Hc 1 Flashcards

1
Q

Charles darwin ontwikkelde;

A

The Origin of Species by Means of Natural Selection

Eenvoudige organismen adapteren aan de omgeving, maar de betekent niet dat deze niet meer nodig zijn. Kijk bijv. naar eencellige bacteriën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Belangrijke punten over de evolutie in “The Origin of Species by Means of Natural Selection”

A

• Evolutie is de verklaring voor de diversiteit van leven op aarde.
• Natuurlijke selectie is de drijfveer achter adaptieve evolutie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Evolutie

A

de theorie over hoe soorten zijn ontwikkeld. Darwin beschreef evolutie in termen van 3 processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Evolutie in termen van 3 processen;

A
  • superabundance
  • variatie
  • (natuurlijke) selectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Superabundance

A

overvloed van genetisch materiaal, planten en dieren produceren meer nakomelingen dan nodig om zichzelf te reproduceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Variatie

A

iedere nakomeling is net iets anders dan anderen door variantie in genetisch materiaal, en verschillen worden doorgegeven door erfelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

(Natuurlijke) selectie

A

de mogelijkheid tot selectie doordat er bepaalde kenmerken zijn die betere aanpassing aan de omgeving mogelijk maken, waardoor de kans op overleving groter is. Deze eigenschappen worden doorgegeven aan de nakomelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Natuurlijke selectie is

A

de differentiële reproductie van kenmerken die zorgen voor een betere overleving door aanpassing aan een bepaalde omgeving. Het product van natuurlijke selectie is de adaptatie van populaties van organismen aan hun omgeving. Hierbij komt ook survival of the fittest kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Survival of the fittest

A

de natuurlijke selectie die optreedt door het overleven van het nageslacht die het best aangepast is binnen een populatie.

is het succes van reproductie op basis van genen (niet op basis van individuen). Van nature is het vanzelfsprekend dat degene die zich het beste kunnen aanpassen, een betere kans op overleving hebben.

  • statistische strategie
  • investment strategie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Probleem; vermijd het eten van gifitge stoffen

A

Adaptie; Afkeer van bitterheid (mensen hebben van nature een aangeboren afkeer van bitterheid).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Probleem; Deel de kosten van de opvoeding van het nageslacht (betere bescherming van nageslacht)

A

Adaptie; Voorkeur voor mannetje met status

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Probleem; Vruchtbare partner vinden

A

Adaptie; Voorkeur voor jonge partner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Probleem; nageslacht beschermen

A

Adaptie; “Schattigheid” van baby-achtige signalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Epigenetica

A

het aan- of uitzetten van genen afhankelijk van de omgeving. De omgeving kan invloed hebben op wanneer genen zich wel of niet uitdrukken.
Voorbeeld: wanneer je de neiging hebt om dingen negatief te interpreteren, maar je hebt een veilige opvoeding gehad, waardoor deze genen minder snel geuit worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Statistische strategie

A

(mannen): één man met 10 vrouwen heeft 100 kinderen als iedere vrouw 10 kinderen heeft. Mannen kunnen de meeste genen produceren door met veel vrouwen te paren, en sperma is vervangbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Investment strategie

A

(vrouwen): één vrouw met 10 mannen
heeft maar 10 kinderen. Vrouwen zijn kwetsbaarder in de
reproductie, omdat de ovulatie heel zeldzaam is, waardoor het belangrijk is om te investeren in de nakomelingen die je kunt krijgen.

Mannen hebben theoretisch meer kans op nakomelingen dan vrouwen, aangezien vrouwen er 9 maanden over doen om 1 nakomeling te krijgen, terwijl mannen met meerdere vrouwen tegelijkertijd kinderen kunnen krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Seksuele selectie

A

is de biologische selectie van partners op grond van eigenschappen die als seksueel aantrekkelijk worden ervaren. Hierbij gaat het om dat mensen een partner uitkiezen om nakomelingen mee te hebben.
- intraseksuele selectie
- interseksuele selectie
• Sommige kenmerken zijn beide; hoe aantrekkelijker je eruit ziet, hoe meer kans je hebt op nakomelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Intraseksuele selectie

A

individuen van één geslacht (vaak mannetjes) ontwikkelen eigenschappen die hen in staat stellen te concurreren met andere individuen van hetzelfde geslacht en paringskansen kunnen winnen (bv. grote spieren, gewei, …).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Interseksuele selectie

