HC1 Flashcards

1
Q

Wat valt er onder materieel strafrecht?

A
  • Strafbaarstellingen: delictsomschrijving + sanctienorm
  • Algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid (Algemeen deel van WvSr): Wie kan er strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld en onder welke omstandigheden, wat zijn de uitsluitingsgronden?
  • Voorwaarden voor vervolgbaarheid: Wanneer mag NL iemand vervolgen? Denk aan Nederlands grondgebied, maar soms ook daarbuiten en denk aan verjaring
  • Sanctierecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt strafrecht als ultimum remedium in?

A

Dat het strafrecht wordt gebruikt als het laatste redmiddel. Dit is het uitgangspunt van het strafrecht. We stellen gedrag alleen maar strafbaar als we dat gedrag niet op een andere manier kunnen aanpakken, zoals met civiel recht of bestuursrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer moet je overgaan op het strafrecht?

A
  • Schadebeginsel: Je moet gedrag alleen maar strafbaar stellen als het schade oplevert. Er moet sprake zijn van een harm en een wrong.
  • Alleen gedrag strafbaar stellen dat een rechtsgoed schendt. De rechtsgoederen of rechtsbelangen kun je herkennen in thema’s, bv. misdrijf tegen zeden, misdrijf tegen het leven etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de bronnen van materieel strafrecht?

A
  • Internationale verdragen: Een internationaal verdrag stelt een land verplicht tot strafbaarstelling, bv. oorlogsmisdrijven, Verdrag van Istanbul –> In de sfeer van geweld tegen vrouwen, cybercrime, EVRM.
  • EU-recht: Rechtstreeks toepasselijke verordeningen –> NL is verplicht om strafbaarstellingen te doen bij bv. mensenhandel.
  • De wet: Commuun (WvSr) en bijzonder recht (Opiumwet, Wegenverkeerswet etc.)
  • Lagere regelgeving: Bv. Gemeentelijke verordeningen, APV
  • Nationale en internationale rechtspraak: Hoge Raad, Mensenrechtenhof Straatsburg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de betekenis van bronnen?

A
  • Primaat van de wet: legaliteitsbeginsel
  • Primaat van het Wetboek van Strafrecht: Wat in de grondwet is gezet, art. 117 Sr –> Codificatiegebod
  • Maar, de praktijk is weerbarstig: Er bestaan strafbaarstellingen die door de rechter beter worden uitgelegd. Veel bijzonder strafrecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tot 1886 was het Franse Code Pénal (1810) van kracht. In 1886 was de inwerkingtreding van het nieuwe nationale wetboek van strafrecht. De jury werd afgeschaft. Hoe was het nationaal wetboek van strafrecht gekenmerkt?

A
  • Eenvoud: Leerstukken werden niet of heel kort omschreven
  • Tweedeling tussen misdrijven en overtredingen
  • Rechterlijke interpretatie- en straftoemetingsvrijheid –> vertrouwen in de rechter
  • Terughoudendheid (liberaal) (terughoudendheid in de reikwijdte van gebruik van strafrecht, terughoudendheid in wat er strafbaar wordt gesteld)
  • Beschermen tegen de overheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is er behouden gebleven sinds 1886?

A
  • Algemene leerstukken niet/nauwelijks gedefinieerd (eenvoud) –> nadere uitwerking wordt overgelaten aan de rechtspraak.
  • Tweedeling tussen misdrijven en overtredingen
  • Grote straftoemetingsvrijheid voor de rechter, met uitzondering van het taakstrafverbod: taakstraf mag alleen in combinatie met een vrijheidsstraf bij heftige delicten. Denk ook aan strafminima, veel landen hebben dat en straf escapes, maar wij niet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de ontwikkelingen sinds 1886?

