HC 7 Pijn Flashcards

1
Q

Pijn

A

Een onaangename zintuigelijke en emotionele ervaring die verband houdt met feitelijke of potentiële weefselschade, of in termen van dergelijke schade wordt beschreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Acute pijn

A

PIjn die van korte duur is en verdwijnt; gewoonlijk houdt deze direct verband met de oplossing of genezing van weefselschade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Chronische pijn

A

Pijn die langer aanhoudt dan verwacht (minimaal 3 maanden); je brein blijft pijnsignalen produceren, nadat de weefselschade is genezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Neuropathische pijn

A

Pijn die het gevolg is van schade aan of disfunctie van een deel van het perifere centrale zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nociceptie

A

Het proces waarbij schadelijke prikkels activiteit teweegbrengen in de sensorische banen die ‘‘pijnlijke’’ informatie overbrengen -> pijn veroorzaakt door activering van nociceptieve zenuwvezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Allodynie

A

Pijn veroorzaakt door een prikkel die normaal geen pijn opwekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hyperalgesie

A

Een verhoogde reactie op een prikkel die normaal al pijnlijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Analgesie

A

Elk proces dat de pijnsensatie vermindert, zonder de normale tastzin te beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Plaatselijke verdoving

A

Blokkering van al het gevoel op een plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noxische stimulus

A

Stimulus die schade toebrengt of zou kunnen toebrengen aan weefsels van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Primair afferent neuron (PAN)

A

Het eerste neuron in de somatosensorische pathway; detecteert mechanische, thermische of chemische prikkels aan zijn perifere terminals en zendt actiepotentialen naar zijn centrale terminals in het ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Nociceptor

A

Een primair afferent (sensorisch) neuron dat alleen wordt geactiveerd door een schadelijke stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dorsaal rootganglion (DRG)

A

Bevat de cellichamen van de PAN’s; eiwitten, waaronder transmitters, receptoren en structurele eiwitten, worden hier gesynthetiseerd en getransporteerd naar perifere en centrale terminals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Interneuron

A

Neuron met zijn cellichaam, axon en dendrieten in het ruggenmerk; kan exciterend of remmend zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

(Dorsal root) projection neuronen

A

Neuron in de dorsale hoorn dat signalen ontvant van PAN’s en of interneuronen, en via het ruggenmerg naar hogere verwerkingscentra projecteert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Spinothalamus tractus

A

Tractus van neuronen die projecteren van het ruggenmerg naar de thalamus: Achterhoorn -> ruggenmerg -> thalamus -> PFC -> info over plaats en intensiteit van de pijn (sensorisch/discriminatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Spinobulbar tractus

A

Verschillende tractus van neuronen die projecteren van het ruggenmerg naar hersenstamkernen: Achterhoorn (projectie neuronen) -> ruggenmerg -> hersenstam -> thalamus & limbisch systeem -> emotionele en motivationele ervaring van pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Somatosensorische cortex

A

Gebied van de hersenschors dat voornamelijk input ontvangt van cutane sensorische zenuwen; de cotres is topografisch gerangschikt, waarbij aangrenzende gebieden input ontvangen van aangrenzende lichaamsgebieden; stimulatie van de somatosensorische cortex creëert sensaties van het lichaamsdeel dat ernaar projecteert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Alfa bèta fiber

A

Niet pijnlijke mechanische stimuli + gemyeliniseerd

20
Q

Alfa detla fiber

A

Pijnlijke mechanische stimuli + gemyeliniseerd

21
Q

C-fiber

A

Pijnlijke hitte en chemische stimuli + niet gemyeliseerd (vertraging)

22
Q

Pijnmodulatie

A

Gaat over wat er gebeurt als signaaloverdracht wordt beïnvloed en wat voor invloed dit heeft op de pijnbeleving -> het wel of niet doorgeven / versterken of verzwakken van (pijn)signalen

23
Q

Medicijn Lidocaïne

A

Blokkeert perifere neurotransmissie door VSSCs te blokkeren in het ruggenmerg, waardoor geen glutamaat kan worden afgegeven

24
Q

Wat gebeurt er als opioïden receptoren bezet raken door agonisten?

A

Er is minder remming op dopamine afgifte: je krijgt meer dopamine afgifte en hierdoor minder pijn (modulatie van signaaloverdracht)

