HC3 Flashcards

1
Q

Vertel over het verkeersongeluk op de Markt in Den Haag in 1968

A

Een auto reed met hoge snelheid op de Markt. Het regende en hij slipte. De auto kwam op diens kant. De auto raakte een voetganger, waardoor die voetganger door een etalageruit viel. De ruit viel hierbij naar beneden op een andere voetganger en deze overleed. Kan het overlijden van de voetganger worden toegeschreven aan de autobestuurder? Ja, want hier is sprake van causaliteit. Objectief gezien had hij het kunnen voorzien, want hij had kunnen weten dat er een verkeersongeval zou ontstaan bij hard rijden in de regen. Subjectief gezien had hij niet kunnen voorzien dat specifiek dit zou gebeuren. HR ging mee met de objectieve voorzienbaarheid. Hij werd dus veroordeeld. Er was wel kritiek op: tot hoever kan je de objectieve voorzienbaarheid oprekken? Vrij snel daarna kwamen ze met de redelijke toerekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is causaliteit?

A
  • De relatie tussen oorzaak en gevolgen: handelen of nalaten van de verdachte
  • Objectieve zijde van het strafbare feit: bewijsvraag. Is het tenlastegelegde feit begaan door de verdachte, bewezenverklaard?
  • Wat is er gebeurd? Wie kan aansprakelijk worden gehouden voor het ingetreden gevolg?
  • Keten van gebeurtenissen
  • Causaliteit is vaak eenvoudig vast te stellen: bv. iemand die is overleden door een schotwond in het hoofd. Dat is vrij duidelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar is causaliteit relevant bij?

A
  • Materieel omschreven delicten: Met materiële delicten worden die strafbare feiten bedoeld, welke het veroorzaken van een bepaald gevolg omvatten (bv. doodslag)
  • Door het gevolg gekwalificeerde delicten: zwaardere delicten dan het gronddelict
  • Diverse andere delicten, zoals oplichting
  • Andere leerstukken. zoals ontoerekenbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Causaliteitstheorieën gaan over of causaliteit een feitelijke of normatieve vraag is, welke leer of welk criterium duidelijkheid biedt en leidt tot wenselijke uitkomsten etc. Welke causaliteitstheorieën zijn er?

A
  • Conditio sine qua non
  • Causa proxima
  • Adequate veroorzaking
  • Redelijke toerekening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt de conditio sine qua non in?

A

Voorwaarde zonder welke niet. Je moet vaststellen dat een bepaalde handeling onmisbaar is voor het intreden van het gevolg. Kan je de handeling weglaten en dat het gevolg dan niet intreedt, dan is er sprake van causaliteit. In de keten van gebeurtenissen is de gedraging van de verdachte de noodzakelijke factor geweest voor het intreden van het tenlastegelegde gevolg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het probleem met conditio sine qua non?

A

Het is onbepaald. Is alles wel strafwaardig? Conditio sine qua non is een hulpmiddel, maar op zichzelf veel te ruim om causaliteit in strafzaken vast te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt causa proxima in?

A

Dit is de tegenhanger van conditio sine qua non. In de keten van gebeurtenissen is de gedraging van de verdachte de laatste factor geweest voor het intreden van het tenlastegelegde gevolg. Causa proxima geeft aan dat ergens een beperking nodig is, maar dit wordt in de huidige rechtspraak niet echt meer gebruikt. Behalve dat er ergens grenzen moeten worden gesteld aan de redelijke toerekening. Dan wordt er gedacht, dit is zo ver verwijderd van het gevolg, dit kunnen we niet meer toerekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt adequate veroorzaking in?

A

In de keten van gebeurtenissen was voorzienbaar dat de gedraging van de verdachte zou leiden tot het intreden van het tenlastegelegde gevolg. Dit kan zich op een objectieve (achteraf kijkende) of subjectieve (kijken naar specifieke casus, specifieke gedachte) voorzienbaarheid. Er wordt vaak gekozen voor objectieve voorzienbaarheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt redelijke toerekening in?

A

Het tenlastegelegde gevolg is redelijkerwijs toe te rekenen aan de gedraging van de verdachte (zie Letale Longembolie). Dit is terug redeneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke factoren hebben betrekking op of een toerekening redelijk is?

A
  • Aard van de gedraging (Aortaperforatie)
  • Opzet/schuldverband
  • Ratio van de delictsomschrijving (Shaken Baby)
  • Invulling mede aan de hand van oude theorieën, met name conditio sine qua non en adequatie (voorzienbaarheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat valt er onder de aard van de gedraging bij bepalen of een toerekening redelijk is?

