HC 9 Flashcards

1
Q

Coping

A

is een algemene manier waarop we omgaan met allerlei interne en externe eisen. Het is een dynamisch proces doordat er een balans gevormd moet worden tussen situationele en persoonlijke factoren die in de loop van de tijd ontstaan. Coping hoeft niet op elk moment hetzelfde te zijn; de strategie die je nu gebruikt, hoeft over verloop van de tijd hetzelfde te blijven.

Coping is een manier van stress management doordat het invloed kan hebben op de hoeveelheid stressoren die je ervaart of ziet. Het heeft ook betrekking op hoe je de situatie evalueert (heb ik genoeg bronnen om ermee om te gaan?) en op het daadwerkelijk omgaan met de situatie. Coping heeft op verschillende niveaus binnen het proces van het ervaren van stress duidelijk effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Belang van coping

A

• Schadelijke omgevingsomstandigheden verminderen en de vooruitzichten op herstel te verbeteren.
֍ Wanneer je op een juiste manier kunt omgaan met stress, is het herstel sneller.
• Negatieve gebeurtenissen verdragen/ aanpassen.
֍ Coping zorgt ervoor dat je niet geheel uit balans raakt na een
gebeurtenis.
• Een positief zelfbeeld handhaven.
• Een emotioneel evenwicht bewaren.
• Bevredigende relaties met anderen voortzetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Coping als directe invloed op gedrag

A

goede coping vermindert de stressrespons, omdat je op een betere manier met stress om kunt gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Coping als indirecte invloed op gedrag

A

goede coping zorgt voor toename van fysieke activiteit (als je gaat bewegen om met je problemen om te gaan).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dichotome model (lazarus, et al.)

A

Wanneer er een stressvolle gebeurtenis plaatsvindt, kan men dit op twee manieren
ervaren: uitdaging of bedreiging. Wanneer je
een situatie beschouwd als een uitdaging, heb je
een meer logische respons. Bij een situatie beschouwd als bedreiging, heb je meer een emotionele respons, wat kan zorgen voor meer negatieve uitkomsten. Coping en de manier hoe je een situatie ziet, bepaalt hoe de reactie zal zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Transactioneel model van coping

A

Volgens het transactionele model is coping een interactie tussen persoon en omgeving op basis van appraisal:
• Appraisal van de stressor.
• Appraisal van de coping bronnen: hoeveel jij
denkt de stressor aan te kunnen. Als er een gevaarlijke situatie zich voordoet, maar jij denkt ermee om te kunnen gaan, is dat geen probleem. Echter, wanneer je denkt er niet mee om te kunnen gaan, heeft dit een negatiever effect op jezelf.
• Primaire appraisal van de situatie: beoordeling van gevaarlijkheid (bedreiging, schade of uitdaging).
• Secundaire appraisal: beoordeling van bronnen om om te gaan met de situatie.
Wanneer je genoeg copingvaardigheden hebt, kun je beter met een situatie omgaan en wordt het minder stressvol. Stress ontstaan wanneer de bedreiging veel groter is dan de bronnen die je hebt om met de situatie om te gaan. Je coping heeft eigenlijk gefaald, waardoor psychologische klachten gaan ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cognitief adaptie model

A

Het cognitief adaptatie model is gericht op het aanpassen aan of omgaan met een chronische ziekte. Oorzaken van distress (angst, depressie, aanpassingsproblematiek (milde psychologische klachten):
- lage betekenis
- laag meesterschap
- lage zelfverbetering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cognitief adaptie model; lage betekenis

A

mensen kunnen niet over hun ziekte nadenken of praten zonder er heel negatief over te denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cognitief adaptie model; laag meesterschap

A

wanneer mensen het idee hebben dat ze weinig controle hebben door de ziekte of behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cognitief adaptie model; lage zelfverbetering

