Algemeen Flashcards

1
Q

spatiele frequenties

A

Spatiële frequentie is een maat voor de variatie van helderheid (intensiteit) in een beeld over een bepaalde afstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

PSF

A

De PSF (point spread function) is de functie die beschrijft hoe een ideale puntbron van licht (of een andere stralingsbron) wordt “uitgespreid” of vervormd in een beeld als gevolg van de eigenschappen van het optische systeem. Het geeft aan hoe de intensiteit van het licht zich verspreidt rond de puntbron in het resulterende beeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

MTF

A

De MTF (Modulation Transfer Function) beschrijft hoe de amplitude (of modulatie) van een sinusgolf (of andere frequentie) wordt overgebracht door een beeldvormingssysteem. Het geeft aan hoe goed het systeem details op verschillende frequenties kan reproduceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

field of view

A

gebied van het lichaamsonderdeel dat in beeld wordt gebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

blurring

A

de vervaging of onscherpte van details in een afbeelding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dynamic range

A

het vermogen van het systeem om verschillende niveaus van straling of signalen vast te leggen. Dit betekent dat het systeem zowel zeer heldere (lichte) als zeer donkere (schaduwrijke) gebieden kan weergeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

high pass band filter

A

Het laat hoge frequenties door, terwijl het lage frequenties reduceert of elimineert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

low pass band filter

A

Het laat lage frequenties door, terwijl het hoge frequenties reduceert of elimineert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

artefacten Röntgenfoto

A
  • Bewegingsartefacten: Vervaging door beweging van de patiënt tijdens de opname.
  • Versterkingsartefacten: Variaties in de helderheid veroorzaakt door gebruik van versterkingsfilters of onregelmatigheden in de röntgenbuizen.
  • Ruis: Ongewenste variatie in helderheid, vaak veroorzaakt door een lage dosis of slechte detectie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sensitiviteit (en formule)

A
  • Sensitiviteit van de test is de kans dat personen met de ziekte een positieve test zullen hebben (dus terecht positief, anders zijn ze fout negatief)
  • TP / (TP+FN)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

specificiteit (en formule)

A
  • Specificiteit van de test is de kans dat personen zonder de ziekte een negatieve test zullen hebben (dus terecht negatief, anders zijn ze fout positief)
  • TN / (TN+FP)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

positief voorspellende waarde (en formule)

A
  • PVW geeft weer welk deel van de personen met een positieve ook daadwerkelijk de ziekte heeft
  • TP / (TP+FP)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

negatief voorspellende waarde (en formule)

A
  • NVW geeft weer welk deel van de personen met een negatieve test ook daadwerkelijk de ziekte niet heeft
  • TN / (TN+FN)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ROC curve

A

De ROC-curve geeft inzicht in hoe de sensitiviteit en specificiteit van een diagnostische test met een continue uitslag afhangen van de afkapwaarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

artefacten CT

A
  • Metalen artefacten: Verstoringen rond metalen implantaten of hulpmiddelen, wat leidt tot strepen of vlekken in het beeld.
  • Bewegingsartefacten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

artefacten MRI

A
  • Bewegingsartefacten
    -Susceptibiliteitsartefacten: Vervormingen die optreden rond gebieden met een groot verschil in magnetische eigenschappen, zoals tussen vet en water of rond metalen implantaten.
17
Q

artefacten echografie

A
  • schaduwartefacten
  • versterkingsartefacten