A
  • Wat voor gedraging is er verricht door de verdachte en is die geschikt voor het aansprakelijk zijn voor het tenlastegelegde gevolg?
  • Aortaperforatie: Met mes in de buik steken. Slachtoffer ernstig gewond. Er is sprake van een medische misser. De aorta van het slachtoffer is geperforeerd, maar dat is niet gezien door de artsen, dus het slachtoffer is overleden door een medische fout. HR zegt: dat gaat niet op. Als je iemand in diens buik steekt, dan weet je dat iemand medische hulp nodig heeft en dan kan je er redelijkerwijs vanuit gaan dat iemand kan overlijden. Hoe de artsen hebben gehandeld, staat niet in de weg van de redelijke toerekening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt het opzet/schuldverband in?

A
  • Opzetdelicten: je hebt de wil om iemand te doden. Als je opzet bij de verdachte kan vaststellen, ben je dichterbij het antwoord op de vraag of je het gevolg redelijkerwijs aan iemand kan toerekenen
  • Bij schuld ligt het anders. Dan heeft iemand aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld. Dat is minder snel een indicator van redelijke toerekening. Je gaat kijken naar: was het voorzienbaar?
  • Bij geobjectiveerde delicten (bv. mishandeling) hoeft het opzet niet te zien op het intreden van het gevolg, maar op het opzet op het handelen, dus mishandelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt ratio van de delictsomschrijving in?

A

Waar ziet het delict op? Bv. Waarom hebben we moord in het WvSr staan? Omdat we het recht op leven niet willen schenden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Er zijn ook enkele complexe causale ketens. Welke zijn er?

A
  • Tussenliggende factor
  • Onduidelijkheid conditio sine qua non bij nalaten
  • Alternatieve causaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt complexe causale keten: tussenliggende factor in en welke soorten zijn er en wat houden die in?

A

Dit houdt in: Gebeurtenissen tussen gedraging en het intreden van het gevolg. De volgende soorten zijn er:
- Een medische complicatie (Letale longembolie): longembolie hier fataal, niet het letsel van het verkeersongeval.
- Een medische fout (Aortaperforatie): Iemand krijgt niet de optimale medische zorg. Als die andere medische zorg had gehad, dan had het slachtoffer het kunnen overleven
- Keuze van het slachtoffer (Dwarslaesie): Slachtoffer heeft zelf een bijdrage aan het intreden van het gevolg. Dwarslaesie arrest: verdachte had zijn vriendin neergeschoten in haar hals. Zeer ernstige verwondingen, dwarslaesie. Ze liep een ernstige longinfectie op, maar ze wilde zich niet laten behandelen, omdat ze dan haar hele leven verlamd zou zijn. Als ze zich wel had laten behandelen, dan zou ze wellicht later zijn overleden. HR zegt: keuze van het slachtoffer staat niet in de weg van het redelijkerwijs toekennen van schuld aan de verdachte. Hij had nog steeds redelijkerwijs kunnen bedenken dat zij had kunnen overlijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt de complexe causale keten: onduidelijkheid conditio sine qua non bij nalaten in?

A

Dit geeft een onduidelijkheid aan over de keten van gebeurtenissen: redelijke toerekening bij omissiedelicten (Shaken baby). Nalaten staat hier centraal. De verdachte wordt verweten dat hij niet heeft gehandeld, terwijl hij dat wel had moeten handelen. Conditio sine qua non zou een absolute ondergrens zijn. Dat is niet meer het geval, bv. als je te maken hebt met een omissiedelict.

17
Q

Hoe kan je testen of er sprake is van een conditio sine qua non bij nalaten?

A
  • Oordeel over een hypothetische situatie: wat als wel was ingegrepen? Empirisch gezien zou je dan nooit een causaal verband kunnen aantonen, maar we kijken niet alleen empirisch en feitelijk, maar ook normatief
  • Shaken baby arrest: Twee jonge ouders hadden een baby gekregen. Die huilde veel. De ouders konden er niet mee om gaan, ze lieten het kind vaak vallen etc. Hoe het precies is gebeurd, is vaag. De ouders hebben geen hulp ingeroepen en het kind kwam te overlijden. Medisch gezien kon niet worden vastgesteld of het kind nog had geleefd als de ouders wel hulp hadden ingeroepen. De vraag: Heeft de gedraging/het nalaten de kans op het intreden van het gevolg verhoogd? Antwoord was ja.
  • Is er sprake van een zorgplicht?
    Als beide vragen met ja kunnen worden beantwoord, dan is er sprake van een causaal verband, ookal weet je niet zeker of het anders had kunnen lopen als er anders was gehandeld.
18
Q

Een voorbeeld van de complexe keten: alternatieve causaliteit is Groninger HIV-zaak. Wat houdt deze in?