25
Proces bij doorgesneden/beschadigde zenuw
1. Sprouting 2. Ectopic activity 3. Schwann cell insultation verlies -> fantoompijn of jeuk
26
Sprouting
Er worden nieuwe zenuwuiteinden gemaakt
27
Ectopic activity
Bij herstel **te veel nieuwe receptoren (VSSCs) aanmaken**, waardoor meer signalen worden doorgegeven dan nodig
28
Schwann cell insultation verlies
Het wegraken of verminderen van myeline -> op deze plekken worden dan receptoren aangelegd (VSSCs) die spontaan signalen laten ontstaan en doorgeven, ook als er niks gebeurt (ectopic activity) -> pijn (neuropathie)
29
Ephatic cross-talk
Als zenuwcellen dicht bij elkaar liggen, kan de pijn/ signaaloverdracht overspringen op de zenuw ernaast -> a**ls er een alfa-bèta vezel is met minder myeline (demyelinisatie) en meer ectopic activity door extra VSSCs, dan kan het signaal overgedragen worden op omliggende zenuwen** (c-fiber) door het **weglekken van ionen,** die zorgen voor activiatie van de C-fiber
30
4 Processen van **neuropathische pijn**
1. **Ectopische activiteit** (spontaan) 2. **Epathic crosstalk** (elektrische overdracht) 3. **Toename in sympathische activiteit** (adrenaline/noradrenaline) 4. **Ontstekingspijn** (cytokines in het brein zijn krachtige neuromodulatoren die een belangrijke rol spelen bij gevoeliger worden voor pijn)
31
Descending inhibition
We kunnen pijn negeren als we andere zaken belangrijker vinden
32
3 descending pathways
1. PAG 2. Norepinephrine 3. Serotonine
33
Interne anti-nociceptie
**Intern pijnstillingsproces** (natuurlijke descending inhibitie) -> via Periaquaductal grey (PAG) kan er door een koppeling van nociceptieve en limbische structuren en lichaamseigen opiaten (endorfine, enkefalines, dynorfines) interne pijnstilling plaatsvinden
34
Descending opioid projections
**Minder pijnsignalen doorgeven door meer opioïden** -> remming van nociceptieve neurotransmissie in de dorsale hoorn van de PAG
35
Noradrenaline
Normaal gesproken: constante afgifte van NA zorgt ervoor dat lichaamseigen signalen niet als pijnlijk worden ervaren (**descending inhibition of pain)** Verstoord (NA-modulatie) -> pijn Door inhibitie van **a-2- adrenerge receptoren**
36
Serotonine
Normaal gesproken: beetje serotonine afgifte -> normale lichaamssignalen niet-pijnlijk door **remming pijn via postsynaptische 5HT receptoren** -> medicijn die ingezet kan worden SNRIs -> dubbele inhibirende werking -> meer SE in synaptische spleet, meer remming van postsynaptische receptoren die voor pijnsignalen zorgen
37
Waarom kan SSRI niet als medicatie?
**Serotonine kan zowel pijn remmen als pijn versterken** -> ligt aan welke receptor wordt gestimuleerd -> minder geschikte pijnstilling
38
Centrale sensitisatie syndromen
Bepaalde stimuli worden versterkt ervaren en minder onderukt -> geassocieerd met **verminderde grijze stof van de DLPFC (de pijninhibitie vanuit de PFC wordt minder)**
39
Segmentale centrale sensitisatie syndromen
**RUGGENMERG** -> Op het niveau van de dorsale horn kan sensitisatie plaatsvinden: pijnsignalen worden versterkt doorgegeven -> **activity dependent** (constante vuring van de pijnbaan) Betrokken: **alpha 2 delta ligands** -> openen VSCCs
40
Suprasegmentale centrale sensitisatiesyndromen
**BREIN** -> De thalamus gaat over het doorgeven van signalen en de cortex over het interpreteren van signalen -> in dit pathway kunnen de **pijnsignalen ook versterkt worden OF thalamus filtert niet goed (**dus pijnlijke signalen doorgegeven terwijl er geen triggerende gebeurtenis is)
41
Hypotheses over disfunctioneren bij fibromyalgie
**Suprasegmentale centrale sensitisatie** -> teveel gebruik van DLPFC neuronen -> excitotoxische celdood -> **vermindering cortico-thalamische 'rem' op nociceptische pathways** -> verhoogde *pijnperceptie* & verminderd *executief functioneren*
42
Alfa-2-delta ligands
Binden selectief aan 'openstaande' VSCCs (calcium) -> activiteits-afhankelijk: de VSCCsz zijn pas actief en open als er een actiepotentiaal ontstaat door beweging -> binding = blokkeren = remming afgifte van verschillende neurotransmitters in de dorsale hoorn naar de thalamus (gabapentin & pregabalin)
43
Diabetische neuropathie
Te hoge glucose niveaus zorgen voor schade aan de zenuwvezels (demyelinisatie) -> de signaaloverdracht en bloedtoevoer wordt verslechterd
44
Transductie
Proces waarbij membraaneiwitten op de perifere projecties van de PAN een stimulus detecteren en een spanningsverandering teweegbrengen op hun perifere neuronale membranen
45
Opioïden
Blokkeren de signaaltrandsductie in het PAG, zodat het niet meer naar de hersenen kan rezien en als pijn kan worden geïnterpreteerd
46
NSAIDs
Blokkeren het enzym COX, dat noidg is om omega-6 om te zetten in prostaglandinen -> afnemen van effecten door prostaglandinen zoals koort, pijn en ontsteking
47
Alfa-2-delta ligands
Blokkeren VSCC's met de a2d liganden gabapentine en pregabaline -> remmen de afgifte van verschillende neurotransmitters in de dorsale hoorn of in de thalamus en cortex