HC3 Flashcards

1
Q

Biologisch perspectief

A

focust op de activatie van fysiologische systemen die vooral reactief zijn op fysieke en psychologische eisen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Psychofysiologie

A

is de studie van de interacties tussen lichaam en geest. Psychofysiologen bestuderen voornamelijk menselijke proefpersonen met behulp van niet-invasieve moleculaire fysiologische reacties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Manieren van biologisch assessment

A

• Stresshormonen.
• Cardiovasculaire activiteit.
• Huidgeleiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tijdlijn van stress

A

• Een rust baseline geeft een normaalmeting in rust, waardoor je weet wat de normale respons van een individu is, waarover veranderingen gemeten kunnen worden.
• Tijdens het stressvolle event kan je meten hoe het lichaam reageert op stress.
• Tijdens het herstel kan je meten hoe iemand herstelt van stress. Sneller herstel
is beter voor je gezondheid dan langzaam herstel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stresssystemen

A

SAM
HPA-as

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

SAM

A

= snelle stressrespons binnen een seconde;

er vindt een stressor
plaats, waar het lichaam om reageert.
De prefrontale cortex beslist of de
situatie als een bedreiging
gewaardeerd moet worden, waardoor
de hypothalamus het autonome
zenuwstelsel activeert. Sympathisch
zenuwstelsel gaat aan tijdens stress
en geeft signaal aan bijnieren. Bijnieren maken (nor)adrenaline aan, wat invloed heeft op het fight-flight respons.
֍ Toename in: hartslag, bloeddruk, ademhaling, zweetproductie.
֍ Afname in: verteringsstelsel, speekselproductie, grootte van bloedvaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

HPA-as

A

= langzame stressrespons, ongeveer 20 minuten;

er vindt een stressor plaats, waar het lichaam om reageert. De prefrontale cortex beslist of de situatie als een bedreiging gewaardeerd moet worden, waardoor de hypothalamus geactiveerd wordt om CRF te produceren. Dit geeft een signaal naar de hypofyse, waardoor ACTH wordt vrijgegeven. Dit activeert de bijnieren die glucocorticoïden (cortisol) afgeven in het bloed. Dit zorgt voor onderdrukking
van het immuunsysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hele heftige/lage respons op stress;

A

Een hele heftige respons op stress (hoge bloeddruk/ hartslag), kan een risicofactor zijn voor hart- en vaatziekten door verhoogde bloeddruk.

• Te grote reactie: cardiovasculaire ziektes.
• Te lage reactie: chronische vermoeidheid, verslavingen (= er is een hele grote prikkel nodig om een respons te
krijgen) en obesitas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cortisol

A

is een van de bekendste stresshormonen, en ook de enige die iets kan zeggen over de HPA-as door middel van bepaalde metingen:
- plasma
- urine
- speeksel
- haar en nagels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Plasma meting

A

+ Kan door middel van bloedsamples.
- Gebeurt niet vaak, omdat het lastig te realiseren is, en de naald in
iemands arm kan ook voor een stressrespons zorgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Urine meting

A

+ Vergelijking binnen hetzelfde individu kan longitudinale data geven.
+ Je meet gemiddelde levels gedurende de dag.
- Het is niet bruikbaar voor acute metingen.
- Traag, niet precies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Speeksel meting

A

+ Goedkoper.
+ Geen stressvolle en invasie procedures.
+ Geen medisch personeel nodig voor dataverzameling.
+ Meer acute en tijd gedefinieerde meting.
- Stress zorgt voor afname in speekselproductie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Haar en nagels

A

+ Lange termijn impact van stress: 1 maand is 1cm.
- Geen acute metingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voor- en nadelen van onderzoeken van cortisol in stressonderzoek

A

+ Enige manier om HPA-axis activatie te onderzoeken.
+ Geeft informatie over stress en immuunsysteem.
+ Makkelijk vanuit huis te onderzoeken.
− Kleinere veranderingen in HPA-axis activatie als antwoord op stress dan bij het
SAM-systeem.
− Niet iedereen heeft verhoogde cortisol levels na stress.
− Wordt sterk beïnvloed door slaap/ waak cyclus (30 minuten na het opstaan zijn
de cortisolniveaus het hoogste), voedselinname en menstruatiecyclus.
− Belangrijk om minstens 20 minuten te wachten, want HPA-as is een langzame
reactie.
− Mannen hebben vaak standaard hogere cortisolwaarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cardiovasculaire reactiviteit

A

Cardiovasculaire reactiviteit is hoe sterk het cardiovasculaire systeem reageert op stress; hoe reageert het hart op stress; hoe reageren de vaten op stress (bloeddruk/ hartslag variabiliteit).