A

wanneer mensen zichzelf als negatief zien. Mensen zijn niet gemotiveerd zich goed te voelen en positieve dingen te zien. Ze vergelijken zichzelf met anderen op een negatieve manier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cognitief adaptie model; illusionaire overtuigingen

A

Een beschermende factor zijn illusionaire overtuigingen. Dit zijn overtuigingen van patiënten dat ze het idee van controle hebben over hun ziekte of behandeling. Dit kan leiden tot bescherming van distress. Realistisch optimisme kan dus helpen tegen distress en psychologische klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zelfregulatie model

A

Distress ontstaat voornamelijk wanneer onze levensdoelen worden verhindert, er niet zijn of niet haalbaar zijn. Hierbij gaat het om streven naar en naleven van bepaalde doelen.
• Goal focus: een doel willen bereiken.
• Goal abstraction: doelen zijn hiërarchisch geordend, met bovenaan de doelen
die heel abstract (grote levensdoelen) zijn, en onderaan doelen die steeds concreter zijn

In beide doelen kunnen problemen ontstaan, zoals werken en leven toe naar een doelen verspert worden door bijv. een aandoening. Op het moment dat je je doelen niet meer kan bereiken, of geen doelen meer hebt, of onhaalbare doelen hebt, ervaar je distress. Het model is gericht op doelgericht leven.
Wanneer coping faalt kun je klachten krijgen als angst, depressie, ongezonde levensstijl, verslaving etc. Maar ook het niet houden aan een behandeling (= treatment adherence), bijvoorbeeld het nemen van medicatie, kan ervoor zorgen dat gezondheidsproblemen ontwikkelen.
Slechte coping zorgt voor een hogere prevalentie van low treatment adherence.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Treatment adherence

A

Het niet volgen van een behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Manieren van Coping: Omgaan met Stress; cognitief

A

Therapie
Hobby’s
Meditatie
Mindfulness
Lezen
Plannen
Tijd management

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Manieren van Coping: Omgaan met Stress; fysiek

A

Artistieke expressie
Diep ademen
Natuurlijke medicatie
Lichamelijke beweging
Uitrusten
Yoga

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Manieren van Coping: Omgaan met Stress; omgeving

A

Muziek
Natuur
Dieren
Spa bezoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Manieren van Coping: Omgaan met Stress; anders

A

Conflict oplossen
Bidden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Verdedigingsmechanismen van freud

A

Vroeger werd er nog niet gesproken van copingstrategieën, maar wel van verdedigingsmechanismen. Hieruit zijn later wel enkele copingstrategieën ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Copingstijl

A

een algemene manier waarop iemand probeert om te gaan met een stressvolle gebeurtenis. Copingstijl is een variabele die lijkt op een karakter eigenschap waarvan verwacht wordt dat het constant is over tijd, en niet veel zou veranderen. Alle copingstijlen zijn redelijk cultuur afhankelijk en worden gekoppeld aan de eisen van een omstandigheid. Of het een goede manier van omgaan is, hangt af van de situatie.
- vermijdend vs actief
- probleem gefocust vs emotie gefocust
- responsieve vs proactieve coping
- repressieve coping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Vermijdende vs actieve copingsstijl

A

֍ Vermijdend: effectief bij korte termijn problemen of problemen die nooit
meer zullen voorkomen of onrelevant zijn.
֍ Actief: effectief wanneer problemen opgelost kunnen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Probleem gefocuste vs emotie gefocuste copingstijl

A

֍ Probleem gefocust: iets constructiefs doen om het probleem op te
lossen.
• Gelinkt aan actieve coping.
֍ Emotiegefocust:probereneffecttehebbenopemotiesdiebetrokkenzijn bij de stressoren. Managen van de emotionele reactie op het moment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Responsieve vs proactieve coping

A

֍ Responsief: geactiveerd wanneer stressor opkomt.
֍ Proactief: anticiperen op mogelijke toekomstige stressoren en gedrag
uitvoeren om dat te voorkomen. Voordat een probleem voorkomt, al gaan bedenken hoe je het gaat oplossen.
• Gelinkt aan vermijdende coping.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Repressieve coping

A

inhibitie van ervaring en uiting van negatieve gevoelens/
cognities om een positief zelfbeeld te behouden, op de volgende manieren: ֍ Opzettelijk geen aandacht besteden aan bedreigende stimuli.
• Gelinkt aan vermijdende coping.
֍ Het actief opwekken van een positieve stemming/ afleiding van een
negatieve stemming.

