HC Biomaterials Flashcards
1
Q
Osteo conductie
A
het vermogen van een materiaal om de geleiding van botweefsel te ondersteunen. Het betekent dat het materiaal een matrix biedt waarlangs botcellen kunnen migreren en hechten.
2
Q
Osteo inductie
A
het vermogen van een materiaal om de differentiatie en proliferatie van stamcellen naar botcellen te stimuleren
3
Q
Metaal biomateriaal
A
- Non degradable: Stainless steels (SS), cobalt based alloys, Titanium (Ti) & its alloys, Porous tantalum (Ta)en Zirconium-Niobium (Zr-Nb)
- Degradable metalen worden niet gebruikt, maar zijn in ontwikkeling
- Stainless (corrosie resistent) steels (iron en carbon composiet)
- Cobalt-based alloys zijn harde materialen en slijtvast
- Metaal eigenschappen: hoge ultimate tensile strenght en hoge dichtheid
4
Q
Polymeer biomateriaal
A
- Polmeer structuur: momomeren die samen worden verbonden door primaire covalente bindingen. Dit kan lineair, branched en cross-linked
- Voordelen
o Greatest versatility in properties
o Lighter than metal
o High chemical stability in vivo
o Easy to manifacture - Concerns
o long-term chemical biocompatibility
o low strength and stiffness
o wear debris (osteolysis)
o sterilization - Application
o total joint replacement:
ultrahigh molecular weight
polyethylene (UHMWPE)
Implant fixation
o Fixation parts for bone fracture
5
Q
Ceramic biomaterial
A
- Compounds of metallic and non-metallic elements - ionic bonds
- Applications
o Total joint replacements
o Scaffolds
o Coatings for implant fixation
o Vehicles for drug delivery - Advantages: hard materials, ability to be smoothly polished, wear resistance and low friction, inert/bioactive
- Disadvantages: brittle, low tensile strength, low fracture strength, difficult to process