Hartfalen Flashcards

1
Q

Geef een definitie van hartfalen:

A

Het onvermogen van het hart om te zorgen voor een adequate orgaanperfusie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 2 mogelijke oorzaken van hartfalen?

A

Verminderde pompfunctie waardoor we een gedaalde cardiale output hebben.
Verminderde relaxatie waardoor we verhoogde intracardiale drukken ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de typische symptomen van hartfalen?

A

Kortademigheid
Enkeloedeem
Vermoeidheid
Longpcrepitatie
Orthopneu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is orthopneu?

A

Kortademigheid die optreedt of verergerd wanneer een patient plat ligt en die verbetert wanneer die patient opnieuw rechtzit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn specifieke klinische tekenen voor hartfalen?

A
  • verhoogde jugulaire veneuze druk
  • hepatojugulair reflux
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke parameter wordt gebruikt als maat voor de pompfunctie van het hart?

A

Ejectiefractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de LVEF (%)?

A

Proportioneel bloed dat bij samentrekking van het hart uit de linkerventrikel (LK) wordt gepompt. Het is een indicatie van de spierkracht van het hart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel bedraagt een normale LVEF?

A

60-70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op welke manier wordt de ejectiefractie bepaald?

A

Via een echografie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 3 types hartfalen bestaan er? verklaar ze

A

HFrEF: hartfalen met gedaalde ejectiefractie (< 40%) = systolische hartfalen
HFmrEF: hartfamen met gemiddeld gedaalde ejectiefractie (41-49%)
HFpEF: hartfalen met preserved/ gebleven ejectiefractie (>= 50%) = diastolisch hartfalen —> oorzaak is een verminderde relaxatie van de hartspier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 4 klassen (op basis van ernst) bestaan er bij hartfalen? Leg ze uit

A

Klasse I: geen beperking van het inspanningsvermogen. Normale lichamelijke activiteit zorgt niet voor overmatige vermoeidheid, palpitaties of dyspneu.
Klasse II: enige beperking van het inspanningsvermogen. In rust geen klachten, maar normale lichamelijke activiteit zorgt voor overmatige vermoeidheid, palpitaties of dyspneu.
Klasse III: ernstige beperking van het inspanningsvermogen. In rust geen of weinig klachten lichte lichamelijke inspanning zorgt voor overmatige vermoeidheid, palpitaties of dyspneu.
Klasse IV: geen enkele lichamelijke inspanning mogelijk zonder klachten + ook klachten in rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de prevalentie van hartfalen?

A

1 tot 2% van alle volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de prevalentie van hartfalen bij patienten ouder dan 70 jaar?

A

10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke vorm van hartfalen is het meest voorkomend? Hoeveel procent?

A

50%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt de diagnose van hartfalen gesteld? Leg volledig uit!

A

Eerst kijken naar risicofactoren, symptomen en tekenen: indien er dan een vermoeden is van hartfalen gaan we kijken naar 2 bloedparameters, nl. NT-proBNP en BNP.
Indien de waarde van NT-proBNP > 125 pg/mL en de waarde van BNP > 35 pg/mL: echocardiografie (ECG) afnemen.
—> indien er abnormaliteiten aanwezig zijn spreken we van hartfalen en eventueel subtype bepalen.
Indien de waarden van NT-proBNP en BNP niet verhoogd zijn, kunnen we hartfalen zo goed als uitsluiten en zal er een andere onderliggende oorzaak zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de 3 belangrijkste doelen van behandeling van hartfalen?

A
  • symptomen verlichten en kwaliteit van leven verhogen
  • reduceren van vroegtijdige mortaliteit
  • reduceren van het risico op hospitalisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de hoeksteentherapie bij patienten met HFrEF?

A
  • B-blokker
  • ACE-inhibitor/ ARNI
  • MRA
  • dapagliflozine/ empagliflozine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Geef 2 voorbeelden van SGLT-2 inhibitoren

A

Empagliflozine en dapagliflozine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Met welke geneesmiddelenklasse kunnen we symptomatisch HFrEF behandelen? Wanneer gaan we deze klasse inschakelen?

A

Lisdiuretica: indien er vochtretentie is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke klasse van geneesmiddelen kan een ACE-I vervangen voor de behandeling van HFrEF?

A

Sacubatril - valsartan combinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarvoor staat RAAS?

A

Renine-angiotensine-aldosteronsysteem

22
Q

Geef 4 voorbeelden van geneesmiddelen die vallen onder de geneesmiddelenklasse ACE-inhibitoren:

A

Captropril
Lisinopril
Ramipril
Enalapril

23
Q

Waarvoor staat ARB? Welke geneesmiddelenklasse valt hieronder?

A

Angiotensinereceptorblokker bv. Sartanen

24
Q

Geef een voorbeeld van een Sartaan

A

Valsartan
Losartan

25
Q

Waarvoor staat ARNI? Wanneer worden deze toegepast?

A

Angiotensinereceptor-neprilysine-inhibitor.
—> ze worden gebruikt ter vervanging van ACE-inhibtoren indien de patient blijvend symptomatisch is ondanks optimale behandeling

26
Q

Geef een voorbeeld van een ARNI:

A

Sacubatril - valsaratan

27
Q

Wat is typisch aan de dosering van een ACE-I?