24
Q

Is repressieve copingstijl een goede stijl?

A

Je zou denken dat dit niet de beste manier is van omgaan met stressvolle gebeurtenissen, maar ook deze copingstijl blijkt een positief effect te hebben op bepaalde factoren. Uit onderzoek naar repressieve coping en pijn bij longkanker patiënten bleek dat groepen met een repressieve copingstijl lagere scores hadden voor pijn en depressie. Deze mensen hebben voor afleiding gezorgd, zich gericht op andere dingen en geen aandacht aan de pijn geschonken, waardoor ze daadwerkelijk minder pijn ervaarde.
Echter, bleek wel dat mensen met deze copingstijl een hogere bloeddruk en minder goede bloedwaarden hebben. De repressieve copingstijl heeft enerzijds een positief effect op de vermindering van pijn, maar anderzijds een negatief hebben op het cardiovasculaire systeem. Alhoewel er een leereffect plaatsvindt, is de cardiale reactiviteit hoger voor mensen met een repressieve copingstijl.

25
Q

Copingsstrategie

A

is een variabele die lijkt op een tijdelijke staat die geassocieerd is met bepaalde gebeurtenissen en kan variëren over tijd. Meer afhankelijk van de situatie, zoals de coping mechanismen hierboven in de tabel.
• Vermijding.
• Ontkenning; weigeren om te geloven of accepteren.
- disavowal
- acceptatie; (gezonde manier).

26
Q

Copingsstrategie disavowal

A

(gezonde ontkenning/ ontkrachtiging): desondanks dat je weet dat
er iets is, ga je er toch afstand van nemen en/ of het op een andere manier interpreteren waardoor het wat minder erg lijkt. Niet willen erkennen dat er een probleem is, wat het erger maakt dan je op dat moment zelf denkt.
֍ Zelfbedrog tegenover nauwkeurige waarneming.
֍ Werkelijkheid erkennen.
֍ Loskomen van persoonlijke relevantie.

27
Q

Vb disavowal

A

“De dokter zei dat het een beetje erger is geworden, maar ik weet niet of dat zo is of niet, want ik voel me niet anders.”
“Nu voel ik me prima. Ik doe de normale dingen. Ik tuinier. Ik word wel moe, maar ik ben 71.”
“Mijn cardioloog schreef me medicijnen voor hartfalen voor, maar deze worden ook voorgeschreven aan mensen met onregelmatige hartslagen en een vergrote hartspier. Dus het is niet duidelijk of ik hartfalen heb.”

28
Q

Coping inventory for stressful situations

A

Om te meten welke copingstijlen er zijn, wordt er gebruik gemaakt van de vragenlijst “Coping Inventory for Stressful Situations”. Tegenwoordig zijn er veel copingstijlen beschreven, waarnaar veel onderzoek is gedaan.

29
Q

Wat is de beste copingstijl?

A

De beste copingstijl is afhankelijk van een aantal factoren; de persoon zelf en de situatie.
Het verband tussen stress en gezondheidsgedrag is niet altijd
duidelijk, en sommige studies hebben aangetoond dat deze
verbanden afhangen van zowel het type stressfactor als het
geslacht.
- geslacht
- persoonlijkheid
- optimisme
- cultuur
- sociale support

30
Q

Geslacht

A

Over het algemeen zie je dat vrouwen meer stress ervaren dan mannen, zowel chronische stress als dagelijkse kleine stressoren. Er is ook verschil in de manier van coping tussen de geslachten. De rationele copingstijl wordt vaker gebruik door mannen dan vrouwen, terwijl vrouwen meer gebruik maken van emotionele copingstijl.

