Gastro Flashcards

1
Q

Welke aandoeningen worden besproken in het gastro-intestinaal systeem?

A
  1. Gastro-oesofageale reflux
  2. Peptische ulcus
  3. Gastritis
  4. Coeliakie
  5. Dyspepsie
  6. Pancreatitis
  7. IBS
  8. IBD
  9. Proctologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is oesofageale reflux?

A

Het is een chronische aandoening waarbij de maaginhoud terugvloeit in de slokdarm dat leidt tot irritatie en ontsteking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een peptische ulcus?

A

Een zweer in de maagwand of in het begin van de dunne darm (duodenum) dat veroorzaakt wordt door een disbalans tussen maagzuur en beschermende slijmproductie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een gastritis?

A

Een ontsteking van het maagslijmvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is coeliakie?

A

Een auto-immuunziekte waarbij consumptie van gluten schade veroorzaakt aan het slijmvlies van de dunne darm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is pancreatitis?

A

Ontsteking van de pancreas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarvoor staat IBD en wat is het?

A

Inflammatoire bowel disease
= het is een groep van chronische inflammatoire aandoeningen waaronder Crohn en Colitis Ulcerosa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarvoor staat IBS en wat is het?

A

Irritable bowel syndrome (prikkelbare darmsyndroom)
= het is een structurele darmaandoening zonder duidelijke structurele afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is dyspepsie?

A

Een verzamelnaam voor chronische of terugkerende bovenbuikklachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is Proctologie?

A

Medisch vakgebied dat zich richt op aandoeningen van de anus, het rectum en de dikke darm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe is de dunne darm opgebouwd?

A
  1. Duodenum
  2. Jejunum
  3. Ileum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe is de dikke darm opgebouwd?

A
  1. Caecum
  2. Colon
  3. Rectum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarvoor staat GORZ?

A

Gastro-oesofageale refluxziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef een ander woord voor oesofagus?

A

Slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoelang is de slokdarm?

A

25 cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn 2 functies van de oesofagus?

A
  1. Peristaltiek - om de voeding en vloeistoffen naar de maag te transporteren
  2. Barrière - voorkomt dat maaginhoud terug van de maag naar bovenkomt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Op welke manier zorgt de oesofagus voor een barrierefunctie?

A
  1. Peristaltiek: enkel naar beneden
  2. Sfinctercomplex
  3. Hoek van His: slokdarm komt niet loodrecht in de maag toe
  4. Productie van speeksel = bicarbonaat - zal het zuur neutraliseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de hoek van His?

A

Het is een anatomische structuur die verwijst naar de hoek tussen de oesofagus en de fondus van de maag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de functie van de hoek van His?

A

Het voorkomt dat de maaginhoud terugvloeit in de slokdarm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Thv welke plaats van de slokdarm zit het diafragma?

A

Thv de LES = lower esophageale sfincter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de functie van het diafragma?

A

Het zal zorgen voor een drukverhoging thv de LES waardoor het samen met de LES zorgt voor het voorkomen van terugvloei van de maaginhoud in de slokdarm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welk onderscheid wordt gemaakt in de GERZ?

A

Fysiologische reflux
Pathologische reflux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is fysiologische reflux? Bij wie komt het voor?

A

Het komt bij iedereen voor.
Dit is reflux die veroorzaakt wordt door de relaxatie van de LES na een maaltijd, maar hierbij heeft de patient geen symptomen/ klachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is pathologische reflux? Welk onderscheid wordt er gemaakt? Leg ook uit:

A

Pathologische reflux is terugvloei van de maaginhoud in in de slokdarm waarbij WEL symptomen/klachten ontstaan.
—> onderscheid tussen:
- Niet-erosieve reflux (NERD): wel symptomen maar geen schade aan de slokdarm
- oesofagitisletsels: schade van de slokdarm onder de vorm van erosies, zweren of vernauwingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de prevalentie van oesofageale reflux in de westerse wereld?

A

10-20%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is pyrosis?

