HC 9 Dementie Flashcards

1
Q

Delier

A

Acute verwardheidstoestand na het acuut ziek worden of operatie -> delier ontstaat makkelijker bij kwetsbaar brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dementie

A

Een chronische, progressieve aandoening met een geleidelijke verslechtering van cognitieve functies, zonder bekende genezing maar met symptomatische behandelingsopties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mild cognitive impairment (MCI)

A

Cognitieve achteruitgang -> beperkt niet in het dagelijks functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

FDG-PET

A

Kijkt naar het glucosemetabolisme en functioneren van het brein i.p.v structuren van het brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

MRI-scan

A

De hippocampus zie je bij Alzheimer duidelijk verschrompelen -> je ziet hersenvocht ervoor in de plaats komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Degeneratieve vormen

A

Gaan samen met echte schade aan het brein, met bijvoorbeeld een stapeling van schadelijke Tau eiwitten of andere breinpathologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Non-degeneratieve vormen

A

Gaan over wat zich buiten het brein afspeelt, bijvoorbeeld vasculaire schade, zoals atherosclerose, boksers-dementie, infectie, breinschade, vergiftiging of orgaanfalen -> dementie symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

NINCDS-ADRDA criteria Alzheimer

A

Mate waarin je aan criteria voldoet, maakt diagnose meer of minder waarschijnlijk (definite, probable, possible, unlikely)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

NINDS-AIREN criteria Vascular Dementie

A

Mate waarin je aan criteria voldoet, maakt diagnose meer of minder waarschijnlijk (definite, probable, possible, unlikely)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Alzheimer Dementie

A

Geleidelijk beloop -> in vroeg stadium geheugenproblemen en vergeetachtigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vasculaire dementie

A

Plotselinge veranderingen -> motorische en balansproblemen. In vroeg stadium traagheid en minder flexibiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lewy Body dementie

A

Heel wisselend beloop -> hallucinaties, wanen, verminderde aandacht en concentratie, spontaan parkinsonisme (ook REM slaapstoornissen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Frontotemporale degeneratie (FTD)

A

Progressieve gedrags- en persoonlijkheidsveranderingen die sociale problemen opleveren door Tauopathie (Tauo eiwit stapelt zich op in frontaalkwab) -> verminderde sociale skills, toename taalbeperkingen en perseverend/compulsief gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Parkinson dementie

A

Eerst parkinson verschijnselen, later dementie verschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lewy body dementie

A

Eerst dementie verschijnselen, later parkinson verschijnselen (of tegelijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Pathologie Alzheimer

A

Bij Alzheimer begint het met amyloide plaque vorming -> Tau plaques (tangles)
Membraan eiwit APP (op chromosoom 21) wordt door enzymen opgeknipt -> als dat door een verkeerd enzym wordt geknipt, of je hebt meer APP, dan zorgt dat tot plaquevorming. Het immuunsysteem probeert dit op te ruimen, hierdoor ontstaat inflammatie -> ontsteking zorgt ervoor dat omliggende hersencellen verloren gaan

17
Q

Mixed dementie

A

Een combinatie van typische eiwitstapeling, vasculaire schade en klontering van andere eiwitten

18
Q

Wanneer wat?

A

LB rondom motorische plekken -> Parkinson
Diffuus i.c.m Tau -> LBD
Plaques bij -> Alzheimer

19
Q

Beloop Alzheimer

A
  • Stemmingsveranderingen (apathie)
  • Cognitieve veranderingen
  • Functionele problemen
  • Gedrags- en motorische problemen
20
Q

Stadia van Alzheimer

A

Al heel lang voordat de dementieverschijnselen tot uiting komen is Alzheimer aan het ontwikkelen:
1. Presymptomatische fase (amyloide op PET zichtbaar, minder amyloide beta in CSF, asymptomatisch)
2. Mild Cognitive impairment (Neurodegeneratie: meer Tau in CSF, episodisch geheugen aangedaan, maar geen dementie)
3. Dementie

21
Q

Cholinesterase inhibitors (Ach-I)

A

Acetylcholine is belangrijk voor de prikkeloverdracht in de hippocampus -> als er celdood optreedt en er minder Ach beschikbaar is, kunnen cholinesterase inhibitors de afbraak van Ach remmen (je remt het afbraakenzym) -> meer Ach beschikbaar -> minder vergeetachtig
-> werkt goed bij LBD (onderdrukking hallucinaties)
-> werkt goed bij parkinson
-> minder bij AD ouderen

22
Q

NMDA Antagonist

A

Werkt in op de overdracht van glutamaat (disbalans glutamaat bij Alzheimer) -> je voorkomt overmatige signaaloverdracht van glutamaat waardoor je celdood voorkomt
Beperkingen: 1) Wordt gegeven in te laat stadium 2) werkzaamheid is heel beperkt (wel werkzaam bij agressie bij dementie)

23
Q

Doel behandeling

A
  • Voorkomen institutionalisering (verbeteren of vertragen achteruitgang)
  • Verlichten gedragsproblemen
24
Q

Gedragsproblemen bij dementie

A
  1. Fysiek ongemak en omgevingsfactoren
  2. Psycho-educatie
  3. Afleiding en gedoseerde en prettige prikkels
  4. Medicatie weinig effectief en kan ook bijwerkingen geven
25
Agitatie bij Alzheimer
1. Antipsychoticum in lage dosis (korte termijn) 2. Antidepressiva
26
Depressie bij Alzheimer
- Apathie -> Ach-I - Depressie -> Antidepressiva - Parkinson/LB -> TCA (want antidepressiva kunnen verergering van Parkinson klachten geven)
27
Amyloid-cascade hypothese
AD wordt veroorzaakt door **accumulatie van toxische AB**, die zich vormen tot plaques, hyperfosforylering van Tau, vorming van neurofibrillaire kluwen, synaptische disfunctie en uiteindelijk **neuronverlies met geheugenverlies en dementie**