31
Q

Persoonlijkheid

A

De persoonlijkheid van een persoon bepaald welke copingstijl het beste bij diegene past. Een voorbeeld is de manier waarop we met informatie omgaan en delen. Hierbij zijn er verschillende types:
• Monitors: mensen die alle informatie van tevoren opzoeken, lezen en zichzelf inlezen. Voor deze mensen helpt dit om stress te verminderen.
• Blunters: mensen die niks opzoeken en het wel zien. Deze mensen gaan juist stress ervaren wanneer ze alles van tevoren opzoeken.
Hoe een persoon met problemen omgaat, bijv. onderdrukken, actief eraan werken, of er op een positieve of negatieve manier mee omgaan, heeft ook invloed op hoe je met stress omgaat. Het onderdrukken van situaties en emoties, zorgt ervoor dat je onplezierige gedachtes gaat vermijden. Dit wordt geassocieerd met lagere stress, maar ook met hogere fysiologische reactiviteit en bloeddruk.

32
Q

Optimisme

A

Mensen die optimistisch zijn verwachten dat er meer positieve dingen zullen gebeuren en dan negatieve. Ze ervaren situaties als minder stressvol en zijn actief in hun benadering en probleemoplossend vermogen. Optimisten hebben een verklarende stijl;

33
Q

Verklarende stijl

A

hoe optimisten verklaren dat situaties hen overkomen of gebeuren.
• Intern (aan zichzelf toeschrijven) vs. extern (aan omgeving toeschrijven).
• Stabiel vs. onstabiel (tijdelijk).
• Globaal vs. specifiek.
Voorbeeld: een optimist zou een negatieve situatie extern, onstabiel en specifiek beschrijven. Een minder optimistisch persoon zou die situatie aan zichzelf toeschrijven (intern), en dit als stabiel en globaal zien.

34
Q

Optimisten ervaren een lagere stressbelasting door cognitieve, gedragsmatige en emotionele aspecten: cognitief

A

• Cognitief
֍ Problemen accuraat identificeren en er iets mee te doen
֍ Identificeren waar ze controle over hebben (welk aspect van het
probleem) en meer energie stoppen in het bereiken van dat doel.
֍ Situaties zien als een uitdaging in plaats van bedreiging.
֍ Accepteren waar ze geen controle over hebben.

35
Q

Optimisten ervaren een lagere stressbelasting door cognitieve, gedragsmatige en emotionele aspecten: gedragsmatig

A

• Gedrag
֍ Benaderingsgeoriënteerd: daadwerkelijk naar het probleem toegaan.
֍ Zoeken van informatie.
֍ Actie ondernemen.

36
Q

Optimisten ervaren een lagere stressbelasting door cognitieve, gedragsmatige en emotionele aspecten: emotioneel

A

֍ Ervaren meer positieve emoties.
֍ Humor gebruiken als coping.

37
Q

Optimisme en linkerhersenhelft

A

Bij optimisme is er sprake van een proactieve attitude en een positieve instelling. Optimisten hebben het idee dat je dingen wel kunt doen, dat je vertrouwen hebt en dat je over het algemeen verwacht dat dingen wel goed gaan. Deze netwerken versterken elkaar, waardoor het optimisme steeds groter wordt. Dit wordt aangestuurd vanuit de linker hersenhelft.

֍ Activeren van parasympatisch zenuwstelsel: optimisme actief.
֍ Ontspannen toestand: stressrespons is lager.
֍ Proactieve mentaliteit.
֍ Initiatief om de uitdagingen van het leven aan te gaan.
֍ Eigenwaarde/ vertrouwen /controle

38
Q

Pessimisme en rechter hersenhelft

A

Pessimisme brengt ook een heel netwerk mee, hoe meer je hierop richt, hoe sterker dit wordt en hoe meer positief gedrag geïnhibeerd wordt. Dit wordt aangestuurd vanuit de rechter hersenhelft.