A

Seksfeesten in Groningen, waarbij mannen onbeschermde seks met elkaar hadden. Slachtoffers hadden met HIV-besmet bloed geïnjecteerd gekregen. Het verweer: Slachtoffers hebben HIV opgelopen. Verdachten vervolgd wegens het toebrengen daarvan. Kunnen we vaststellen dat het HIV-bloed de oorzaak was van het letsel. Verweer: Nee, dat hoeft niet noodzakelijkerwijs het gevolg te zijn van het injecteren van het bloed, want er waren heel veel mensen die onbeschermde seks hadden, dus het had ook daarmee kunnen zijn ontstaan.

19
Q

Welke vragen moeten worden doorlopen om alternatieve causaliteit uit te sluiten?

A
  • KAN de gedraging een onmisbare schakel hebben gevormd in de causale keten?
  • Is het gevolg met aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedraging veroorzaakt?
20
Q

Op basis van welke factoren kan worden bepaald of het gevolg met aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedraging is veroorzaakt?

A
  • Aard van de gedraging
  • Ervaringsregels: Hoe groot is de kans? Aard van de gedraging en ervaringsregels liggen dicht bij elkaar
  • Afweging scenario’s: andere oorzaak moet hoogstonwaarschijnlijk zijn. Als dat niet zo is, dan is er geen sprake van causaliteit.
21
Q

In het strafrecht wordt de leer van de redelijke toerekening gebruikt (Letale longembolie). Er zijn 3 rijtjes als het gaat om causaliteit. Als de conditio sine qua non duidelijk is, dan kom je in het linker rijtje. Wat valt hierover te zeggen? Geef aan wat het inhoudt, welke arresten hierbij horen en de indicatoren

A

Conditio sine qua non is duidelijk.
Dit houdt in dat er een noodzakelijke factor is voor het intreden van het gevolg. In beginsel gebruiken we het als ondergrens.

De arresten die hierbij horen zijn:
- Letale longembolie: Medische complicatie
- Aortaperforatie: Medische misser
- Dwarslaesie: keuze slachtoffer geen behandeling

3 indicatoren:
- Aard van de gedraging
- Opzet/schuldverband
-Voorzienbaarheid

22
Q

Als er twijfel is over de conditio sine qua non, dan kom je uit in het tweede rijtje. Wat valt hierover te vertellen? Geef aan wat het inhoudt, welk arrest hierbij hoort, de 2 vragen waaraan getoetst moet worden en de 3 hulpmiddelen bij de 2e vraag en 3 indicatoren.

A

Twijfel over conditio sine qua non. Dit gaat over de alternatieve causaliteit.

Het arrest dat hierbij hoort, is Groninger-HIV en dat arrest is leidend, niet de laatste 3 indicatoren.

2 vragen:
- Kan de gedraging een onmisbare schakel hebben gevormd in de causale keten?
- Is het gevolg met aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedraging veroorzaakt?

3 hulpmiddelen 2e vraag:
- Aard van de gedraging
- Ervaringsregels
- Afweging scenario’s: alleen als ander scenario hoogstonwaarschijnlijk is

3 indicatoren:
- Aard van de gedraging
- Opzet/schuldverband
- Voorzienbaarheid

23
Q

Als de conditio sine qua non onduidelijk is, kom je uit in het derde rijtje. Wat valt hierover te vertellen? Geef aan wat het inhoudt, welk arrest erbij hoort, 2 vragen die hierbij horen en de 2 vragen die kunnen helpen met dat testen en de 3 indicatiefactoren.

A

De conditio sine qua non is onduidelijk bij nalaten, omissiedelicten. Conditio sine qua non afwezig.

Shaken baby arrest

2 vragen die je jezelf stelt:
- Kan de verdachte verweten worden dat hij niet heeft gehandeld, terwijl hij dat wel had moeten doen?
- Oordeel over een hypothetische situatie: Als de verdachte wel had gehandeld, was dan het gevolg ingetreden?

2 vragen om dit mee te testen:
- Heeft de gedraging de kans op het intreden van het gevolg in zodanige mate verhoogd dat het aan diegene valt toe te rekenen?
- Is er sprake van een zorgplicht?

3 indicatiefactoren:
- Aard van de gedraging
- Opzet/schuldverband
- Voorzienbaarheid

24
Q

Wat zijn de 2 vragen die kunnen leiden tot de vorm van causaliteit?

A
  • Is de conditio sine qua non duidelijk?
  • Hebben we te maken met een complexe causale keten?