A
  • Opkomst moderne richting: verenigingstheorie: synthese van klassieke richting en moderne richting –> vergelding is belangrijk, maar proportionaliteit en straffen moeten een doel hebben. Terughoudendheid in wat er strafbaar is, bescherming van de burger tegen de overheid. Richten op effectieve strafrechtspleging. Vroeger was er veel meer aandacht voor hoe je de samenleving moet beschermen tegen slechte mensen
  • Nieuwe vormen van criminaliteit, bv. cybercrime
  • Internationalisering en Europeanisering –> open grenzen/vervaging van landsgrenzen, bv. mensensmokkel, mensenhandel
  • Toegenomen invloed van andere disciplines: Als je criminaliteit wil voorkomen moet je verder kijken dan wat juristen kunnen en doen, denk ook aan psychologie, biologie, omgeving etc.
  • Toegenomen nadruk op veiligheid: het uitsluiten van risico’s zijn we belangrijker gaan vinden, vaker gaan accepteren dat ons iets kan overkomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de kenmerkende veranderingen?

A
  • Is ons Nederlandse strafrecht wel echt Nederlands?
  • Strafbaarstelling van de voorfase
  • Veranderde opvatting van daderschap
  • Forse groei bijzondere strafwetgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn punten die zien op de vraag: Is ons Nederlandse strafrecht wel echt Nederlands?

A
  • Positieve verplichtingen o.g.v. EVRM: Als je adequaat wil waarborgen dat je mensenrechten belangrijk vindt, dan moet je bv. mensenhandel strafbaar stellen
  • Invloed van bovennationaal recht, met name van (afdwingbaar) EU-recht: inbreukprocedures starten
  • Plicht tot conforme interpretatie –> Nederlandse strafrechter is verplicht tot conforme interpretatie van het EU-recht. De normen die bepaald zijn in het EU-recht gelden
  • Rechtspraak Hof Justitie EU
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de punten over de strafbaarstelling van de voorfase?

A
  • Strafbare voorbereiding: Sinds nieuwe wetboek 1994 bestaat er ook een strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen, beperkt tot minstens 8 jaar gevangenisstraf delicten.
  • Ook gevaarzettingsdelicten komen meer op de voorgrond. Er is een wens om gevaarzettingsdelicten strafbaar te stellen. Dit zit in een vroegere fase dan krenkingsdelicten. Waar trek je de grens, want gedachten zijn vrij. Zit er dan niet ook overlap in de strafbaarstellingen en kan je dan niet ook voor meerdere feiten veroordeeld worden?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de punten over de veranderde opvatting van daderschap?

A
  • Naast fysiek ook functioneel daderschap. Fysiek is een gewilde spierbeweging. Functioneel is bv. een opdrachtgever.
  • Strafbaarheid van de rechtspersoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de punten over de forse groei van bijzondere strafwetgeving?

A
  • Mede onder invloed van EU-regelgeving en internationaal recht
  • Gelede normstelling –> gehele strafbaarstelling moet bij elkaar geschraapt worden vanuit verschillende bepalingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de 4 formele vragen van art. 348 Sr?

A
  1. Is de dagvaarding geldig?
  2. Is de rechtbank bevoegd?
  3. Is de OvJ ontvankelijk in de vervolging
  4. Zijn er redenen om de vervolging te schorsen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de functies van de dagvaarding?

A
  1. Persoonsaanduidingsfunctie: naam
  2. Oproepsfunctie: tijdstip, locatie
  3. Informatiefunctie: rechten van de verdachte
  4. Beschuldigingsfunctie (art. 261 Sv): tenlastelegging.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat voor soort tenlasteleggingen zijn er?

A
  1. Type tenlasteleggingen: enkelvoudige tenlastelegging
  2. Primair en subsidiaire tenlastelegging: bv. moord primair, doodslag subsidiair
  3. Cumulatieve tenlastelegging: meerdere tenlasteleggingen
  4. Alternatieve tenlastelegging: juridische feiten sluiten elkaar uit
17
Q

Als alles klopt, dan is de dagvaarding geldig. Als dat niet zo is, dan is het nietigheid van de dagvaarding, art. 349 lid 1 Sv. Wat zijn de eisen van de tenlastelegging?