A

individuen van het ene geslacht ontwikkelen eigenschappen (fysiek en gedragsmatig) die de voorkeur hebben van leden van het andere geslacht. Dit wordt “partnerkeuze” genoemd (mooi veren, groot maar, status, zorgzaam…).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Cruciale Sociale motivaties

A

Om kansen op overleving van genen in ons sociale wezens zijn er belangrijke sociale motivaties die daarbij helpen: sociale dimensies van de omgeving van menselijke aanpassingen die ook bij chimpansees en bonobo’s gezien worden. Gedrag wordt gedreven door sociale motieven;
- attachment
- hiërarchie
- affiliatie
- in-group voorkeuren

Deze vier motieven zijn de basis voor veel emoties en dingen die daarmee te maken hebben. Liefde is bijv. een emotie die gelinkt kan worden aan hechting, en boosheid is een emotie die gelinkt kan worden aan in-group voorkeuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Attachment

A

(hechting tussen moeder en kind): voor bescherming door verbintenissen aan te gaan met anderen.
֍ Werd voor het eerst beschreven door Bowlby.
֍ Evolueren later in (romantische) banden.

22
Q

Hiërarchie

A

motivatie voor power/ macht.
֍ Status hiërarchie: bevat zorgen voor anderen lager in de hiërarchie en het stoppen van conflicten tussen groepsleden door alfa’s (prominent in niet-menselijke primaten).
֍ Zorgt voor competitie in een groep. Beter zijn dan een ander. Het haalt in bepaalde mensen het best naar boven, maar dit gaat ten koste van anderen.
֍ Mensen proberen hoger te geraken in de loop der leven, waardoor je meer status en resources kunt bemachtigen. Dit zorgt voor meer mogelijkheden om te overleven, zoals anderen helpen, conflicten stoppen en competitie aanwakkeren.

23
Q

Affiliatie

A

zorgen voor elkaar, samenwerken. Deze verbintenissen zijn zwakker dan hechtingsbanden, omdat het hier enkel gaat over het samenwerken met anderen. Er komt geen liefdevol gevoel bij kijken.
֍ Affiliatieve relaties worden gekenmerkt door verschillende emotionele processen: warmte, empathisch begrip, gedeeld plezier, waardering en dankbaarheid, emotionele openbaringen, zorg en toewijding. Deze zijn kritisch voor onze gezondheid, welzijn en coöperatie.

24
Q

In group voorkeuren

A

voorkeur voor individuen die op jezelf lijken. Hierdoor zijn we minder geneigd om mensen leuk te vinden die niet bij onze groep horen.
֍ Antisociaal richting out-groups.
֍ Evolutionair voordeel: wanneer je in competitie bent met andere
groepen, geeft dit voordelen voor overleving, want als 1 groep is uitgeschakeld zijn er meerdere resources voor de ander, en komt er een hiërarchie. Ook kan het zorgen dat het de verbintenissen binnen de groep versterkt.

25
Q

Jaloezie

A

Volgens de evolutie zijn er verschillen tussen mannen en vrouwen op basis van jaloezie.
• Mannen hebben in de loop van de evolutie het risico genomen te investeren in kinderen die niet van hen waren. Hierdoor zouden mannen jaloerser moeten zijn als reactie op signalen van seksuele ontrouw bij de vrouw (60%).
֍ Wanneer de vrouw vreemd gaat, wordt zij zwanger van een andere men, en zou de man moeten zorgen voor een kind dat niet van zijn genen is.
• Vrouwen raken meer disstressed bij de emotionele ontrouw van een man (83%). Wanneer een man emotioneel vreemd gaat (= verliefd worden op een ander), dan vervalt de zorg van het kind.

26
Q

Zoölogie

A

bestuderen van dieren die op ons lijken en grotendeels iets gemeen hebben met onze voorouders, zoals chimpansees en bonobo’s. Doordat deze diersoorten op ons lijken, kunnen we door hun gedrag te bestuderen, gevolgtrekkingen maken over onze voorouders.
֍ Er zijn wel groter verschillen tussen beide aapsoorten, want chimpansees vertonen meer agressie.

27
Q

Archeologie

A

opgravingen kunnen iets laten afleiden van het gedrag van de voorouders.

