hc. 6 fysiologie van de ademhaling Flashcards
ademhalen
hersenfunctie, automatisch met vrijwillige componenten
via alfa-motoneuronen worden ademhalingsspieren actief gemaakt
eupneu
regelmatig patroon van in en uitademen aangepast aan zuurstofbehoefte
verstoringen
dyspneu: ademnood
apneu: ademstilstand
cheyne stokes: snel ademhalen daarna niks
apneusis: lange diepe inademing korte uitademing
organisatie ademhalingssysteem
ventilatie: in/uitademen
diffusie: zuurstof en co2 overdracht
perfusie: uitwisselen zuurstofrijk bloed aan organen
transport: moleculen
luchtpomp mechanisme met druk
inspiratie: aangezogen via mond/neus –> intercostaalspieren, spieren in diafragma. aanspannen dan longvolume wordt groter en druk daalt in de pleuraholte, lager dan atmosferische druk.
hier bevochtigd, verwarmd, grote deeltjes eruit
lucht wordt verdeeld over twee longkwabben
diafragma veert terug en volume thorax kleiner, druk groter in longen.
druk: atmosfeer is 760 mmHg
in longen inspiratie is 758 mmHg
in longen expiratie is 762 mmHg
meet ademhalingscurve
spirometer
long opbouw
generaties is vertakking longweefsel 23
trachea –> alveoli (hier vindt O2 en CO2 overdracht plaats)
oppervlaktevergroting en daling in snelheid van luchtstroom, even snel als de bloedvaten.
gaswisseling:
O2 en CO2.
CO2 heel goed oplosbaar in bloed dus veel moleculen kunnen diffunderen ondanks kleine partiële drukgradiënt.
02 is slecht oplosbaar en grote concentratiegradiënt vereist, is langzaam
hemoglobine
hemoglobine helpt bij gaswisseling, door snelheid te ondersteunen en partiële zuurstofdruk max te krijgen.
evenwichtsreacties: H+ + HBO2 `<–> HHb + O2.
temp en zuurgraad rol in de reactie,
O2 bindt aan hemoglobine in alveoli, beter in basische omgeving. capillairen beter zuur zodat O2 los komt.
koolstofdioxide reactie
CO2 + H2O <–> H2CO3 <–> H+ + HCO3-.
zwaartekracht
onderin longen meer moleculen, alveoli in apex minder effectief. doorstroomsnelheid van de lucht afhankelijk van de hoogte.
- lucht sneller dan stijgt pO2 –> vasodilatatie
- lucht slomer dan zakt pO2 –> vasoconstrictie
centrale regeling
sensoren in bloedbaan die reguleren via ademhalingsdiepte en frequentie.
in de wand van bronchiën en arteriën meten de druk van O2 en CO2. –> vasodilatatie/constrictie.
medulla: inspiratie/expiratie kernen. autonoom. expiratie kernen NIET actief als je rustig ademt, inspiratie wel.
pons: 2 vrijwillige kernen, regelen hoeveelheid in/uitademen.
verstoringen van gasuitwisseling
hyperventilatie: snelle ademhaling, sterke daling pCO2 in de lucht van alveoli dus in het bloed. hierdoor wordt het bloed basischer. ALKALOSE
hypoventilatie: ACIDOSE bloed wordt zuurder door te hoge pCO2.
verstoringen van gasuitwisseling
hyperventilatie: snelle ademhaling, sterke daling pCO2 in de lucht van alveoli dus in het bloed. hierdoor wordt het bloed basischer. ALKALOSE
hypoventilatie: ACIDOSE bloed wordt zuurder door te hoge pCO2.
heel regelsysteem van ademen
info over O2 CO2 en zuurgraad van perifere chemoreceptoren en sensoren.
medulla: chemische status van het bloed meten.
medulla en pons: ontvangen info van perifere sensoren en centrale sensoren gaan naar de hersenen. vanuit daar naar spieren. laag O2 gehalte activatie van ademhalingssysteem.
belangrijke factoren: temp, staat van longen, stand van gewrichten (aan het bewegen?)