A

We beginnen met een lage startdosis en gaan langzaam optitreren tot een target dosis.

28
Q

Wanneer worden sartanen ingezet ipv een ACE-inhibitor?

A

Indien patienten een vervelende hoest ontwikkelen

29
Q

Hoe werken de neprilysine inhibitoren?

A

Ze remmen het RAAS systeem en remmen ook de afbraak van natriuretische peptiden.

30
Q

Wat is de functie van natriuretische peptiden?

A

Ze werken vaatverwijdend en vochtverlagend

31
Q

Op welke manier speelt het RAAS systeem een rol bij hartfalen? LEG VOLLEDIG UIT

A

Bij hartfalen is er dus een verminderde cardiale output en verminderde relaxatie van de hartspier. Dit zal zorgen voor een stimulatie van het RAAS systeem, waarbij de nieren renine vrijstellen.
Dit Renine zal zorgen voor de omzetting van angiotensinogeen tot angiotensine I. Vervolgens zullen ACE zorgen voor de omzetting van angiotensine I tot angiotensine II.
Chronische stimulatie van het RAAS systeem is nefast omwille van het feit dat het zorgt voor een cardiale hypertrofie (= verdikking van de hartspier), remodeling (= structurele veranderingen aan het hart) en vochtophoping.
Dit is nefast voor patienten met hartfalen, dus we willen het RAAS systeem inhiberen.

32
Q

Wat zijn de effecten van angiotensine II?

A
  • zorgen voor een zout- en waterretentie: dit zorgt voor een stijging van het bloedvolume
  • vasoconstrictie dat zorgt voor een verhoogde bloeddruk
  • activatie van het sympatisch zenuwstelsel
  • secretie van aldosteron thv de bijnieren
  • thv hypofyse: vrijstelling van anti-diuretica hormoon - waterresorptie.
33
Q

Welke geneesmiddelenklasse wordt samen met ACE-I opgestart?

A

B-blokkers

34
Q

Hoe ziet de dosis van B-blokkers eruit bij de behandeling van hartfalen?

A

Starten met een lage dosis en langzaam optitreren tot een maximale tolereerbare dosis.

35
Q

Geef voorbeelden van Cardioselectieve B-blokkers:

A

Carvidilol
Nebivolol
Metoprolol
Bisoprolol

36
Q

Waarvoor staat MRA?

A

Mineraalcorticoid receptor antagonist

37
Q

Geef 2 voorbeelden van MRA:

A

Spironolacton
Eplerenon

38
Q

Geef 2 synoniemen voor MRA:

A

Aldosteronantagonisten
K-sparende diuretica

39
Q

Waarvoor staat SGLT-2 receptor?

A

Sodium-glucose cotransporter

40
Q

Waar bevindt zich de SGLT-2?

A

In de proximale tubulus van de nier

41
Q

Wat is de functie van SGLT-2?

A

Ze zullen zorgen voor een resorptie van Na en glucose opnieuw in het bloed.

42
Q

Wat zijn de effecten van SGLT2-2 inhibitoren?

A

Ze zorgen voor uitscheiding van glucose in de urine = glycosurie
Ze zorgen ook voor een uitscheiding van natrium en water via de urine waardoor de BD daalt en ook het bloedvolume daalt

43
Q

Wat betekent congestie?

A

Opstapeling van vocht

44
Q

Wat kan men zeggen over de dosis van lisdiuretica voor de behandeling van hartfalen?

A

De dosis is afhankelijk van de vullingsstatus van de patient.

45
Q

Welke 2 andere medicijnen worden buiten de typische geneesmiddelenklassen nog gebruikt bij hartfalen?

A

Ivabradine en digoxine

46
Q

Tot welke aanbevelingsklasse behoort ivabradine?

A

Classificeren IIa

47
Q

Tot welke aanbevelingsklasse behoort digoxine ?

A

klasse IIb

48
Q

Wanneer is behandeling met ivabradine aangewezen?

A

Indien de hartfrequentie van de patient gelijk of meer is dan 75 slagen per minuut + sinusaal hartritme

49
Q

Bij welke patienten mag er geen ivabradine opgestart worden? Waarom

A

Patiënten met voorkamerfibrillatie omdat ze geen sinusritme hebben.

50
Q

Hoe ziet de behandeling eruit van een HFmrEF?

A

Klasse I medicijnen: SGLT-2 inhibitoren en diuretica
Klasse IIb medicijnen: B-blokkers, ACE inhibitoren en MRA

51
Q

Hoe ziet de behandeling eruit van een HFpEF?

A

Diuretica en SGLT-2 inhibitoren

52
Q

Welke geneesmiddelenklasse moet absoluut vermeden worden bij patienten met hartfalen? Waarom?

A

NSAIDs!!!!
—> ze remmen de COX enzymen waardoor er een verminderde aanmaak is van prostaglandines.
Op die manier zal er een verminderde nierdoorbloeding en glomerulaire filtratie zijn waardoor het RAAS systeem geactiveerd wordt.
We krijgen dus verhoogde zout-water retentie met een verhoogd bloedvolume en dus meer oedeemvorming.
Ook een verhoogde vasoconstrictie met een stijging van de bloeddruk en hogere belasting van het hart.