Dit kan gemeten worden door;
Electrocardiogram
Bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer we spreken over cardiovasculaire reactiviteit heeft dit betrekking tot;

A

het autonome zenuwstelsel, opgedeeld in een parasympatisch (= behoud van energie door de hartslag te laten afnemen) en sympathisch deel (= actief bij fight-flight reactie, waardoor er een toename van hartslag kan zijn).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Electrocardiogram (ECG) (PLAATJE)

A

ECG geeft de hartslag (HR) en hartslagvariabiliteit (HRV) weer. Om de meting te starten moet het lichaam/ torso schoongemaakt worden met alcohol voordat er drie elektroden met gel, om het signaal te geleiden, opgeplakt kunnen worden. De elektroden worden zodanig geplaatst dat de schuine lijn die ze verbindt
door het hart gaat. Uit de ECG komen draadjes, die vastgeklikt worden
aan de elektroden.
• Witte (boven): positieve polarisatie.
• Rode (buik) (daaronder): negatieve polarisatie.
• Zwarte: grond, deze wordt verbonden aan de elektroden.

• P: eerste gedeelte van de startslag; de atria trekt samen om het bloed naar de ventrikels te sturen.
• PR: hart in rusttoestand.
• QRS: ventrikels trekken samen en pompen bloed uit het hart.
• T: ontspannen van de ventrikels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hartslag

A

is de samenwerking tussen het parasympathische en sympathische zenuwstelsel. Je kan het aantal slagen per minuut (BPM) tellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hartslag omhoog (bij stress)

A

sympathische dominantie.
֍ > 100 bpm: tachycardia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hartslag omlaag

A

parasympatisch dominantie.
֍ 60 bpm: hartslag in rust.
֍ < 60 bpm: bradycardia.

21
Q

Inter beat interval (IBI)/ R-R interval

A

Verder is ook van belang om te kijken naar de tijd/ afstand tussen de hartslagen: inter- beat interval (IBI)/ R-R interval. Dit kan o.a. beïnvloedt worden door de ademhaling.
• IBI gaat omlaag bij stress, doordat de hartslag omhoog gaat (minder tijd tussen de twee hartslagen).

(R-pieken in het QRS- complex/ ECG)

22
Q

Er kunnen tijdens stress 3 dingen gebeuren

A

Het parasympathische (PNS) en sympathische zenuwstelsel (SNS) zijn tijdens rust in balans. Ten tijde van stress is er een dominantie van het sympathisch zenuwstelsel en gaat de hartslag omhoog.
Dit kan op 3 manieren;
1) Het PNS trekt zich terug, het SNS blijft hetzelfde.
2) Het PNS blijft net zo actief, het SNS stijgt.
3) Het PNS trekt zich terug, het SNS stijgt.

Met de beoordeling van de hartslag, weten we niet welke van de veranderingen in SNS en PNS precies plaatsvindt; het is een samenvattende maatregel. We hebben andere variabelen om dat te bepalen. Echter, we weten dat de hartslag zal toenemen als gevolg van stress. Het is belangrijk om dit te weten, omdat je tijdens het meten van de hartslag niet weet welk van deze dingen gebeurt.

23
Q

Hartslag variabiliteit

A

is de variatie in hartslagen van slag naar slag. De afstand tussen hartslagen is niet constant, het is variabel, en dat is gezond. Als je hart sneller gaat pompen is er minder ruimte voor variabiliteit, en dat is geassocieerd met slechte gezondheidsuitkomsten.

24
Q

Vagaal gemedieerde HRV

A

de variabiliteit in hartritme
door veranderingen in de activiteit van het parasympatische autonome zenuwstelsel. Dit wordt gestuurd door de vagale zenuw.