A
  • Bestanddelen uit het wetsartikel moeten ten laste worden gelegd en worden bewezen.
  • Er moet een tijd/datum in de tenlastelegging staan, maar die hoeft niet goed te zijn.
  • Er moet een plaats in de tenlastelegging staan. Als deze niet goed is, leidt dit NIET tot nietigheid van de dagvaarding. Als er geen plaats in staat, leidt dit WEL tot nietigheid.
  • Het wettelijk voorschrift dat overtreden is moet erin staan, dus het wetsartikel. Als dit niet zo is, dan leidt dit NIET tot nietigheid van de dagvaarding.
  • De omstandigheden waaronder het feit is begaan, moeten erin staan. Wordt dit niet vermeld, dan leidt dit WEL tot nietigheid.
18
Q

Wat kan leiden tot nietigheid van de dagvaarding?

A
  • Als er een gebrek is in de beschuldigingsfunctie
  • Als er niet aan de betekenisvoorschriften is voldaan (als de verdachte de dagvaarding niet in goede staat heeft ontvangen en dat komt door de overheid)
19
Q

Wat gebeurt er bij nietigheid?

A

De rechter mag dan wel opnieuw dagvaarden, maar niet over de inhoudelijk/materiële zaak. Zolang die uitspraak er nog niet is, dan mag de rechter de verdachte nog steeds vervolgen, dus de verdachte nogmaals dagvaarden.

20
Q

De tweede formele vraag is “Is de rechtbank bevoegd?” Er is absolute en relatieve competentie. Wat houdt beide in?

Als aan allebei wordt voldaan, is de rechtbank bevoegd. Als niet aan allebei wordt voldaan, is de rechter onbevoegd. art. 349 lid 1 Sv.

A
  • Absolute competentie: Welk soort rechter is bevoegd? Art. 268 Sv. Dus, kantonrechter, kinderrechter, meervoudige kamer etc.
  • Relatieve competentie: In welk arrondissement moet de zaak worden aangenomen? Op welke locatie? art. 2-6 Sv. Dus bv. Rotterdam of Amsterdam
21
Q

Vraag 3 is of de OvJ ontvankelijk is in de vervolging. Hierop zien de vervolgingsbeletselen, zoals geen rechtsmacht (artikel 2 tot en met 8 Sr) Minderjarigen onder de twaalf (artikel 486 Sr) Ne bis in idem (artikel 68 Sr), verjaring art. 70 Sr.
Wat gebeurt er als er geen vervolgingsbeletselen gelden? Wat gebeurt er als er een van de vervolgingsbeletselen geldt?

A

Als geen van de vervolgingsbeletselen geldt, dan OvJ ontvankelijk. Als een van de vervolgingsbeletselen geldt, dan is de OvJ niet ontvankelijk, art. 349 lid 1 Sv.

22
Q

Vraag 4 is of er redenen zijn om de vervolging te schorsen. Wat is hier een voorbeeld van?

A

In art. 14 t/m 16 Sv vind je de redenen om te schorsen, denk aan iemand die de vervolging niet begrijpt vanwege een geestelijke stoornis. Als er zo’n reden geldt, dan is er een schorsing der vervolging art. 349 lid 1 Sv

23
Q

Wat is er van belang bij de vraag of het ten laste gelegde feit door de verdachte is begaan?

A
  • Het is hierbij belangrijk te letten op de bestanddelen en elementen. Bestanddelen moeten bewezen worden, anders volgt er geen bewezenverklaring. Elementen worden verondersteld aanwezig te zijn als er een bewezenverklaring is. Verwijtbaarheid en wederrechtelijkheid kunnen bestanddelen, maar ook elementen zijn. Het is van belang hier goed op te letten.
  • Voor bewijsbaarheid moeten er wettige bewijsmiddelen zijn en het moeten er genoeg zijn. Dit is te vinden in art. 338-344a Sv.
  • De rechter dient zelf overtuigd te zijn dat de verdachte schuldig is
24
Q

Wat gebeurt er als er geen bewezenverklaring is voor de tenlastelegging?

A

Dan volgt er vrijspraak, art. 352 lid 1 Sv.

25
Q

Wat is de tweede materiële vraag van art. 350 Sv?

A

Is het bewezenverklaarde feit strafbaar?

26
Q

Wat voor probleem kan er opkomen bij de tweede materiële vraag?

A

Er kan zich een probleem voordoen als de OvJ is vergeten een bestanddeel op te nemen in de tenlastelegging. Het bewezenverklaarde kan dan niet gekwalificeerd worden. Er is dan een feit ten laste gelegd en bewezenverklaard, maar dat levert geen strafbaar feit op.

27
Q

Als de tweede vraag niet bewezen is verklaard, wat voor uitspraak volgt er dan?

A

Ontslag van alle rechtsvervolging, art. 352 lid 2 Sv

28
Q

Wat is de derde materiële vraag van art. 350 Sv?

A

Is de dader strafbaar?

29
Q

Wat is er van belang bij de derde materiële vraag?

A
  • Is het bewezenverklaarde feit strafbaar?
  • Strafuitsluitingsgronden (let op deze komen ook aan bod bij de eerste materiële vraag). Het is van belang te kijken naar bestanddelen en elementen.
30
Q

Wat zijn de mogelijke situaties + uitkomsten van strafuitsluitingsgronden?

A
  • Als wederrechtelijkheid een bestanddeel is en iemand kan een beroep doen op een rechtvaardigheidsgrond, dan komt dit aan bod bij de eerste materiële vraag. Iemand die een gegrond beroep doet op een rechtvaardigingsgrond, daarbij is het gedrag gerechtvaardigd en het bestanddeel ‘wederrechtelijkheid’ kan niet worden bewezen. Er volgt vrijspraak
  • Als wederrechtelijkheid een bestanddeel is en iemand doet een beroep op een schulduitsluitingsgrond, dan volgt OVAR.
  • Als wederrechtelijkheid een element is, dan hoeft het niet bewezen te worden. Dan komen de rechtvaardigheidsgronden aan bod bij de 3e materiële vraag. OVAR.
  • Als verwijtbaarheid, gedrag wat aan schuld te wijten is, een bestanddeel is, dan heet dat culpa en dat moet dan bewezen worden. Culpa omvat zowel de vraag naar de verwijtbaarheid als de vraag naar de wederrechtelijkheid. Als je een culpoos delict hebt, dan komen de rechtvaardigheidsgronden en schulduitsluitingsgronden aan bod bij de 1e materiële vraag. Bij een geslaagd beroep op een strafuitsluitingsgrond volgt er vrijspraak.
  • Als verwijtbaarheid een element is, dan komen de schulduitsluitingsgronden aan bod bij de 3e materiële vraag en met een geslaagd beroep daarop is de uitspraak OVAR.
  • Zijn er geen strafuitsluitingsgronden, dan gaat de rechter door naar de volgende vraag. Zijn er wel strafuitsluitingsgronden van toepassing, dan volgt OVAR, art. 352 lid 2 Sv
31
Q

Wat gebeurt er als de rechter al antwoord heeft gegeven op één van de materiële hoofdvragen?

A

Dan is het op grond van art. 68 Sr niet meer mogelijk om de verdachte opnieuw te vervolgen voor hetzelfde feit. Ne bis in idem beginsel. Als het OM dat wel doet, dan stranden we bij de vraag naar de ontvankelijkheid van het OM. We hebben dan te maken met een vervolgingsbeletsel.