en mensen chronisch vermoeid raken. Een verklaring kan zijn dat in onze fijne maatschappij het niet nodig is om een stressrespons op te activeren, waardoor het na lange tijd niet meer werkt. Het lichaam weet niet meer hoe het lichaam energie moet mobiliseren, en wanneer men vrijwillig energie wil mobiliseren, gaat dit niet, omdat het stressrespons niet meer werkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Het mobiliseren van energie kost energie

A

Wanneer je veel stress ervaart, moet je telkens energie mobiliseren, en dat proces zelf kost energie. Elke keer dat het lichaam in een verdedigingsmodus schiet en energie nodig heeft, ben je al energie kwijt. Wanneer dit vaak gebeurd, en het lichaam geen kans krijgt om te herstellen, raakt het uitgeput/ vermoeid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Spieratrofie

A

Doordat het lichaam geen kans krijgt om te herstellen, kan spieratrofie optreden, waarbij er geen kans is voor nieuwe opbouw. Echter, dit is puur theoretisch, want in de praktijk gebeurd dit niet. Spieren zitten vol met proteïnen, maar deze worden constant afgebroken, waardoor er geen voedingsstoffen zijn voor spierherstel. Om het op te wekken moeten er hoge levels glucocorticoïdes aanwezig zijn (natuurlijk of synthetisch).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Vet en glucose

A

Bij het ervaren van stress en mobiliseren van energie, veroorzaak je microschade aan de aders van het hart- en vaatstelsel door hoge bloeddruk. Hierdoor kunnen er scheurtjes ontstaan die opgevuld worden door plaque (= vet en glucose uit het bloed), wat zich opbouwt en uiteindelijk kan resulteren in een hartinfarct. Door het mobiliseren van energie komt er meer vet en glucose in de bloedbaan, want deze zijn nodig voor energie. Hoe meer deze in de bloedbaan zitten, hoe sneller de plaque groeit.

21
Q

Globesity

A

een grote hoeveelheden mensen met overgewicht:
• Hoge stress levels, waardoor men meer gaat eten (= hyperfagie).
• Hoge voedselbeschikbaarheid.
• Ongezond bewerkt voedsel wordt vooraf klaargemaakt, zoals klant-en-klare
maaltijden.
• Lage energie uitgave;

• We hoeven niet te jagen, niet te rennen voor ons leven.
• We hoeven geen zwaar inspannend werk te doen

22
Q

Eetlust

A

Als een stressor aanwezig is, gaat de energie mobilisatie omhoog, en wanneer deze weg is, gaat de mobilisatie omlaag voor
herstel. Wanneer de stressor voorbij gaat,
zou de eetlust omhoog moeten gaan, om de
energie weer aan te vullen die verbruikt is. Tijdens de stressor is het niet handig dat de eetlust omhoog gaat, want op dat moment moet juist energie verbruikt worden om met de stressor om te gaan. Deze werking wordt volledig voor de stresshormonen geleidt.

23
Q

CHR en glucocorticoiden

A

CRH is snel en glucocorticoïden zijn langzaam, waardoor dat CRH sneller wordt afgebroken dan glucocorticoïden die langer aanwezig zijn, wat van invloed is op de eetlust.

24
Q

Adaptief stressrespons

A

• Hoge levels van CRH + lage levels van glucocorticoïden = start van stressor. ֍ Eetlust onderdrukking, want energie wordt gemobiliseerd.
• Lage levels van CRH + hoge levels van glucocorticoïden = herstel. ֍ Stimulatie eetlust.

25
Q

Niet adaptief stressrespons

A

Tegenwoordig ervaren mensen continue hoge niveaus van stress, en de manier waarop deze stress ervaren wordt is anders en van belang voor de eetlust.
• Als CRH dagenlang geactiveerd is (stressor blijft er voor dagen) en herstel is kort.
֍ Onderdrukking eetlust.
• Als stressor vaak herhaald wordt gedurende de
dag (frequente burst van CRH) ervaren wordt, gevolgd door herhaald herstel.
֍ Stimulatie eetlust.

26
Q

Niet ieder lichaam reageert hetzelfde op stress, dit kan komen door;

A

• Persoonlijkheid: iedereen heeft een andere perceptie over hoe stressvol iets is.
• Fysiologie: elk lichaam heeft een andere sensitiviteit van de organen om te
werken met hormonen.