25
Q

Tijdsdomein metingen

A

Bij hartslagvariabiliteit is er sprake van tijdsdomein metingen (= metingen gebaseerd op de duur van subsequente R-R intervallen (bijv. RMSSD = indicator van parasympathische NS)) en frequentiedomein metingen.

26
Q

Afgenomen vagaal gemedieerde HRV duidt op

A

stress, want er is minder invloed vanuit het parasympatische zenuwstelsel, dit zou bijv. voor kunnen komen in een slechte psychosociale werkomgeving.

27
Q

Slechte psychosociale werkomgeving

A
  • job-demand-control model (JDC)
  • effort-reward-imbalance (ERI)
  • model van organizational justice (OJ)
28
Q

Job-demand-control model (JDC)

A

hoge eisen (bijv. tijdsdruk) en lage controle (bijv. monotoonheid) op het werk.

29
Q

Effort-reward-imbalance model (ERI)

A

model (ERI): veel moeite (werk input) en lage beloning (gratification).

30
Q

Model van organizational justice (OJ)

A

perceptie van oneerlijk behandeld worden op werk. Dit zorgt voor een lagere vmHRV, maar is niet significant.

31
Q

Werkstress

A

Deze situatie met werkstress is geassocieerd met toename in risico op ziekte en slechte gezondheidsprofielen, zoals aangegeven door de afname in vmHRV. Werkstress is dus negatief geassocieerd met functioneren van het autonome zenuwstelsel en HRV. Mensen met depressie hebben ook een lage hartslag variabiliteit, omdat ze vaak stress ervaren.

32
Q

respiratory sinus arrhythmia (= RSA)

A

De variatie van de hartslag door ademhaling. Onze ademhaling heeft invloed op de snelheid waarmee ons hart klopt.

• Inademen: hartslag omhoog – intervallen worden kleiner – hartslag variabiliteit wordt kleiner.
• Uitademen: hartslag omlaag – intervallen worden groter – hartslag variabiliteit wordt groter.
• Ademinhouden: hartslag gaat omlaag en erg constant.

33
Q

RMSSD

A

Root Mean Square of the Successive Differences is een van de weinige tijddomeininstrumenten die gebruikt worden om de HRV, waarbij de opeenvolgende verschillen naburige RR-intervallen in milliseconden.

RMSSD is een standaard statistische meetwaarde voor HRV. Deze vertegenwoordigt het kwadratisch gemiddelde van opeenvolgende verschillen tussen normale hartslagen voor een bepaalde set hartslaggegevens.

34
Q

RSA

A

Respiratoire Sinus Aritmie is HRV in synchroon met de ademhaling

35
Q

Systolische bloeddruk

A

bloeddruk (het bovenste getal/
bovendruk): geeft aan hoeveel druk het bloed uitoefent op de wanden van de aderen wanneer het bloed door de aderen stroomt (wanneer het hart klopt).

36
Q

Diastolische bloeddruk

A

(het onderste getal/
onderdruk): geeft hoeveel druk het bloed uitoefent op de
wanden van de aderen wanneer er geen bloed door de
aderen stroomt (wanneer het hart in rusttoestand is/ tussen periodes van kloppen).

37
Q

mean arterial pressure

A

Door de systole en diastole druk bij elkaar op te tellen en te delen door 2 kun je de mean arterial pressure berekenen.

38
Q

Bloeddruk bij stress

A

Tijdens stress neemt de bloeddruk toe, door de dominantie van het sympatisch zenuwstelsel. Na stress neemt de bloeddruk weer af, door activatie van het parasympatische zenuwstelsel.

39
Q

Bloeddruk meten

A

• Normale bloeddrukmeter: een band van lucht wordt om de arm gedaan, en er wordt druk om gezet, zodat de druk op de aderen gemeten kan worden. Echter, wanneer we over langere tijd de bloeddruk moeten
meten, moet het apparaat telkens opnieuw aangezet worden.
• CNAP aangesloten op BioPac: vingers worden in een apparaat gelegd
en kussentjes blazen op, waardoor er druk tegen de aderen gevoeld kan worden. Eveneens wordt hier de gewone bloeddrukmeter gebruikt, om de baseline aan te geven. Dit apparaat kan continue metingen verrichten van de bloeddruk.
• Naald vanuit het ziekenhuis.

