HC4 Flashcards
Wat zijn de verschillende betekenissen van schuld?
- Schuld in de zin van het gedaan hebben. Dit slaat op het puur fysieke aspect van iemands betrokkenheid bij een bepaalde daad.
- Schuld in de zin van geestesgesteldheid of intentie waarmee een bepaalde strafbare gedraging is verricht op een bepaald strafbaar gevolg in het leven is geroepen.
- Schuld in de zin van verwijtbaarheid. Je kan verantwoordelijk worden gehouden als jij uit vrije wil bepaalt dat je een strafbaar feit gaat plegen. Hierbij gaat het om de vraag: kon de dader, gegeven de omstandigheden van het geval, ook anders handelen dan hij in feite heeft gedaan?
- Schuld in enge zin (culpa als bestanddeel). Culpa als subjectief bestanddeel, als wettelijke schuldvorm. Dit is een vereiste voor culpoze delicten.
- Schuld in de zin van straftoemetingsschuld. Schuld in samenhang met de ernst van het feit. Dit speelt een rol bij de beantwoording van de laatste materiële vraag van art. 350 Sv: welke straf dient te worden opgelegd?
Wat is de verhouding tussen verwijtbaarheid en wettelijke schuldvormen?
Bij misdrijven is er altijd sprake van opzet of culpa. Dat moet altijd kunnen worden vastgesteld. Als dat niet zo is, dan volgt er vrijspraak. De verwijtbaarheid zit ingebakken in de twee schuldvormen. In beginsel, als je bewijst dat er opzet is, dan is de verwijtbaarheid daarin verweven.
Schuld in de zin van verwijtbaarheid ziet op de leer van het materiële feit. Hoe heeft het Melk en Water arrest hier invloed op gehad?
Geldt het beginsel van verwijtbaarheid voor alle strafbare feiten? Op het moment dat er sprake is van een overtreding en je gaat ervan uit dat de verdachte alle bestanddelen van dat feit vervult, dan is er een strafbare dader. Daar is verandering in gekomen door het Melk en Water arrest. Hierbij heeft de loopjongen iets gedaan, waar hij niets van wist en ook niet kon weten. Hierdoor is de bijzondere buitenwettelijke strafuitsluitingsgrond AVAS gekomen, afwezigheid van alle schuld
Wat zijn de vier voorwaarden voor strafbaarheid?
- Menselijke gedraging
- Vallend binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving
- Wederrechtelijk
- Aan schuld te wijten
Op welke manieren kunnen wettelijke schuldvormen zich voordoen?
- Opzet (dolus) en schuld (culpa). De meeste misdrijven zijn doleus, zoals doodslag, mishandeling, oplichting etc. Een aantal zijn culpoos –> dood door schuld, verkeersdelicten. Sommige feiten kunnen zowel opzettelijk als culpoos zijn, zoals brandstichting, witwassen en heling
- Subjectieve bestanddelen –> opzet en culpa zijn subjectieve bestanddelen en maken onderdeel uit van delictsomschrijving. Ze moeten dus ook worden bewezen
- Onderdeel van de bewijsvraag
Wat zijn algemene kenmerken van opzet?
- Subjectieve intentie/geestesgesteldheid van de dader
- Willens (volatieve aspect) en wetens (cognitief) handelen (doen en laten)
- Algemeen opzet (dolus generalis): op het moment dat je iemand een klap geeft tegen het gezicht en die persoon valt en breekt z’n enkel, dan kan je niet zeggen dat je het niet had voorzien, want je slaat iemand op het gezicht en dat is een kwetsbaar deel van het lichaam, dus dan had je het kunnen voorzien. Het is dan nog steeds mishandeling
- Opzet is niet hetzelfde als een motief. Motief hoeft niet bewezen te worden
- Interpretatie d.m.v. objectivering en normativering –> hoe stel je opzet vast? We kijken wat een gemiddelde persoon geweten en gewild zou hebben onder deze omstandigheden en ervaringsregels.
Hoe is opzet te herkennen in de delictsomschrijving?
- Opzettelijk, art. 261 Sr
- Ingeblikt opzet –> ligt erin besloten, art. 225 Sr. Als je iets doet, dat niet zonder opzet kan
- Wetende dat, bv. art. 188 Sr
- Oogmerk, art. 177 Sr
Waar moet het opzet op zijn gericht? Noem de hoofdregel en uitzonderingen
Hoofdregel: Opzet ziet op alle bestanddelen NA het bestanddeel opzet in de delictsomschrijving
Uitzonderingen:
- Geobjectiveerde bestanddelen, bv. art. 244 Sr –> bestanddelen van het delict waar geen opzet op hoeft te zijn, bv. ontucht bij minderjarigen, daarbij gaat het erom dat de verdachte geen opzet heeft op de minderjarigheid.
