hc. 8 fysiologie tractus circulatorius Flashcards
macrocirculatie/microcirculatie
macro: blote oog zichtbaar, via het arteriële stelsel verdeling van het bloed plaats en via het veneuze de verzameling
micro: haarvaten niet zichtbaar, diffusie en filtratie.
vaten opbouw
tunica adventitia: endotheliale buitenbekleding van het vat, bestaat uit bindweefsel
tunica media: glad spierweefsel met elastische bindweefsellaag die zorgen voor contractie en vasodilatatie, geinnerveerd door autonoom zenuwstelsel, met zenuwuiteinden die noradrenaline afgegeven.
tunica intima: binnenste laag met endotheel, gevolgd door basaalmembraan, bindweefsel. afgescheiden van tunica media dmv. elastisch membraan.
vaatboom en opstelling
arteriën –> arteriolen –> terminale arteriolen –> precapillaire sphincters –> capillairen –> postcapillaire venulen –> venulen –> v. cava.
grote arteriën (aorta): elastisch type, veel elastine weinig glad spierweefsel.
arteriolen: musculeuze type (veel glad spierweefsel).
hoe kleiner de arterie hoe dikker de gladde spierweefsellaag.
capillairen alleen endotheelcellen.
veneuze stelsel: veel collageen vezels, minder elastisch maar kunnen wel goed rekken voor drukveranderingen,
venule: veel gladspierweefsel en bindweefsel, goed rekken en vloeistof opslaan.
windketelfunctie arteriën
hart pulserend systeem, drukverschillen tussen systole en diastole moeten worden afgebouwd om diffusie te doen. door elastische eigenschappen vangen de arteriewanden de drukstoot van de ventrikels op en wordt bloeddruk constant.
compliantie
rekbaarheid
verschil in volume / verschil in druk
venen hogere compliantie omdat bij lage druk ovale vorm en bij hoge druk ronde vorm
oppervlakte
arteriële stelsel: oppervlakte neemt toe bij elke vertakking, bij haarvaten grootste vermeerdering.
veneuze stelsel: omgekeerd omdat bijgevoegd.
als totale dwarsdoorsnede toeneemt dan neem de stroomsnelheid af.
capillairen hebben 100x lagere stroomsnelheid dan arteriën. meer tijd voor diffusie en filtratie.
bloedverdeling
grootste gedeelte bloed in bloedcirculatie. daarvan meerendeel in veneuze stelsel, minder in arteriële, weinig in longen.
druk in hart en vaatstelsel
drukverschillen op de eytrocyten is in het LV het grootst. drukverschil tussen systole en diastole in arteriële stelsel al veel kleiner dan in ventrikel door de aortakleppen die voorkomen dat bloeddrop in de aorta zo hoog wordt. windketeleffect ook tegen te hoge druk.
pulsdruk
verschil tussen systolische en diastolische druk in de arteriën van de grote circulatie.
kleiner naarmate je verder komt. capillairen druk weg. arteriolen grootste vemindering door veel wrijving.
wet van Ohm
delta V = I x R
drukverschil formule
P = F x R, weerstand is R evenredig met r^-4 van diameter van vat. dus als vat 2 keer zo klein dan 2^4 = 16 keer zo grote weerstand.
conductantie
1/R, zet iets over hoe makkelijk een vloeistof kan stromen.
baroreceptoren
zijn chemoreceptoren die meten de rekkingsgraad van belangrijke vaten. vrije zenuwuiteindigingen in sinus carotis (verwijding van a. carotis interna).
als rek dan stijgt actiepotentiaal freq. info gaat dan via n. glossopharyngeus naar hersenen.
baroreceptoren in aortaboog, info van n vagus naar hersenen.
als p omhoog dan rekken vaten meer en wordt dit dus geactiveerd, dan actiepotentialen naar hersenen en gaat de hartfreq omlaag, en vasodilatatie.
hierdoor remming van vasomotorische neuronen in het verlengde merg. en vermindering van de sympathische tonus van de vaten en wordt het hartminuutvolume verlaagt.