hc. 6 fysiologie van de ademhaling Flashcards

1
Q

ademhalen

A

hersenfunctie, automatisch met vrijwillige componenten
via alfa-motoneuronen worden ademhalingsspieren actief gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

eupneu

A

regelmatig patroon van in en uitademen aangepast aan zuurstofbehoefte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verstoringen

A

dyspneu: ademnood
apneu: ademstilstand
cheyne stokes: snel ademhalen daarna niks
apneusis: lange diepe inademing korte uitademing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

organisatie ademhalingssysteem

A

ventilatie: in/uitademen
diffusie: zuurstof en co2 overdracht
perfusie: uitwisselen zuurstofrijk bloed aan organen
transport: moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

luchtpomp mechanisme met druk

A

inspiratie: aangezogen via mond/neus –> intercostaalspieren, spieren in diafragma. aanspannen dan longvolume wordt groter en druk daalt in de pleuraholte, lager dan atmosferische druk.
hier bevochtigd, verwarmd, grote deeltjes eruit
lucht wordt verdeeld over twee longkwabben
diafragma veert terug en volume thorax kleiner, druk groter in longen.

druk: atmosfeer is 760 mmHg
in longen inspiratie is 758 mmHg
in longen expiratie is 762 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

meet ademhalingscurve

A

spirometer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

long opbouw

A

generaties is vertakking longweefsel 23
trachea –> alveoli (hier vindt O2 en CO2 overdracht plaats)
oppervlaktevergroting en daling in snelheid van luchtstroom, even snel als de bloedvaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gaswisseling:
O2 en CO2.

A

CO2 heel goed oplosbaar in bloed dus veel moleculen kunnen diffunderen ondanks kleine partiële drukgradiënt.

02 is slecht oplosbaar en grote concentratiegradiënt vereist, is langzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hemoglobine

A

hemoglobine helpt bij gaswisseling, door snelheid te ondersteunen en partiële zuurstofdruk max te krijgen.
evenwichtsreacties: H+ + HBO2 `<–> HHb + O2.

temp en zuurgraad rol in de reactie,
O2 bindt aan hemoglobine in alveoli, beter in basische omgeving. capillairen beter zuur zodat O2 los komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

koolstofdioxide reactie

A

CO2 + H2O <–> H2CO3 <–> H+ + HCO3-.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

zwaartekracht

A

onderin longen meer moleculen, alveoli in apex minder effectief. doorstroomsnelheid van de lucht afhankelijk van de hoogte.
- lucht sneller dan stijgt pO2 –> vasodilatatie
- lucht slomer dan zakt pO2 –> vasoconstrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

centrale regeling

A

sensoren in bloedbaan die reguleren via ademhalingsdiepte en frequentie.
in de wand van bronchiën en arteriën meten de druk van O2 en CO2. –> vasodilatatie/constrictie.
medulla: inspiratie/expiratie kernen. autonoom. expiratie kernen NIET actief als je rustig ademt, inspiratie wel.
pons: 2 vrijwillige kernen, regelen hoeveelheid in/uitademen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verstoringen van gasuitwisseling

A

hyperventilatie: snelle ademhaling, sterke daling pCO2 in de lucht van alveoli dus in het bloed. hierdoor wordt het bloed basischer. ALKALOSE
hypoventilatie: ACIDOSE bloed wordt zuurder door te hoge pCO2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verstoringen van gasuitwisseling

A

hyperventilatie: snelle ademhaling, sterke daling pCO2 in de lucht van alveoli dus in het bloed. hierdoor wordt het bloed basischer. ALKALOSE
hypoventilatie: ACIDOSE bloed wordt zuurder door te hoge pCO2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

heel regelsysteem van ademen

A

info over O2 CO2 en zuurgraad van perifere chemoreceptoren en sensoren.
medulla: chemische status van het bloed meten.
medulla en pons: ontvangen info van perifere sensoren en centrale sensoren gaan naar de hersenen. vanuit daar naar spieren. laag O2 gehalte activatie van ademhalingssysteem.

belangrijke factoren: temp, staat van longen, stand van gewrichten (aan het bewegen?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

sensoren

A

perifere chemosensoren: meten pO2. in aortaboog, glomus aorticum en in a. carotis communis. bijv. eerste afferenten via n. vagus. laatste afferenten via n. glossopharyngeus. (deze in glomuscellen in aortalichaampjes), fast.

centrale chemosensoren: meten pCO2. hersenstam tegen medulla aan, slow.

sensoren in raphe kernen van de medulla: meten pH.

mechanoreceptoren: afferenten via n. vagus. in longen en luchtwegen.

spierspoeltjes: activiteit van spieren, in diafragma en tussenribspieren.

17
Q

medulla inspiratie/expiratie kernen

A

DRG (dorsal respiratory group): sensorisch in inspiratie
VRG (ventral respiratory group): sensorisch en motorisch in inspiratie en expiratie
–> verantwoordelijk voor ritmogenese
pons verantwoordelijk voor activatie DRG en VRG