- Aan opzet onttrokken gevolgen, bv. art. 300 lid 3 Sr –> mishandeling met de dood ten gevolge. Ingetreden dood, daar hoeft opzet niet op te zien, wel op de mishandeling, maar niet op het gevolg.
Wat is de verhouding tussen opzet en wederrechtelijkheid? Noem de hoofdregel en uitzondering
Hoofdregel: kleurloos opzet (geen opzet op wederrechtelijkheid): je hoeft niet vast te stellen dat de verdachte opzet had op het handelen of het nalaten. Je wordt namelijk geacht de wet te kennen.
Uitzondering bij wederrechtelijkheid als bestanddeel:
- Opzettelijk en wederrechtelijk, bv. art. 172 Sr –> dan moet je beide vaststellen. Je hoeft hier niet te bewijzen dat opzet ziet op het wederrechtelijke deel.
- Opzettelijk wederrechtelijk, bv. art. 282 Sr –> Hierbij ziet opzet wel op de wederrechtelijkheid. Dat komt niet vaak voor. Dit heet Boos opzet.
Wat is de relatie tussen opzet en verwijtbaarheid? Staat de aanwezigheid van een schulduitsluitingsgrond in de weg aan opzet? Kan je bewijzen dat iemand aan alle bestanddelen voldoet, maar dat er toch geen sprake is van schuld?
Dat kan, denk aan schulduitsluitingsgronden, zoals noodweerexces. Iemand mocht zich verdedigen, maar is wel te ver gegaan in diens verdediging, maar dat kan onder omstandigheden toch betekenen dat die persoon niet strafbaar is. Iemand heeft opzettelijk gehandeld en zich opzettelijk verdedigd, maar daarbij is de schuld ontnomen.
Hoe zit het met opzet en verwijtbaarheid bij iemand die een psychische stoornis heeft?
Als je een psychische stoornis hebt, dan kan je opzettelijk een delict plegen, maar onder de waan van dingen. Als je ontoerekenbaar bent, als je niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor je handelingen, betekent dat niet dat je niet opzettelijk kan handelen. Als je stoornis meebrengt dat ieder inzicht van zijn gedraging ontbrak, dan is er geen sprake van opzet. Dit komt haast nooit voor. Niet elk inzicht ontbreekt. Er zit bijna altijd wel iets van een besef in van opzettelijk handelen, dus niet volledig ontoerekenbaarheid, maar wel enige ontoerekenbaarheid. Bij opzet wordt er streng naar gekeken, bij de schulduitsluitingsgrond wordt er anders naar gekeken, namelijk kan het diegene worden verweten?
Welke gradaties zijn er van opzet?
- Vol opzet: willen en weten is duidelijk gericht op het delict dat je pleegt
- Noodzakelijkheidsbewustzijn: Je primaire doel is niet het strafbare feit, maar het is een noodzakelijk gevolg van je handelen. Er is geen mogelijkheid dat het gevolg niet intreedt.
- Voorwaardelijk opzet –> dit is de ondergrens. Dit is alleen niet voldoende voor oogmerk. Daar volsta je niet met voorwaardelijk opzet. Daar heb je tenminste noodzakelijkheidsbewustzijn voor nodig.
Wat houdt voorwaardelijk opzet in?
Dit is een afzwakking van willens en wetens handelen.
Voorwaardelijk handelen is het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat het tenlastegelegde gevolg zal intreden.
Het heeft drie onderdelen waaraan voldaan moet worden:
- Aanmerkelijke kans op het gevolg
- Bewustzijn van die aanmerkelijke kans
- Aanvaarden van die aanmerkelijke kans
Wat houdt de aanmerkelijke kans in? Welk arrest hoort hierbij?
Dit is de risicocomponent. Er moet een kans zijn dat het gevolg intreedt en die kans moet aanmerkelijk zijn.
Arrest aanmerkelijke kans: In de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
Hoe wordt er getoetst of er sprake is van een aanmerkelijke kans? Welk arrest is hierbij van belang?
Dit wordt getoetst aan de hand van:
- Omstandigheden van het geval: dit wordt eerst omschreven, dus wat de verdachte heeft gedaan, wat de omstandigheden zijn. Er wordt gekeken naar de aard van de gedraging en de omstandigheden. (HIV I)
- Algemene ervaringsregels –> in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid (Arrest Aanmerkelijke kans)