40
Q

Respiratoire sinus aritmie (RSA)

A

RSA zegt iets over de invloed van het parasympatische zenuwstelsel, aangezien het een vagaal gestuurde hartslagvariabiliteit maat is. Een lagere waarde representeert meer stress, want er is minder variabiliteit, want minder invloed van het parasympatische zenuwstelsel.

• Controlegroep heeft een hogere RSA, en ervaren minder stress dan de groep met depressieve stoornissen.
• Controlegroep heeft een hogere baseline, dus de minste stress; depressieve groep heeft de laagste baseline, dus bijna de meeste stress.
• Depressieve groep ervaart bij de tweede taak minder stress dan de controle groep.
• CPT was de lastigste taak, omdat beide groepen daar laag op RSA scoorden.

41
Q

Voor- en nadelen cardiovasculaire reacties

A

+ Directe representatie van sympathische en parasympathische activiteit.
+ Als het materiaal gekocht is, is daarna relatief goedkoop, want je kunt het blijven
gebruiken.
− Als je alles tegelijkertijd meet is de participant niet heel mobiel, dus fietsen of
andere fysieke activiteit is lastig.
− Als je de elektrode verkeerd plaatst, krijg je slechte data.

42
Q

Huidgeleiding

A

Onze huid is elektrisch geladen, en op het moment dat mensen gaat zweten, wordt de geleiding beter. Huidgeleiding wordt volledig gestuurd door het sympathische zenuwstelsel, wanneer deze geactiveerd is, gaan mensen zweten.

43
Q

Electro dermal activity (EDA)

A

is een meting die veel psychofysiologen gebruiken om meer te leren over de relatie tussen psychologie en lichamelijke reacties.

• Hoe meer je gaat zweten, hoe meer stress, hoe meer activatie sympatisch zenuwstelsel.
• Meting door Skin Conductance Level (lijntjes); hoe hoger; hoe meer zweet; hoe meer geleiding.
• Meting door Skin Conductance Response (pieken); reacties op specifieke stimuli, gemeten in microSiemens (μS). Wanneer iemand schrikt, gaat in een keer de huidgeleiding omhoog. Hoe meer responses (non-specifiek/ spontaan; hoe actiever het sympatisch zenuwstelsel.

44
Q

Huisgeleiding kan gemeten worden met

A

de BioPac, waarbij er elektroden met gel op de linker en rechter heuveltjes van de handpalm geplakt worden. De kabels sluit je vervolgens weer aan op de elektroden.

45
Q

Voor- en nadelen electro dermal activity

A

+ Directe en duidelijke representatie van sympathische activiteit.
+ Het voorkomen ervan is over het algemeen behoorlijk onderscheidbaar.
+ Individuele verschillen in EDA lijken het meest betrouwbaar samen te hangen
met psychopathologische toestanden.
+ EDA is relatief goedkoop om op te nemen.
− EDA is een relatief langzaam bewegend reactiesysteem, als zweet er eenmaal
zit gaat het niet zomaar meer weg.
− EDA heeft meerdere oorzaken; de opgewerkte SCR is niet specifiek voor een
enkele soort evenement of situatie.
− 10% van de bevolking heeft geen huidgeleiding.

46
Q

Ambulante assesment

A

• Met behulp van ecologische momentane beoordeling (EMA) smartwatches combineren met vragenlijstgegevens op de telefoon. Echter, zijn smartwatches niet zo betrouwbaar als echte ECG/ EDA metingen
• Ambulante ECG/ EDA metingen gebruiken om gegevens voor een paar dagen in het echte leven te krijgen. Dit geeft een hoge ecologische validiteit.

47
Q

Acute meting

A

kan je vertellen hoe iemand onmiddellijk op stress reageert.
- cardiovasculaire of EDA reactiviteit in het lab
- cortisol uit speeksel in het lab
- cross-sectionele vragenlijst

48
Q

Lange termijn meting

A

kan je iets vertellen over het dagelijks leven en prognose

  • Cardiovasculaire activiteit ambulant
  • Cortisol uit speeksel, of haarmonster thuis
  • Longitudinale vragenlijst