֍ Bemiddeling van angst en stress (alarmsysteem van de hersenen).
֍ Activeren van sympathisch zenuwstelsel.
֍ Aandacht richten op wat er mis kan gaan.
֍ Negatief wereldbeeld.
֍ Remmen, vluchten, vermijden.
֍ Onzekerheid over jezelf en de situatie.

39
Q

Cultuur

A

De verschillen in stressrespons kon gevonden worden in de culturele context.
- westerse coping
- oosterse coping

40
Q

westerse coping

A

De Westerse coping is meer gericht om stressvolle gebeurtenissen actief te benaderen en een oplossing voor het probleem te zoeken. Men is erg proactief.

41
Q

Oosterse coping

A

De Oosterse coping is meer gericht op het niets doen (= Taoïsme). Op het moment dat men een stressvolle gebeurtenis ervaart, moet je hier de tijd voor nemen en hiervan leert. Elke stressvolle gebeurtenis wordt gezien als een gelegenheid om iets te leren. Delen hiervan kunnen terug gevonden worden in
mindfulness; dingen toelaten en zijn met wat er is.

42
Q

Sociale support

A

De mate van sociale steun is belangrijk voor coping. Sociale steun is het voelen van verbondenheid met iemand of een groep. Een groot sociaal netwerk en het ervaren van sociale steun biedt meer bronnen voor met stress om te gaan. Sociale steun op zich zorgt ook voor een vermindering van stress, omdat je het gevoel hebt dat je meer aan kunt, en betere copingstrategieën kunt kiezen.

Het belangrijkste is op de coping flexibel blijft, waardoor je per situatie kijkt welke copingstijlen nodig zijn om aan de eisen te voldoen van de omgeving.
• Als een probleem opgelost kan worden: probleem gefocust en actieve coping.
• Als een probleem niet opgelost kan worden: vermijdende en passieve coping

43
Q

Levensfilosofie als copingstijl

A

Je kunt een levensfilosofie als copingstijl ontwikkelen. Als je beslist om op een bepaalde manier te gaan leven, wat ervoor zorgt dat je beter met stress om kan gaan. Er zijn verschillende interventies die je dit kunnen aanleren, zoals bijv. het laten toenemen van hoop.
• Meditatie.
• Geloof.
• Delen van je verhaal.
• Zoeken naar/ vinden van voordelen.

44
Q

Meditatie

A

Meditatie is zonder oordeel of aandacht te richten op iets wat aanwezig intern of extern is in het moment. Het is geen ontspanningstechniek of een stress-management techniek. Het is ook niet iets wat je af en toe doet, maar een manier van leven en iets wat je iedere dag doet om je te beschermen tegen stress.

45
Q

Effecten van mediatie op de gezondheid

A

• Vermindert risico op hart- en vaatziekten.
• Vermindert chronische pijn.
• Vermindering van angst, depressie en paniekstoornissen.
• Positief effect op dermatologische ziekten.
• Vermindert misbruik van alcohol en drugs.

46
Q

Mogelijke mechanismen van meditatie

A

• Verbeteringen van de werking van immuunsysteem.
• Door relaxatie (als bijproduct) is er activatie van het parasympatische
zenuwstelsel.
• Veranderingen in de linker prefrontale cortex (meer activatie → geassocieerd
met positieve emoties).
• Verhoogde aandacht → selectieve aandacht en wellicht betere assessment

47
Q

Onderzoek mediatie

A

Onderzoek naar meditatie en stressreactiviteit liet 30 participanten die mediteren en 30 participanten in de controlegroep een horrorfilm kijken. Het bleek dat mensen die mediteren een hogere initiële stressreactiviteit hebben, maar een snellere aanpassing aan stressor en lagere subjectieve angst hadden. Dat ligt in lijn met de selectieve aandacht voor emotionele gebeurtenissen, waardoor ze er sneller en heftiger op reageren. Echter, kunnen ze dit wel sneller loslaten en aan de situatie wennen.

