HC.1.2 – pathofysiologie cyanose Flashcards

1
Q

wat is cyanose?

A

Blauwverkleuring van slijmvliezen, nagelbed, tong, lippen en huid. het is een verschijnsel geen diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer is cyanose klinisch waarneembaar?

A

als meer dan 2-3 mmol/L niet gebonden is aan zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waardoor wordt je blauw bij cyanose?

A

onverzadigd Hb is donkerder van kleur en daardoor krijg je een blauwachtige tint.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waardoor is de kans kleiner dat je cyanose ziet bij een laag totaal Hb?

A

de onverzadigde Hb is dan dus ook in hoeveelheid lager en dus is de kans dat je de kleur ziet kleiner. Overigens meet je met de O2 alleen de verzadigde Hb.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de valkuil van een saturatie meter?

A

je weet niet het totaal aantal Hb. dus bij een 70% saturatie kan de hoeveelheid gebonden O2 nog steeds hoger zijn dan een saturatie van 85%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is centrale cyanose?

A

te laag zuurstof gehalte in de aorta. perifeer zal de saturatie wel goed zijn. maar helemaal in het einde is er dan wel cyanose (slijmvliezen, rong en nagelbed). dit zie je bij AHA en pulmonale problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is perifere cyanose?

A

lichaam denkt dat er te weinig zuurstof is. dus geeft prioriteit aan de hersenen, etc. er is dus normale O2 saturatie in arteriële bloed maar verhoogde O2-extractie in de weefsels. hierdoor blauwe, vaak koude acra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de oorzaken voor cyanose bij zuigelingen met AHA?

A

o Verkeerde aansluitingen
o Intracardiale menging O2 rijk en O2 arm bloed
o Onvoldoende longdoorbloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de oorzaken voor cyanose bij zuigelingen met pulmonale oorzaken?

A

o Onvoldoende ventilatie
o Onvoldoende functionerend longweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn andere oorzaken om cyanose te krijgen dan saturatie?

A

SOT = bèta * Hb * SatO2(ao) * QS

dus is ook afhankelijk van Hb concentratie en bindingscapaciteit en de lichaamsdoorstroming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waardoor schuift de zuurstof dissociatie curve naar rechts:

A

Losse binding van O2 aan Hb zodat zuurstof makkelijk loslaat als:
* Hoge temperatuur, lage zuurstofspanning, hoge CO2-spanning, lage pH en hoog 2,3-DPG (dit is bij weefsels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waardoor schuift de zuurstof dissociatie curve naar links?

A

Hb bindt makkelijker zuurstof en laat het moelijker los
* Lage temperatuur, hoge zuurstofspanning, laag CO2-gehalte, hoge pH en laag 2,3-DPG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waar zorgt de 2,3-DPG binding voor?

A

dat de binding tussen Hb en O2 losser is. in weefsels is dit hoger waardoor het makkelijker zuurstof afgeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarin verschilt de zuurstof dissociatie curve van volwassenen en een foetus door?

A
  • foerts heeft minder affiniteit voor 2,3-DPG en doet als deze niveaus lager zijn
  • curve gaat naar links en dus hogere affiniteit voor zuurstof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe wordt zuurstof tekort gereguleerd?

A
  • chemo receptoren reguleren acute veranderingen
  • lange termijn effecten worden hormonaal gestuurd (meer Hb aanmaak bijv.)
  • direct lokaal vasculaire respons en een baroreflex respons (= reguleren bloeddruk)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waardoor kan de bloedstroom in de longen zijn afgenomen?

A
  • bloed stroomt niet goed naar de longen waardoor de tricusspialdis slecht of niet ontwikkeld (=atresie),
  • het lumen van RV niet ontwikkelt wat leidt tot een hypoplastisch RV.
  • infundibulum te nauw waardoor het bloed niet goed in de pulmonalis kan stromen.
  • pulmonale klep stenose
  • intra pulmonaal: anatomische of functionele afwijkingen in de longen of bloedvaten naar de longen

het leidt enkel tot cyanose als er een shunt mogelijkheid is!

17
Q

wat zijn de 4 kenmerken van de tetralogie van Fallot?

A
  • VSD
  • pulmonale stenose
  • hypertrofische rechter ventrikel
  • overrijdende aorta
18
Q

wat is het verschil tussen de linker en rechter kamer?

A

rechts lopen allemaal spierbundels over elkaar heen terwijl het in de linker kamer glad is

19
Q

wat is de reden van onvolledige scheiding van zuurstof bij TvF?

A

ventrikelseptumdefect en pulmonale stenose

20
Q

wat bepaalt de mate van cyanose bij de TvF?

A

de mate van pulmonale stenose. hierdoor is er een weerstand en bloed kiest de weg van minste weerstand wat van rechts-links shunt is. hoe hoger de weerstand hoe meer er gebruik wordt gemaakt van de shunt

21
Q

wat is de behandeling van Tetralogie van Fallot?

A
  • palliatief: op jonge leeftijd doe je een Blalock-Taussig shunt (= shunt tussen a. subclavia en longslagader)
  • complete correctie: volwassen leeftijd doe je het VSD sluiten en de pulmonale stenose verbreden. de andere 2 kenmerken hoeven niet gecorrigeerd te worden doordat de RVH secundair ontstaat en de overrijdende aorta anatomisch probleem is wat geen oplossing nodig heeft als de rest weer klopt.
22
Q

welke soorten klepstenose zijn er?

A
  • valvulaire stenose: op de klep
  • supravalvulaire stenose: boven de klep (grote bloedvaten die volgen)
  • subvalvulaire stenose: stenose onder de klep (in het uitstroom traject)
23
Q

wat is tricuspidalisatresie?