27
Q

Hyperfagisch

A

• Hypersecretie van glucocorticoïden
• Verlangen naar zoetigheid
• Beperkende eters (dieet)
• Emotionele eters (jezelf belonen)

28
Q

Hypofagisch

A

• Niet volgen van dieet.
• Normale glucocorticoïdesecretie
tijdens stress.
• Gezonde eetlust na stress.
• Geen emotie-eter.

29
Q

Functies glucocorticoiden

A

• Stimuleert eetlust na stress.
• Tijdens stress blokkeert het de opname van vet en glucose.
• Toename van opslag van het ingenomen voedsel (na stressreactie).

30
Q

Verhoudingen in de hormoonniveaus bepalen waar het vet opgeslagen wordt:

A

Visceraal vet
Gluteaal vet

31
Q

Visceraal vet

A

• Glucocorticoïden hoog, insuline hoog → herstelfase: buikvet/ visceraal vet

(appel) wordt gerelateerd aan allerlei negatieve uitkomsten, zoals hart- en vaatziekten (= syndroom X). Visceraal vet heeft gemakkelijkere toegang tot de lever → glucose → bloedsuiker → insuline weerstand → diabetes type II. Puur, omdat de vetcellen dichter bij de lever liggen

32
Q

Gluteaal vet

A

• Glucocorticoïden hoog, insuline laag → midden van de stressor, geen opslag van energie: gluteaal vet

Gluteaal vet (peer) is minder geassocieerd met negatieve ziekte uitkomsten.

33
Q

Tijdens de herstelfase stress

A

In de herstelfase wanneer je energie aan het opslaan bent, heb je cravings naar comfort food, omdat dit je goed laat voelen doordat de stress respons afneemt. Het bevredigt de behoefte aan relaxen, doordat het parasympatische zenuwstelsel activeert wordt.

34
Q

Slaap

A

een belangrijk aspect van het leven en gezondheid, en is nodig voor: • Herstellen van energie in het brein.
• Misschien voor afname temperatuur in het brein.
• Misschien om te dromen.
• Om probleemoplossing te faciliteren. • Om geheugen te consolideren.

Wanneer je een slechte nachtrust hebt gehad, wordt de informatie van de vorige dag een stuk slechter opgeslagen. Wanneer je niet in slaap kan komen, blijven de glucocorticoïden niveau hoog, en worden alleen maar hoger. Terwijl het eigenlijk van belang is om de niveaus af te zwakken tijdens de slaap voor herstel en rust.

35
Q

Slaapstadia

A
  • Fase 1&2; oppervlakkige slaap
  • fase 3&4; slow wave sleep/diepe slaap
  • REM slaap
36
Q

Slow wave slaap

A

Delen van het brein geassocieerd met opwinding vertragen (niet de gebieden voor het consolideren en ophalen van herinneringen)

Parasympatische systeem geactiveerd (belangrijk om negatieve effecten van stress tegen te gaan)

Energieherstel

Glucocorticoïden niveau gaat omlaag

37
Q

REM slaap

A

Toename in activiteit (sommige gebieden zijn actiever dan in waaktoestand)

Sympathisch zenuwstelsel is geactiveerd

Glucocorticoïden niveaus gaan omhoog

Gebied wat simpele visuele informatie integreert wordt actief, dat komt omdat je droomt

38
Q

Lichte slaap

A

hoog niveau van glucocorticoïden.

39
Q

Wakker worden

A

hoog niveau van glucocorticoïden, CRH en ACTH.

40
Q

Slaapdeprivatie

A

stimuleert glucocorticoïdesecretie, waardoor de niveaus hoog blijven en energie van het brein afgebroken worden. Dit heeft een effect op het geheugen, aangezien er geen consolidatie of opslag plaatsvindt. Waardoor je een grotere kans hebt om voor een tentamen te zakken na een all-nighter.
We kunnen niet adequaat functioneren zonder slaap, maar dat proberen we wel, bijvoorbeeld piloten, artsen en workaholics. De WHO classificeert nachtdienst werk als waarschijnlijk kankerverwekkend, door het geassocieerd gedrag van een ongezonde levensstijl.

41
Q

Stress en slaap

A

Stress kan zorgen voor minder slaap, maar ook voor slechtere slaap. Wanneer CRH zorgt voor minder slaap gaat dat vooral ten koste van slow wave sleep, en dit is het type slaap wat nodig is voor energieherstel. Hierdoor wordt je vaker wakker en heb je oppervlakkige slaap (= fragmented sleep genoemd. Mocht je dan alsnog in de slow wave sleep geraken, dan heb je hier niks meer aan.