48
Q

Geloof

A

Religie kan constructief of destructief zijn. Dat hangt er vanaf hoe jij of de kerk/ moskee in het geloof staat; positief of negatief, waarbij er continu angst wordt gekweekt. Vanuit religie zou je copingstrategieën kunnen verkrijgen:
• Sociale betrokkenheid.
• Betekenis aan het leven: alles wat er gebeurd staat bijv. in teken van God, waardoor je veel dingen voor jezelf kunt verklaren. Dit geeft een prettig gevoel, omdat je antwoorden hebt voor dingen je die overkomen.
• Spirituele groei.

49
Q

Religie kan zorgen voor positieve of negatieve perceptie tegenover god

A

• Positief: zorgt voor minder persoonlijke stress, maar ook moeilijkheden met het
begrijpen waarom er pijn en lijden in de wereld is.
• Negatief: belemmeren van capaciteit van ervaren van genot → distress.

50
Q

Delen van je verhaal

A

Mensen delen meestal hun negatieve ervaringen na enkele uren met anderen, bijvoorbeeld lotgenotengroepen of vrienden. Dit doen ze door middel van schrijven of met anderen erover praten of chatten. Je wilt dat jouw verhaal anderen bereikt. Als het verhaal beschamend is, duurt het delen met anderen wat langer of wordt het zelfs niet gedeeld. Het is nog onduidelijk of een sociaal geïnhibeerd persoon (bijv. type D persoonlijkheid) überhaupt wel in staat zijn om hun verhaal te delen. Wellicht is het voor deze mensen handig om het anoniem te delen. Er is nog weinig bekend, maar we weten wel dat het delen van je verhaal belangrijk voor je stress is.

51
Q

Schrijven van je verhaal

A

Een andere manier zou kunnen zijn om niet te vertellen, maar te schrijven. Uit onderzoek is gebleken dat proefpersonen vlak na het schrijven over hun negatiefste gedachten en situatie zich depressiever voelden, maar dat ze na een jaar minder ziekenhuisbezoeken hadden gehad dan de controlegroep die over neutrale dingen schreven. Deze afname komt waarschijnlijk, doordat mensen het hebben afgesloten door de situatie van zich af te schrijven.

52
Q

Inhiberen van gevoelens

A

Het actief inhiberen van gevoelens en stressoren is stressvol op zich. Wanneer je constant actief inhibitie aan het vertonen bent over je gevoelens activeert het sympathisch zenuwstelsel, wat leidt tot gezondheidsproblemen.

Volgens Freud kan onderdrukking en repressie van gevoelens leiden tot neurose. Remming van gevoelens is geassocieerd met een slechte gezondheid. We moeten door onze emoties heen werken, door erover te praten (= cathartic methode). Dit is vergelijkbaar met de theorie van het schrijven over emoties.

53
Q

Cathartic methode

A

We moeten door onze emoties heen werken, door erover te praten (= cathartic methode). Dit is vergelijkbaar met de theorie van het schrijven over emoties.

54
Q

Zoeken naar/vinden van voordelen; benefit finding and growth (BFG)

A

Mensen gaan zich richten op de positieve ervaring na een negatieve impact. Dit is gelinkt aan de posttraumatische groei, waarbij je gaat kijken naar de positieve veranderingen die gekomen zijn door de negatieve gebeurtenis. Het is momenteel nog steeds onduidelijk wanneer en wie posttraumatische groei of trauma ervaren. Benefit finding en groei is gerelateerd aan een betere gezondheid.

55
Q

Onderzoek van de benefit finding scale voor borstkanker patiënten ziet er als volgt uit:

A

Het hebben gehad van borstkanker heeft ervoor gezorgd dat…
• … ik meer dankbaar ben.
• … dat ik beter dingen kan accepteren.
• … mijn familie hechter werd.
• … ik productiever ben