HC 4-1 Oncologie Flashcards
1
Q
Oorzaak kanker
A
- Straling
- Virussen
- Bacteriën
- Carcinogene stoffen (PFAS, asbest, rook)
- Erfelijkheid
2
Q
Stagering tumor
A
- Hyperplasie: toename van het aantal cellen in weefsel, wat leidt tot vergroting van weefsel
- Metaplasie: reversibele verandering waarbij één type cel wordt vervangen door een ander type cel dat beter bestand is tegen chronische irritatie
- Dysplasie: abnormale groei van cellen die een voorstadium van kanker kan zijn
3
Q
Hallmarks van kanker
A
- Zelfvoorzienend in groeisignalen: Kankercellen stimuleren hun eigen groei, vergelijkbaar met een vastgelopen gaspedaal.
- Ongevoeligheid voor groeiremmers: Ze negeren signalen die normaal de groei zouden stoppen, vergelijkbaar met een niet-werkend rempedaal.
- Omzeilen van apoptose: Ze ontwijken de celdood, waardoor DNA-fouten doorgegeven worden.
- Bloedvatvorming: Kankercellen creëren hun eigen bloedtoevoer om aan hun hoge energiebehoefte te voldoen.
- Onbeperkte celdeling: Ze regenereren telomeren, waardoor ze onbeperkt kunnen delen.
- Invasie en uitzaaiingen: Ze verspreiden zich naar omliggende weefsels en andere lichaamsdelen
4
Q
T van TMN
A
- T (0-4): grootte/uitbreiding tumor
o Is: in situ
o T1: Kleinere tumor, beperkt tot de oorspronkelijke plaats.
o T2: Iets grotere tumor of diepere infiltratie in omliggend weefsel.
o T3: Nog grotere tumor, met mogelijk meer verspreiding naar aangrenzend weefsel.
o T4: Tumor is aanzienlijk doorgegroeid in nabijgelegen structuren of organen
5
Q
M van TMN
A
- M (0-1): metastases op afstand
o M0: Geen uitzaaiingen (metastasen) op afstand aanwezig.
o M1: Uitzaaiingen op afstand aanwezig (de kanker heeft zich verspreid naar andere organen, zoals longen, lever, botten of hersenen).
6
Q
N van TMN
A
- N (0-3): regionale lymfeklieren (nodes)
o N1: Beperkte betrokkenheid van een klein aantal nabijgelegen lymfeklieren.
o N2: Meer uitgebreide betrokkenheid van regionale lymfeklieren.
o N3: Grote aantallen of verdere verspreiding naar lymfeklieren verder van de primaire tumor.
7
Q
TMN doel
A
- Prognose van de patiënt
- Behandelbeslissingen
- Evaluatie behandelingseffect
- Therapieontwikkeling en onderzoek
8
Q
Pathologische gradering
A
- De patholoog heeft een eigen stagering: mate van dedifferentiatie
- GX: differentiatie onbekend
- G1: goed gedifferentieerd
- G2: matig gedifferentieerd
- G3: slecht gedifferentieerd
- G4: ongedifferentieerd
9
Q
Hyperthermie
A
- voorafgaand de chemotherapie en radiotherapie wordt de patiënt plaatselijk verwarmd in het tumor gebied.
10
Q
Heterogeniteit
A
- De tumor evaluatie en stagering is verschillend (heterogeen). Over een periode van tijd zijn er tumorcellen die verder zijn gestageerd. Bij een behandeling worden de verder gestageerde tumoren niet behandeld
11
Q
Lead time bias
A
- ontstaat wanneer vroege detectie van een ziekte, zoals door een screeningstest, de schijn wekt dat de overleving is verlengd, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval is. Het probleem ligt in het feit dat de ziekte eerder wordt gediagnosticeerd, maar de uiteindelijke sterfdatum hetzelfde blijft. Hierdoor lijkt het alsof de patiënt langer leeft na de diagnose, maar dit komt alleen doordat de ziekte eerder werd ontdekt, niet doordat de patiënt daadwerkelijk langer leeft.
12
Q
Length time bias
A
- treedt op omdat screeningsprogramma’s eerder geneigd zijn om langzaam groeiende of minder agressieve ziekten te detecteren dan snel groeiende, agressieve vormen. Langzaam groeiende tumoren hebben een langere asymptomatische fase, wat betekent dat ze een grotere kans hebben om via screening te worden gedetecteerd. Snel groeiende of agressieve tumoren kunnen tussen screeningsmomenten in symptomen veroorzaken en sneller gedetecteerd worden zonder screening