A

er is geen normale doorgang tussen het rechter atrium en de rechterventrikel, omdat de tricuspidalisklep ontbreekt of niet goed is ontwikkeld. Hierdoor gaat het vanuit het RA snel langs RV naar de PA. De bloedstroom is een belangrijke factor voor de groei van de hartstructuren. Door gebrek aan flow ontstaat er een hypoplastisch RV

24
Q

wat is noodzakelijk bij een tricuspidalisatresie?

A

een ASD want anders kan het bloed niet weg uit het RA. via een ASD kan bloed vanuit RA naar LA en dan LV en RV.
daarnaast is het ook noodzakelijk om een VSD of open ductus arteriosus te hebben zodat het bloed naar de longen kan

25
Q

wat is de behandeling van een tricuspidalisatresie?

A

Fontan operatie = univentriculair hart creeëren, waarbij bloed niet meer door de RV hoeft. dit doe je met 2-5 jarige leeftijd

26
Q

hoe kan je op een echo zien wat links en rechts is?

A

pulmonaal splitst vrijwel direct in linker en rechter tal. de aorta doet dit later

27
Q

wat is een total anomalous pulmonary venous return?

A

er is een verbindend vat tussen de longvenen en de VCI waardoor het zuurstofrijk bloed niet in het LA komt maar in het RA. hierdoor is er een verhoogde bloedstroom naar de longen.
er moet een ASD zijn anders ga je dood

28
Q

wat is een truncus arteriosus?

A

er is 1 arterie die uit het hart komt en zich splitst in de aorta en pulmonaal. hierdoor mengt het bloed met elkaar en krijg je centrale cyanose

29
Q

waardoor is de saturatie bij een truncus arteriosus niet heel laag?

A

2/3 is zuurstofrijk en 1/3 arm doordat de longcirculatie heeft een lagere weerstand dan de systemische weerstand.

30
Q

wat is de behandeling van een truncus arteriosus?

A

de truncus arteriosus wordt gescheiden. de truncus wordt verbonden met de LV zodat er een functionerende aorta is. en dan een bypass voor de pulmonalis. de VSD wordt gesloten. dit wordt in de eerste levensweken uitgevoerd

31
Q

wat is een transpositie van de grote vaten?

A

De aorta en pulmonales zijn verkeerd aangelegd en zijn hierdoor omgewisseld. Het zuurstof arme bloed circuleert door het lichaam en zuurstofrijk bloed door de longen. Dit leidt tot een ernstige cyanose. De enige manier om O2 rijk bloed in aorta te krijgen is door een gat te maken.

32
Q

wat zijn de opties om een gat te maken bij een TGA?

A

ASD, VSD (dit kan beide door de Rashkind-procedure)
of een open ductus van Botalli (ductus arteriosus) deze kan je open houden door protaglandine E1 te geven bij geboorte

33
Q

waarom heeft O2 toedienen bij een hartafwijking geen zin?

A

Bij cyanotische hartafwijkingen is zuurstoftoediening vaak ineffectief omdat het probleem in de bloedstroom zit, niet in de zuurstofopname. Door een rechts-links shunt komt zuurstofarm bloed in de bloedsomloop terecht. Extra zuurstof kan zelfs de longdoorbloeding verhogen (doordat de weerstand naar de longen lager wordt) zonder de zuurstofvoorziening te verbeteren, wat de hartbelasting vergroot.

34
Q

1) Op welke manier past het lichaam zich het best aan aan chronische hypoxaemie?
a. Toename aldosteron productie
b. Afname angiotensine 1 productie
c. Toename hemoglobine gehalte
d. Afname hartminuutvolume

A

C

35
Q

2) Een pasgeborene wordt opgenomen in verband met centrale cyanose. Wat is de eerste stap die u zet in de opvang van deze patient?
a. U start een breedspectrum antibioticum, i.v.
b. U verhoogt het percentage O2 in de inademingslucht tot 100 %
c. U vraagt de kindercardioloog om een echocardiogram
d. U start high-frequency oscillatie beademing

A

B (hierbij wil je onderscheid maken tussen cardiaal en pulmonaal probleem. Als de saturatie verbetert is het pulmonaal probleem. Indien het niet verbetert is het cardiaal)

36
Q

3) Welke hartafwijking komt het meest voor?
a. Tetralogie van Fallot
b. Taussig-Bing anomalie
c. hypoplastisch linker hart
d. pulmonalisagenesie

A

A

37
Q

4) U wordt geroepen bij een 3 dagen oude zuigeling op de intensive care. Het kind heeft een cyanotische hartafwijking. Bij onderzoek vindt u een cyanotische neonaat met een transcutaan gemeten zuurstof saturatie van 80 %. Het kind is behalve blauw ook bleek, het heeft een pols van 180/min (sinusritme) en een bloeddruk van 45/20 mm Hg. In het laboratorium onderzoek vindt u een lactaat van 4 mmol/l en een Hb van 6,5 mmol/l (normaal > 9,0 mmol/l). Hoe zou u dit kind behandelen?

A

Deze vraag gaat over de formule: SOT = β * [Hb] * [SatO2Ao] * Qs. Je geeft hierbij een bloedtransfusie hiermee verbeter je de zuurstof capaciteit.

38
Q

5) Een kind wordt op de 2e levensdag opgenomen op de kinderafdeling in verband met een hartgeruis, een ademfrequentie van 70 / min. En een O2-saturatie van 87 %. Welke van de volgende hartafwijkingen is het minst waarschijnlijk?
a. Pulmonalisatresie met VSD en forse SYPCA’s
b. Transpositie van de grote vaten met groot VSD
c. Tricuspidalisatresie met normale stand grote vaten, VSD geen pulmonalisstenose
d. Pulmonalisatresie met intact ventrikelseptum

A

D deze is meest zeldzaam