HC.1.4 - psychologische aspecten kind en ouder Flashcards

1
Q

welke uitschieters zijn er bij het window of tolerance?

A

hyperarousel
- fight
- flight
- active freeze (hierbij is je sympatisch wel verhoogd maar je beweegt niet)
hypoarousel
- submissie (je geeft je over)
- passive freeze (parasympatische zenuwstelsel is dominant, je HF daalt dus en bent letterlijk verlamt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uit welke 3 factoren bestaat het procedurele distress model?

A
  • pijn
  • angst
  • focus op de procedure
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat moet je doen als iemand in de stress schiet (3D model)?

A
  • regulate: kalmeren
  • relate: contact maken
  • reason: communiceren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe ziet de neurocognitieve ontwikkeling eruit?

A
  • prenataal is de basis aanwezig
  • tot 5 jaar heb je een explosieve groei
  • 5-volwassen heb je verfijning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de belangrijkste contextfactor voor kinderen?

A

de ouders maar als deze zelf gestresst zijn dan kunnen ze het kind niet troosten. daarnaast heeft deze stress invloed op opvoedingstaken en grenzen stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het kenmerk van een baby?

A

gaat vooral om de regulatie (voeding, slapen, huilen, troosten) en hechting
- vertrouwen vs wantrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het kenmerk van een peuter?

A

seperatieangst, langdurige voedingsproblemen, slaapproblemen en reactie op ingrepen
- autonomie vs schaamte/twijfel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het kenmerk van een kleuter?

A

magisch denken
- initiatief vs schuld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het kenmerk van schoolgaande kinderen?

A

aandacht/leer/gedragsproblemen, zelfbeeld, zich ‘anders voelen’
- vlijt (strijd) vs minderwaardigheid
dit gaat vooral over hoe kan ik verder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het kenmerk van adolescenten?

A

risicovol gedrag, angsten, identiteitsproblemen, zorgen over de toekomst relaties
- identiteit vs rolverwarring
dus gericht op toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het kenmerk van ouder?

A

stress bij de ouders, angst/somberheid/trauma, boosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly