Hc 3 Flashcards

1
Q

Traumarespons volgens napoleon;

A

Nostalgia; heimwee naar het slagveld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In de Eerste Wereldoorlog sprak men over Shell shock:

A

hersenletsel door
shockgolf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In de Tweede Wereldoorlog sprak men over

A

het concentratiekampsyndroom
(KZ-syndroom). De meeste veteranen geven ook aan het liefs terug te gaan naar het slagveld, omdat ze daar nog konden functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Diagnoses sinds 1980

A

• Acute stress stoornis (2 dagen tot 4 weken): gekenmerkt door dissociatie.
• Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS): wanneer bovenstaande klachten
langer aanhouden dan 4 weken, dan spreken we niet meer over acute stress
stoornis, maar over PTSS.
• Dissociatieve stoornissen.
֍ Amnesie.
֍ Fugue.
֍ DIS.

De diagnoses zijn op basis van symptomen. Het is voor het eerst dat niet alleen militairen en oorlogsveteranen, maar alle mensen die psychische klachten overhielden aan schokkende ervaringen, een diagnose en dus behandeling konden krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Criteria Post Traumatische Stress Stoornis (DSM-IV)

A
  • herbeleven
  • vermijden
  • hypergevoeligheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Herbeleven

A

֍ Nachtmerries, beelden, flashbacks, piekeren en zich opdringende
gedachten.
֍ Handelen en voelen als bij trauma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vermijden

A

֍ Isoleren en buitenstaander voelen.
֍ Dingen ontwijken die doen denken aan het trauma.
֍ Interesseverlies en afstomping.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hypergevoeligheid

A

֍ Slaapproblemen.
֍ Woede uitbarstingen.
֍ Concentratieproblemen.
֍ Waakzaamheid en schrikacties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ptss als cyclus

A

PTSS is een cyclus die zichzelf in stand houdt als er geen behandeling is: Herbeleving van trauma → vermijding → oplopen van spanning → hypergevoeligheid → stress → toename herbelevingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ontwikkeling van Psychopathologie na Trauma

A

20% ontwikkelt psychopathologie na traumatische ervaringen, zoals
• Depressieve stoornis.
• Gegeneraliseerde angststoornis (GAS).
• PTSS
Veel mensen met een depressieve stoornis hebben onderliggend trauma. De depressie is een reactie op langdurige traumaklachten. Veel mensen krijgen dus de diagnose depressieve stoornis, terwijl ze eigenlijk PTSS hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Trauma-gerelateerde problematiek

A

• Depressieve stoornis.
• Posttraumatische stress stoornis.
• Dissociatieve stoornis.
• Impulscontrole stoornis.
• Morele problemen rond schuld en daderschap (moral injury).
• Partnerrelatie- en gezinsproblematiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Co-morbiditeit

A
  • verslaving (zelfmedicatie)
  • neurodiversiteit
  • persoonlijkheisproblematiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Neurodiversiteit

A

֍ ADHD
֍ ASS (prikkelgevoeligheid en beeld-denken): beelddenkers slaan
traumatische ervaringen helderder op, hierdoor lukt de traumabehandeling
niet. Eerst moet de ADHD behandeld worden en vervolgens het trauma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Persoonlijkheidsproblematiek

A

langdurig aanwezige trauma-gerelateerde klachten. Mensen met persoonlijkheidsproblematiek (vooral cluster C) zijn vaak mensen die al tientallen jaren met trauma rondlopen, waardoor hun persoonlijkheid is veranderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stress respons syndromes

A

zijn een variërend patroon van onder- of overreageren op een ernstige levensgebeurtenis of een traumatische ervaring op emotioneel, cognitief en gedragsmatig gebied.

• Range van reacties (spectrum denken).
• Enerzijds afstomping, vermijding en dissociatie (= onderreageren), anderzijds
flashbacks, irritabiliteit, impulsiviteit en agressie (= overreageren).
• Kern zijn niet de symptomen, maar het variërende patroon van onder- en
overreageren op emotioneel, cognitief en gedragsmatig terrein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Window of tolerance

A

Als mensen uit de window schieten (boven de bovenste lijn of onder de onderste lijn)
kunnen ze niet behandeld worden.
- hyperarousal
- optimal arousal zone
- hypoarousal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hyperarousal

A

Boven de streep

cognitief gebied, sluit zich, limbisch systeem neemt over, overreacting, overleven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Optimum arousal zone

A

Tussen de strepen
cognitief gebied, geopend, actief zelfgenezend vermogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hypoarousal

A

cognitief gebied, sluit zich, onvoldoende spanning om te verwerken (depressief en dissociatie). Net alsof je op een computer typt die niet aanstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer men een stresserende ervaring tegenkomt, kan men of controle over de onderdrukking verliezen of behouden.
(PLAATJE, Horowitz)

A

• Controle krijgen: ervaring komt in het cognitieve schemata, waardoor het geïntegreerd wordt in het dagelijks leven.
• Controle verliezen: ervaring komt herhaaldelijk voor in intrusies met negatieve emoties en levendige beelden: ontwikkeling van psychopathologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Trauma- en Stressor Gerelateerde Stoornissen in DSM-V. Nieuw;

A

Er is een nieuws cluster gekomen, los van de angststoornissen, maar inclusief aanpassingsstoornissen. Dit omdat er een heterogeniteit bestaat van emotionele reacties na stressor en/ of trauma. Trauma- en stressor gerelateerde stoornissen gaan gepaard met een veel grotere range van emoties dan alleen angst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

PTSS in DSM-V

A

In de DSM-IV kreeg je geen diagnose PTSS, wanneer er geen angst aanwezig was. Veel veteranen die wel PTSS hebben, vertonen geen angst, maar dit zou betekenen dat ze volgens de DSM-IV niet eens PTSS hebben. Daarom heeft de DSM-V een nieuw cluster gemaakt.

23
Q

Nieuw cluster DSM-V

A

• A-criterium: gebeurtenis.
• B-criterium: intrusie symptomen.
• C-criterium: vermijding.
• D-criterium: veranderingen in cognitie en stemming.
֍ D2: negatieve overtuigingen over zelf en/of de wereld.
֍ D3: verstoorde, zelf beschuldigende cognities in relatie tot het trauma.
֍ D4:negatieveemotioneletoestand(angst,afschuw,boosheid,schulden
schaamte).
֍ D7: niet in staat positieve emoties te ervaren.
• E-criterium: hyperarousal (inclusief agressie).
• F-criterium: duur symptomen.
• G-criterium: impairement en distress.

24
Q

Reacties op schokkende gebeurtenissen; levensbedreiging

A
  • peri event reactie: Angst, verschrikking, hulpeloosheid, paniek, dissociatie
  • fenomenologie: Angst, stress, conditionele emotionele reactie
    • behoeften en correcte elementen: Veiligheid, meesterschap,
      vertrouwen
25
Q

Reacties op schokkende gebeurtenissen; verlies

A
  • peri event reactie: Verdriet (of verdoving), woede, shock, angst
  • fenomenologie: Terugtrekking, schuld, behekst
    • behoeften en correcte elementen: Opnieuw verbinding maken
26
Q

Reacties op schokkende gebeurtenissen; morele beschadiging

A
  • peri event reactie: Schuld, schaamte, woede
  • fenomenologie: Niet vergeven, zelf- beschadiging, anomie
    • behoeften en correcte elementen: Vergiffenis, compassie
27
Q

Emoties bij Traumapathologie: Veteranen met PSS (Boosheid)

A

PTSS wordt volgens de DSM-V gedefinieerd door vijf soorten emoties; angst, afschuw, boosheid, schuld en schaamte.
Individuen (veteranen) die zijn getraind in het adequaat reageren op potentieel traumatische ervaringen kunnen niet voldoen aan het PTSS (DSM-IV) A2 criterium voor de aanwezigheid van angst, hulpeloosheid en afschuw, maar toch alle van belang zijnde PTSS symptomen rapporteren. De meest voorkomende afwijkende (DSM-IV) A2 reacties blijken gerelateerd aan militaire training en boosheid. Het A2 criterium van de PTSS moet uitgebreid worden, zodat er geen onderschatting plaatsvindt voor de individuen die zijn getraind voor hoog risico beroepen die zouden kunnen profiteren van een PTSS behandeling.
In mei 2013 is met de komst van de DSM-V het A2 criterium geschrapt.

28
Q

Posttraumatische boosheid

A

Onafhankelijk van de angst-symptomen is er vrijwel altijd sprake van aan de PTSS gerelateerde boosheid.

29
Q

Er is een onderscheid op emotioneel, intentioneel en gedragsmatig niveau tussen:

A

• Anger (boosheid)
• Hostility (vijandigheid)
• Agression (agressie)

30
Q

In de literatuur zijn er relatief weinig resultaten te vinden over de relatie tussen PTSS en boosheid door:

A

• Te weinig specifiek instrumentarium.
• Er geen of onvoldoende onderscheid wordt gemaakt tussen emotioneel,
intentioneel en gedragsmatig niveau.
• De verschillende concepten worden ambigue gebruikt en vertaald in de diverse
talen waarin vragenlijsten worden geconstrueerd en onderzoek wordt gepubliceerd

Op conceptueel niveau is er vrij veel verwarring, aangezien er maar 39 studies zijn waarbij er goed gebruik is gemaakt van de terminologie volgens Orth en Wieland (2006).

31
Q

Theorieën die ingaan op Boosheid en Agressie bij PTSS

A

PLAATJE

32
Q

Ruminatie

A

is het herhaaldelijk langdurig denken over je gevoelens en problemen, wat bij PTSS zorgt voor een versterking van de bestaande klachten.

33
Q

Veteranen met ernstige PTSS in combinatie met depressieve
symptomen rapporteren vaker;

A

riskant gedrag. Deze relatie wordt gemedieerd door ruminatie. Deze bevinding wordt ondersteund door eerdere bevindgingen waarin in aangetoond is dat de ernst van de PTSS samenhangt met ruminatie, vooral als de sterke relatie tussen naar binnen gerichte boosheid (Anger-In) en PTSS in beschouwing wordt genomen.

34
Q

Visual imagery

A

Visualisatie vermogen is de capaciteit om mentale fenomenen te visualiseren. Mensen met ADHD en ASS hebben een brein dat hier gemiddeld veel beter in is, neem bijv. een savant

35
Q

Er is een grote mate van overlap in de hersendelen die actief zijn bij;

A

boosheid (anger emotion) en die welke gebruikt worden om te visualiseren (visual imagery). Beelden hebben een gelijk, en vaak, zelfs sterker effect op emoties dan de realiteit.

36
Q

Beelden kunnen gevoelens die samenhangen met het verleden activeren;

A

• Veel veteranen hebben veel meer last van heftige beelden in de vorm van
flashbacks en nachtmerries, dan van de situatie zelf.
• EMDR werkt met de beelden in het hier en nu, waardoor die therapie bij deze
mensen veel beter werkt.

37
Q

De cruciale rol van visualisatie vermogen in de ontwikkeling van boosheid ruminatie bij PTSS

A

(PLAATJE)

38
Q

De rol van ruminatie en visual imagery bij trauma is in feite een verdieping van het werk van Horowitz:

A

“De aanwezigheid van trauma gerelateerde informatie in het werkgeheugen is in essentie het verlies van controle op beelden die opkomen, wat leidt tot een ketting van emoties, inclusief boosheid.” (zie ontwikkeling van Stress Respons Syndromes).

39
Q

Morele beschadiging

A

is de voortdurende psychische, biologische, spirituele, gedragsmatige en sociale impact van het zelf verrichten van, niet kunnen voorkomen van, of getuige zijn van handelingen, waarin diepgewortelde morele overtuigingen en verwachtingen worden geschonden, zoals:
- disproportioneel geweld
- verraad
- geweld binnen de eigen eenheid

40
Q

Disproportioneel geweld

A

֍ Mishandeling en marteling van vijandelijke militairen. ֍ Wraakacties.
֍ Dood en verderf waarbij burgers zijn betrokken.

41
Q

Verraad

A

֍ Falend leiderschap.
֍ Verraad door maten.
֍ Verraad door ‘betrouwbare’ burgers of informanten.

42
Q

Geweld binnen de eigen eenheid

A

֍ Fragging: moord in eigen gelederen.
֍ Friendly fire.
֍ Seksueel misbruik.

43
Q

Gerapporteerde gevolgen van morele beschadiging voor militaire

A

• Veranderingen in, of verlies van spirituele overtuigingen, verandering van wereld- en mensbeeld.
• Schuld, schaamte.
• Vervreemding.