28
Q

Antropologie

A

kijken naar de menselijke beschavingen waarvan verondersteld word dat ze lijken op onze voorouders, zoals jagers en verzamelaars. Zij leefde in een oerwoud in de amazone. Hier kan gekeken worden of hun gedrag een evolutionaire basis had, door te kijken wat de voordelen waren in die tijd.

Echter, is volgens de wetenschap ons genetisch materiaal in tijden niet veranderd

29
Q

Evolutionaire psychologie en emoties

A

Het adaptief probleem van het hebben van vele context-specifieke hersenprogramma’s is dat het tegenstrijdige resultaten kan opleveren wanneer ze gelijktijdig worden geactiveerd, zoals slaapbeheer vs. roofdierbedreiging. Een oplossing hiervoor was om de geest uit te rusten met superieure gecoördineerde programma’s die lagere programma’s overschrijven en organiseren: emoties.
Voorbeeld: wanneer er een roofdier in de buurt is, maar je bent erg moe. Dan is het van belang om je vermoeidheid even aan de kant te zetten, en te gaan vluchten.
In een gevaarlijke situatie van leven en dood, helpen emoties met een beslissing te maken van flight or fight respons. Wanneer je angst voelt bij de situatie is het beter om weg te staan. Emoties geven een prioriteit van welk gedrag wenselijk is per situatie.

30
Q

Emoties volgens evolutionair perspectief

A

• Vormen van functioneren;
• Die fysiologische, cognitieve, motivationele, gedragsmatige en subjectieve
reacties in patronen coördineren.
• Vergroten de mogelijkheid om je aan te passen in uitdagende situaties, die
steeds terug zijn gekomen in de evolutionaire tijd: kiezen van het juiste gedrag in de omgeving/ aanpassen aan de challenges van die omgeving.
• Zijn gevormd over langdurige tijd door natuurlijke selectie.

Het vermijden van een roofdier vereist simultane veranderingen in hartslag, auditorische activiteit, slaapmanagement, eten, etc. Alle systemen werken samen om te vluchten, en non-adaptieve emoties worden gedempt.

31
Q

Route volgens Joseph LeDou:

A

emoties gaan via een langzame route door de corticale gebieden: “wat zou ik doen?”.

32
Q

Route volgens nesse

A

emoties gaan via een snelle route langs subcorticale gebieden en limbisch systeem → juist.

33
Q

Wat heb je nodig voor een emotionele reactie

A

1) Emotieprogramma’s detecteren evolutionair betrouwbare aanwijzingen die in een bepaalde situatie bestaan.
2) Wanneer ze geactiveerd worden leiden ze een specifieke set subprogramma’s voor het oplossen van problemen die zich in de voorouderlijke omgeving voordeden.
3) Consequentie: het hele systeem werkt in harmonie.

34
Q

Wat heb je nodig om aan een evolutionair ontstane situatie/ conditie tegemoet te komen:

A

Het adaptieve probleem.
- cues
- situatie-detectie algoritmes
- algoritmes die prioriteiten stellen
- intern communicatiesysteem
- georkestreerd respons

35
Q

Cues

A

in de omgeving die aangewezen met welke situatie je te maken hebt; je moet het roofdier kunnen herkennen.

36
Q

Situatie- detectie algoritmes

A

algoritmen die op situatiebepalende signalen letten en de situatie herkennen, zoals sensorische detectie, drempel-/ vergelijkingsalgoritme; wanneer je brein besluit dat je te maken hebt met een tijger.

37
Q

Algoritmes die prioriteiten stellen

A

algoritmes weten wat er aan de hand is als je een tijger ziet, waardoor je gaat vluchten.

38
Q

Intern communicatiesysteem

A

welke zaken worden gedempt vs. welke worden aangewakkerd.

39
Q

Onderzoek naar emoties

A

Onderzoek naar emoties is meestal proximaal, en onderzoek het volgende:
• Wat is het.
• Hoe werkt het?
• Het ontwikkeld het in een individu?
Wanneer je weet hoe een emotie zich ontwikkeld heeft, dan kun je zien welke
factoren betrekking hebben tot de oorsprong ervan.
• Hoe heeft de eigenschap zich over tijd ontwikkeld in de geschiedenis van het
soort?
• Welke evolutionaire factoren hebben de eigenschap gevormd?

40
Q

Evolutionair genetisch perspectief

A

stelt dat onze genen nemen de leiding; “the selfish genes”. Ze gebruiken ons om gereproduceerd te worden door onze kenmerken, inclusief emoties.