42
Q

Slaap als mediator

A

Slaap kan een rol als mediator spelen tussen stress:
• Geheugen.
• Vruchtbaarheidsproblemen.
• Cardiovasculaire ziektes.
• Lage immuniteit.
• Kanker.
• Dood.

43
Q

Slaap als self fulfilling prophecy

A

Stress en slaap kan ook een self-fulfilling prophecy zijn. Wanneer je van tevoren weet dat je een nacht slecht gaat slapen, zorgt dit voor stress wat ervoor zorgt dat je ook daadwerkelijk slecht slaapt die nacht.
Voorbeeld: als je weet dat om 6 uur de wekker gaat, dan gaat je lichaam al om 5 uur stresshormonen aanmaken om ervoor te zorgen dat je wakker wordt om 6 uur. Dit betekent echter niet dat je genoeg hebt geslapen en de kwaliteit zal ook slechter zijn.

44
Q

Verslaving

A

Stress kan soms als plezier worden ervaren, denk bijvoorbeeld aan een achtbaanrit. De juiste mate van stress, in de juiste omstandigheden, voor korte tijd, met de juiste mate van voorspelbaarheid en controle zorgen ervoor dat er een kleine verhoging van glucocorticoïden komen die voor korte tijd dopamine produceren, waardoor het heel fijn is om stress te ervaren.
• Voorspelling: dit is een leuke achtbaanrit → positieve stress
• Voorspelling: deze achtbaan gaat net kapot als ik erin zit → negatieve stress.

45
Q

Dopamine

A

Op het moment van anticipatie op beloning wordt er heel veel dopamine aangemaakt. Op het moment van de gebeurtenis is de aanmaak veel minder. Bij een verrassingseffect (hoe gaat het verlopen?) is de dopamine aanmaak nóg groter. Het verrassende en het niet helemaal kunnen controleren van een situatie zorgen ervoor dat de beleving fijner wordt.
• Vrijlating bij anticipatie.
• Vrijlating bij het beleven van het moment.
• Vrijlating bij het herinneren van het moment.

46
Q

Thrill seekers

A

gaan verder dan controle en voorspelbaarheid, en hebben vaker dopamine nodig. Er zijn verschillende verklaringen voor hun gedrag:
• Lage vrijlating van dopamine.
• Onresponsieve dopaminereceptoren; heel veel prikkels nodig voor een reactie.
• Een groter shot dopamine bij het anticiperen.
• Geen dopamine reserves na de gebeurtenis; terugdenken aan de gebeurtenis
doet niks.

47
Q

Cocaïne

A

Wanneer je veel dopamine hebt ervaren, ga je snel opzoek naar manieren op deze dopamine weer aan te vullen. Hierdoor kunnen verslavingen ontstaan. Cocaïne zorgt voor directe vrijlating van dopamine, waardoor je je weer goed voelt. Aan welke drug je verslaafd bent, is afhankelijk van persoonlijke genotservaring (anticipation). Door de grote hoeveelheden synthetische stof worden de neuronen minder gevoelig voor dopamine, waardoor je elke keer meer nodig hebt. Zowel tolerantie, als uiteindelijk verslaving wordt opgebouwd, omdat men het eerder nodig heeft, dan zelf wil

48
Q

Start stress en verslaving

A

1) Starten van drugsgebruik. Afname van stress via:
A. Afname in stress response
B. Verandering van de cognitieve beoordeling van stressor; mensen willen
graag niet meer bang zijn voor bijv. een situatie.
2) Verslaafd raken → aangeboren sensitiviteit van beloningsweg.
3) Verslaafd blijven → toegenomen verlangen. Op moment dat je minder drugs
gaat gebruiken, gaan de glucocorticoïden niveaus omhoog waardoor je je rot gaat voelen. Wanneer er dan nog meer stress wordt ervaren, gaan de glucocorticoïden niveaus nog meer omhoog, waardoor dopamine juist afgebroken gaat worden, en je je nog slechter gaat voelen.
4) Terugval → frontale cortex remming door stress, waardoor je geen gezonde/ juiste keuzes meer kan maken.

49
Q

Verslavingsgevoeligheid kan ontstaan tijdens of door;

A

• Zwangerschap van moeder: hormooninbalans waardoor iemand gevoeliger
wordt voor verslaving.
• Kindertijd.
• Persoonlijkheid.
• Stressreactiviteit.