44
Q

Gerapporteerde gevolgen van morele beschadiging voor iedereen (inclusief militaire)

A

• Agressief gedrag.
• Onvermogen tot het ervaren van plezier.
• Somberheid.
• Boosheid.
• Vermindering van vertrouwen in anderen.
• Zelfverwaarlozing en zelfbeschadiging.
• Suïcidaal gedrag.

45
Q

Prevalentie morele beschadiging

A

Prevalentie van moreel beschadigde gebeurtenissen ligt tussen de 12 – 44%. 40% van 2797 (US) militairen in Irak geeft aan te hebben gedood. Percentage (US) veteranen die civiele slachtoffers heeft gedood ligt tussen de 5 – 10%.

46
Q

Morele beschadiging en ptss

A

De definitie van PTSS dekt niet alle symptomen van morele beschadiging, de blijvende wonden aan de ziel veroorzaakt door deelname aan moreel dubbelzinnige gevechtsgebeurtenissen. Onderstaand zijn de symptomen van beide aspecten, en degene die overlappen.

47
Q

Tabel;

A

Morele beschadiging;
Leed
Rouw
Spijt
Schaamte
Vervreemding

PTSS:
Schrikreflex
Geheugenverlies
Angst
Flashbacks

Beide;
Boosheid
Depressie
Angst
Slapeloosheid
Nachtmerries
Zelfmedicatie; alcohol of drugs

48
Q

Cluster D Criteria PTSS in DSM-V

A

• D1: Onvermogen om een belangrijk aspect van de traumatische gebeurtenis te herinneren.
• D2: Aanhoudende en overdreven negatieve overtuigingen of verwachtingen over zichzelf, anderen of de wereld.
• D3: Aanhoudende, vervormde cognities over de oorzaak of gevolgen van de traumatische gebeurtenis(sen) die het individu ertoe brengen zichzelf of anderen de schuld te geven.
• D4: Aanhoudend negatief emotionele toestand (bijvoorbeeld angst, afschuw, woede, schuld of schaamte).
• D5: Duidelijk verminderde interesse in deelname aan belangrijke activiteiten.
• D6: Gevoel van onthechting of vervreemding van anderen.
• D7: Aanhoudend onvermogen om positieve emoties te ervaren.
Er zijn veel morele criteria die terugkomen in dit cluster van PTSS, zoals D2, D3, D4.

49
Q

Verschillen in PTSS en morele beschadiging

A

PTSS;
Levensbedreiging
Primaire emoties (angst, boosheid, etc)

Morele beschadiging;
Morele overtreding
Morele emoties (schuld, schaamte, etc)

50
Q

Morele intuïties

A

Onschuldig geschaamd
Oneerlijk/onrechtvaardig
Team teleurgesteld
Ontrouw/verraad
Oneer/heiligschennis

51
Q

Morele gedachtes

A
  • ik ben slecht
  • hij heeft een grens overschreden
  • ik ben zwak/ incompetent
  • ik kan niemand vertrouwen
  • hij is een schande
52
Q

Morele emoties

A
  • schuld (internaliseren)
  • woede (externaliseren)
  • schaamte (internaliseren)
  • minachting
  • walging
53
Q

Wanneer er een immorele gebeurtenis plaatsvindt, kan er een discrepantie zijn tussen “wat zou er moreel moeten gebeuren” en “wat is er gebeurd”;

A

Deze discrepantie zorgt voor ruminatie, waardoor je lang over je gedachtes en gevoelens bij de gebeurtenis gaat denken. Dit zorgt voor arousal dat emoties opwekt die enerzijds internaliserend en anderzijds externaliserend zijn.
• Internaliserend: schuld; schaamte.
• Externaliserend: woede, agressie.

54
Q

Morele Beschadiging en Ruminatie: De Rol van de Attributiestijl

A

Als de attributie over de moreel beschadigde gebeurtenis globaal is (niet context afhankelijk), intern gericht (een karakter trek) en stabiel (altijd geldend), dan zullen deze overtuigingen leiden tot morele emoties als schaamte,… Wanneer de persoon de gebeurtenis beschouwd als specifiek (zeer context afhankelijk), niet algemeen geldend (tijd gebonden) en extern veroorzaakt (een gevolg van specifieke bijzonderheden), dan verkleint dit de kans op een intern conflict en bevordert dit morele heling.