Hc 2 Flashcards

1
Q

Hedonische doel vs intrumenteel doel

A

Wat als je hedonische doel niet overeenkomt met je instrumentele doel? Welk doel wint?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hedonische doel

A

korte termijn wensen om je beter te voelen. Om positieve emoties te vergroten en negatieve emoties te verminderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Instrumentele doelen

A

doelen met sociale of prestatie motieven die behaald kunnen worden door het reguleren van emoties.
Voorbeeld: je wil je woedegevoelens niet uiten om een goede relatie te behouden met een vriend.

Instrumentele doelen hoeven niet overeen te komen met hedonische doelen. Voorbeeld: je kunt minder positieve emoties ervaren om meer gefocust te zijn voor een tentamen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk doel wint hangt af van wat je hoofddoel is, en andere aspecten, zoals:

A
  • hoe je je emoties waardeert
  • je repertoire van emotieregulatiestrategieën
  • je vaardigheden om emoties te reguleren
  • je inspanning/motivatie om een strategie toe te passen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe je je emoties waardeert;

A

hoe je je op dat moment voelt, hangt samen met
welk doel wint.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Je repertoire van emotieregulatie strategieën

A

iedereen heeft bepaalde
strategieën die vaker gebruikt worden dan andere. Sommige mensen zijn overal
het goede in en andere alleen het slechte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Je vaardigheden om emoties te reguleren

A

Heeft o.a. te maken met emotionele
intelligentie en executief functioneren (= waarom jonge kinderen niet instaat zijn om hun emoties te reguleren middels reapraisal, want hun cognitieve functies zijn nog niet geheel ontwikkeld).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Onderdrukkingsstrategieën

A
  • Suppressie van expressie
  • supressie van ervaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Supressie van expressie

A

inhibitie van het uiten van emoties. Stel je voelt je heel verdrietig, maar wil niet dat anderen dit zien, dan kun je dit bijv. doen door je gezichtsexpressie of je hele houding te onderdrukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Supressie van ervaring

A

down-regulatie van gevoelens, je probeert je gevoelens te onderdrukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Overeenkomsten van onderdrukkingsstrategieën

A

• Meer fysiologische reacties: wekt arousal op.
• Respons focused emotieregulatie: emotie komt voor de onderdrukking.
• Malaptief op lange termijn: kan leiden tot cardiovasculair problemen, depressie
en angst problemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verschillen in onderdrukkingsstrategieën

A

• Gezichtsexpressies kun je makkelijker manipuleren.
• Ervaringen weerhouden is lastiger; het is lastiger om je gevoelens te
onderdrukken.

Het onderdrukken van expressie verschilt per persoon, maar in het algemeen lukt het wel om minder te laten zien hoe je je voelt dan je wil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Als je je gevoel probeert te onderdrukken lukt dit vaak niet zo goed. Dat is erg moeilijk. Bijbehorend effect;

A

White bear effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

White bear effect

A

het proberen van een gevoel te onderdrukken resulteert in het gevoel extra voelen. Als je niet aan een witte beer wil denken, ga je dit juist
wel doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voorbeelden van emotieregulatie strategieën

A

Deze strategieën helpen niet allemaal bij het reguleren van emoties. Je probeert jezelf ermee te helpen, maar dat gebeurt niet altijd, want sommige kunnen maladaptief zijn.
- rumineren
- afleiding zoeken
- oppeppen
- catastroferen
- jezelf verwijten
- andere verwijten
- relativeren/ in perspectief plaatsen
- accepteren
- reappraisal
- expressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rumineren

A

herhaaldelijk en passief denken aan je gevoelens en problemen.

17
Q

Afleiding zoeken

A

aandacht binnen een situatie heroriënteren of je aandacht
verleggen, weg van de situatie.
֍ Aandacht afleiden.
֍ Situatie uit de weg gaan.
֍ Proberen aan niets te denken. ֍ Focus verleggen in een situatie

18
Q

Oppeppen

A

je probeert om je positieve gevoel te vergroten, door ergens in mee te gaan, zoals muziek om in de stemming te komen. Positieve emoties vergroten en negatieve verminderen. Meegaan in positieve dingen van een situatie

19
Q

Catastroferen (doemdenken)

A

gedachten waarbij je expliciet de nadruk legt op hoe verschrikkelijk het is wat je hebt meegemaakt; uitgaan van het ergste.

20
Q

Jezelf verwijten

A

gedachten waarbij je jezelf de schuld geeft

21
Q

Anderen verwijten

A

gedachten waarbij je de omgeving/ een andere persoon
de schuld geeft.

22
Q

Relativeren/ in perspectief plaatsen

A

de relativiteit van de gebeurtenis
benadrukken door deze te vergelijken met andere gebeurtenissen.

23
Q

Accepteren

A

gedachten waarbij je aanvaardt wat je hebt meegemaakt en je
neerlegt bij wat er is gebeurd.

24
Q

Reappraisal (herwaarderen)

A

je verandert de situatie in je hoofd, waardoor de
impact minder wordt. De betekenis van een situatie wordt veranderd, waardoor
de impact dus minder wordt. Je gaat anders over de situatie nadenken.

25
Q

Expressie

A

je emoties uiten, laten zien.