41
Q

Taal heeft geholpen van verschillende aspecten van het menselijk leven:

A

• Ontwikkeling van de Theory of Mind: het vermogen om jezelf en anderen te begrijpen in termen van mentale toestanden (emoties, verlangens en
overtuigingen).
• Verbreden van emotionele expressie.
• Verbreden van de focus van gedrag van het huidige moment naar de toekomst,
zodat je plannen kunt maken
• Uitbreiden van mogelijkheden voor samenwerking door middel van overleg.

42
Q

Valentie

A

of een emotie als prettig of onprettig ervaren wordt

43
Q

De classificatie van emoties wordt vaak gedaan op basis van

A

Valentie

44
Q

Valentie zorgt voor een onderscheid tussen het wel en niet hebben van bepaalde emoties in specifieke omstandigheden. Echter:

A

• Er zijn geen strikte grenzen tussen emoties, omdat
• De interne toestand (emotie) is een resultaat van specifieke soorten, waarvan er veel zijn die elkaar
overlappen in hun kenmerken.
• Overlappende constructen.
• Misschien zelfs een multidimensionale ruimte met
potentieel een oneindig aantal overlappende emoties.
• Valentie kan gedrag aansturen, maar meer fundamenteel
voor aanpassing is: bedreiging vs. mogelijkheden.

45
Q

Positieve emoties

A

motiveren het organisme om kansen
te benutten waardoor de kans op overleving vergroot wordt.

46
Q

Negatieve emoties

A

motiveren het organisme om ongeluk te vermijden door te ontsnappen, aan te vallen, interne schade te voorkomen, en verlies of schade te herstellen.

47
Q

Functies van emoties

A

Emoties kunnen verschillende functies hebben, zoals dat angst kan leiden tot vluchten, maar ook soms kan leiden tot aanvallen om een dreigend gevaar te elimineren. Verder kan één functie worden uitgevoerd door verschillende emoties, zoals dat aanvallen kan worden gefaciliteerd door zowel angst en boosheid.

48
Q

Emoties via het rookmelder principe

A

better safe than sorry. Het is beter om iets te vaak te reageren bij een mogelijke bedreiging, dan iets te missen en je kansen op overleving verminderen. Op een situatie met een lage frequentie en hoog risico moet er altijd worden reageert ten koste van vele valse alarmen. Vaak worden emoties opgewekt in situaties waarin ze nutteloos zijn.
Voorbeeld: wanneer een homo sapien iets zag in de bosjes, maar niet precies wist wat het was, was het voor de overleving beter om hier weg voor te gaan, want het kon namelijk een giftige slang zijn.

49
Q

Negatieve interpretatiebias

A

is het inzien van dingen als eerder negatief dan positief. Volgens de evolutietheorie bestaat deze bias nog steeds, omdat het ons in de overleving geholpen heeft. Echter, kan deze variante in ergere vormen uitmonden in een angststoornis. Verder is appraisal (= waardering), en de individuele verschillen daarin, erg belangrijk. Niet iedereen heeft dezelfde waardering op een bepaalde emotie of situatie.

50
Q

Misses and false alarms

A

Statistisch gezien is het belangrijk om net zoveel misses als false alarms te hebben, maar volgens het “rookmelder principe” kun je beter zo veel mogelijk false alarms, en zo weinig mogelijk misses hebben

51
Q

Emoties hebben zowel een sociaal als communicatief aspect.

A

Bij emotionele expressie komt vaak communicatie bij kijken:
• Dat het bijbehorende emotieprogramma is geactiveerd in het individu; het is handig om te weten wat er in een ander omgaat, voor bonding en hechting.
• De identiteit van de evolutionair terugkerende situatie waarmee men
geconfronteerd wordt. Dit kan in sommige gevallen gunstig, en in andere schadelijk zijn.

52
Q

Emoties kunnen zowel positief als negatief zijn

A

Stel je bent bang van je rivaal tijdens een gevecht. Dan kan je rivaal dit zien als een teken van zwakte, waardoor hij meer kans maakt om te winnen. Sommige emoties hebben een meer automatische uitdrukking (verdriet), waardoor ze makkelijker geuit kunnen worden in het gelaat en lichaam. Terwijl er een grotere verzameling emoties bestaat zonder automatische uitdrukking, zoals jaloezie, schuld, verveling. Echter zijn dit ook de emoties die later ontwikkeld worden.