HC 5 Are we our genes? Flashcards
Karyotype
Aantal en voorkomen van de chromosomen in de celkern
Telomere
Repeterend stukjes DNA dat de belangrijke genen beschermt tegen het korter worden van de chromosomen
Histone
Eiwit waar DNA omheen wikkelt
DNA
Bestaat uit genen die coderen voor een eiwit
Chromosome
Bestaat uit DNA
RNA
Kopie van DNA dat de nucleus kan verlaten en vervolgens afgeschreven kan worden
Gen
regio van DNA dat voor een functioneel RNA of eiwitproduct codeert en de moleculaire eenheid van erfelijkheid is
Allele
Één van een aantal alternatieve vormen van hetzelfde gen of dezelfde genetische locus (e.g. een versie van een gen)
Loci
Plaats op chromosoom of in genoom (van een gen) waar een erfelijke eigenschap is vastgelegd.
Heterozygoot
Twee verschillende allelen (Bb)
Homozygoot
Twee dezelfde allelen (BB)
Dominant
Wanneer aanwezig, komt sowieso tot uiting (B komt tot expressie)
Recessief
Komt alleen tot uiting wanneer er twee van zijn (b; komt niet tot uiting als B aanwezig is)
Transcriptie
Het vertalen van de genetische code op het DNA naar streng m-RNA dat de celkern mag verlaten
Translatie
mRNA nucleotide codons worden vertaald in aminozuren (voor het maken van bv. eiwitten)
Single Nucleotide Polymorfisme (SNP)
Één nucleotide (lettertje A, C, T) is anders op een bepaalde plek in de DNA sequentie
Non-coding SNP
Je hebt ook stukken DNA waar geen gen zit -> als hier variatie zit (SNP), merk je er niks van
Epigenetische mechanismen
Bepalen of een gen (= stukje DNA dat codeert voor eiwit) wel of niet afgeschreven wordt als gevolg van effecten uit de omgeving
Epigenetica
Effect van omgeving op gentranscriptie en via gentranscriptie op ziekte (e.g. genexpressie kan worden aangepast door de omgeving)
Upregulation
Aanzetten -> meer transcriptie -> meer eiwitaanmaak
Downregulation
Uitzetten -> minder transcriptie -> minder eiwitaanmaak