26
Q

Flexibel gebruik van emotieregulatie strategieën

A

Men kan zich aanpassen aan de situatie, waardoor je je emoties kan reguleren aan de hand van wat de situatie van je eist. Het gaat erom dat je meeleeft in het gebruik van je emotieregulatie strategieën.

27
Q

Voorbeeld pieter emotieregulatie strategieën;

Het is een gewone werkdag voor Pieter. Hij is op kantoor met 4 collega’s. Onlangs is er een nieuwe collega bijgekomen. Deze man heeft een irritante stem. Pieter heeft de neiging om met zijn ogen te rollen als de nieuwe collega praat. De andere collega’s lijken er geen last van te hebben. Omdat Pieter niet aan zijn collega’s wil laten zien hoe geïrriteerd hij is, (1) probeert hij de neiging om geërgerd te kijken te onderdrukken. (2) De collega kan er ook niets aan doen dat hij een irritante stem heeft. (3) Pieter denkt dat als hij ergens anders zou werken, er altijd wel iets zou zijn wat hem niet zint. Hij heeft van vrienden gehoord dat ze met 15 mensen in één ruimte werken. Hij zou helemaal gek worden.
Pieter is blij dat zijn werk erop zit. Vanavond komen er vrienden bij hem eten! (4) Hij fietst naar huis maar komt onderweg midden in een regenbui terecht. Hij wil zijn goede humeur niet laten verpesten en (5) denkt aan de leuke avond die hij voor de boeg heeft.
(6) Nu hij doorweekt is, is dit eigenlijk een goede gelegenheid om onder de douche te springen voordat zijn vrienden komen.

Als zijn vrienden er zijn, vermaken ze zich opperbest. Ze lachen zich rot en Pieter vertelt sterke verhalen. Zijn gezicht spreekt boekdelen.

A

1: onderdrukken van expressie
2: herwaarderen
3: relativeren
4: aandacht vestigen op iets anders
5: afleiding zoeken
6; herwaarderen

28
Q

Emotie-poly regulatie

A

meerdere emotieregulatiestrategieën tegelijk of vlak na elkaar gebruiken op één moment.
Voorbeeld: denken aan hoe stom je bent geweest, en altijd zult zijn (= catastroferen) … en tegelijkertijd een pokerface opzetten tegenover je vriend, omdat je wil vervullen hoe je je echt voelt (= surpressie van emotie)
Voorbeeld: je woede uiten door te schreeuwen en huilen (= expressie van emoties), dan met de deur slaan als je de kamer verlaat (= situatie modificatie), waarna je denkt dat dit het ergste is wat je ooit hebt meegemaakt (= catastroferen)

29
Q

Gaat emotieregulatie altijd over het reguleren van je eigen emoties?

A

Je reguleert altijd je eigen emoties, maar onbewust kun je ook invloed hebben op de emoties van een ander, zoals bijv. de kamer verlaten en met de deur slaan. Ook ruminatie kan ervoor zorgen dat je partner merkt dat je boos bent.

30
Q

Interpersoonlijke emotieregulatie

A

Alleen kun je ook direct en bewust andermans emoties reguleren door middel van interpersoonlijke emotieregulatie aan de hand van persoonlijke doelen, zowel prosociaal als instrumenteel. Is van belang van aangaan van nieuwe relaties, maar kan ook de kwaliteit van bestaande relaties verbeteren. Vooral door het opbouwen van vertrouwen.

31
Q

Co regulatie

A

constructieve manier van met elkaar omgaan, waardoor emotieregulatie strategieën van elkaar op lijnen en de emoties verbeterd worden.

32
Q

Co-disregulatie

A

geen constructieve manier van met elkaar omgaan, waardoor emoties van elkaar negatief beïnvloedt worden.

33
Q

Welke onderzoeksmethoden worden in het algemeen gebruikt om de effecten van habitueel gebruik van emotieregulatiestrategieën te bestuderen?

A

Habitueel gebruik van emotieregulatiestrategieën
• Cross-sectionele vragenlijst studies.
• Experimentele studies in het lab; gecontroleerde labsessie.

34
Q

Welke onderzoeksmethoden worden momenteel gebruikt om emotieregulatie flexibiliteit te bestuderen?

A

Emotieregulatie flexibiliteit
• Experience sampling method/ ecological momentary assessment.
• Experimentele studies in en buiten het lab.

35
Q

Emotieregulatiestrategieën en Verbetering van Psychische Gezondheid en Welzijn

A
  • psycho educatie
  • interveniëren
  • uitbreiden van iemands repertoire van Emotieregulatie strategieën
36
Q

Psycho educatie

A

wat zijn adaptieve en maladaptieve strategieën.

37
Q

Interveniëren

A

Interveniëren door het gebruik van adaptieve strategieën (bijv. cognitieve herwaardering) te verbeteren en het gebruik van maladaptieve strategieën te
verminderen door middel van training.
֍ Depressieve patiënten kunnen rumineren zien als een adaptieve manier, omdat ze alle mogelijke problemen en oplossingen bekeken. Echter, blijkt uit onderzoek dat dit niet helpt met het zoeken van nuttige oplossingen. Therapie zorgt ervoor dat mensen gaan afbouwen met rumineren, waardoor ze een geplande ruminatie sessie van 15 minuten krijgen.