A

Brandend maagzuur: gekenmerkt door een brandend gevoel achter het borstbeen.
= retrosternaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de typische klachten bij oesofageale reflux?

A
  • Pyrosis/ zuurbranden retrosternaal
  • regurgitatie van zuur = zure smaak in de mond
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn alarmsymptomen bij eosofegeale reflux?

A
  • Dysfagie
  • Vermagering
  • Bloeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is dysfagie?

A

Moeite met slikken of pijn bij het slikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Op basis van de welke classificatie wordt oesofageale reflux ingedeeld? Welke types zijn ernstig?

A

Los angelos classificatie in graad A tot D waarbij C en D de meest ernstige situaties zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Thv waar in de slokdarm zien we bij oesofageale reflux typisch schade optreden? Leg uit wat dit is

A

Thv de Z-lijn: dit is een scherpe aflijning tussen slokdarmweefsel en maagweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke complicaties kunnen optreden indien je oesofageale reflux niet meteen behandeld?

A
  1. Barrett slokdarm
  2. Displasie
  3. Slokdarmcarcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is het een barret slokdarm?

A

We zien hierbij dat er ter hoogte van de Z-lijn uitlopers zijn waardoor de scherpe aflijning tussen slokdarmweefsel en maagweefsel verdwenen is.
Dit weefsel noemen we de Barretslokdarm zone.
—> er is dus een opschuiving van de Z-lijn en een intestinale metaplasie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

In hoeveel procent van de GORZ komt een Barrettslokdarm voor?

A

5 tot 10% van de patienten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat kan het gevolg zijn van een Barrett slokdarm?

A

Het ontstaan van een slokdarmcarcinoom. Het is met andere woorden een premaligne aandoening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Hoeveel % van de patienten met Barrett-slokdarm lopen risico op slokdarmcarcinoom?

A

0,12%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat zijn bevorderde factoren voor het ontstaan van oesofageale reflux?

A

Een sliding hernia
Hiatus hernia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Geef een synoniem voor hiatus hernia

A

Maagbreuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is een sliding hernia? Hoe kan dit een stimulerende factor zijn voor reflux?

A

Hierbij zal de maag iets meer naar boven geschoven zijn waardoor het diafragma niet meer exact thv de LES zich bevindt. Hierdoor valt de druk die het diafragma normaal uitoefent op de LES weg en kan de maaginhoud makkelijker terugvloeien naar de slokdarm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is een para-oesofageale hiatus hernia?

A

Hierbij zal de LES zich op dezelfde plaats bevinden maar een deel van de maag dringt door het diafragma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Welke 2 factoren verhogen de kans op een maagbreuk?

A

Obesitas en oudere leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Geef nog 3 andere risicofactoren voor een hiatus hernia:

A
  • congenitaal = aangeboren
  • chirurgie
  • scoliose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat zijn de behandeldoelen van een oesofageale reflux?

A
  1. Symptomen onderdrukken: zorgen dat de patienten geen klachten meer hebben om de levenskwaliteit te verhogen
  2. Chronische schade voorkomen
  3. Opgelopen schade helen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat zijn niet-medicamenteuze adviezen bij de behandeling van oesofageale reflux?

A
  • Vermijd vooroverbuigen
  • Niet onmiddellijk na maaltijd gaan liggen
  • Hoofduiteinde verhogen tijdens het slapen
  • In geval van obesitas: gewichtsverlies
  • Rookstop
  • Vermijd koffie, tomaten, citrusvruchten, kruiden, munt, pikante voeding
  • Vermijd alcohol
  • Liever 5 kleinere maaltijden dan 3 grote/ overvolle maaltijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat zijn de algemene behandelopties van een oesofageale reflux?

A

Niet-medicamenteus: levensstijl adviezen
Medicamenteus
Chirurgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Welke medicamenteuze behandelen kunnen gegeven worden bij oesofageale reflux?

A
  1. Antacida
  2. H2-antagonisten
  3. Protonpompinhibitoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Welke plaats hebben Antacida in de behandeling van oesofageale reflux? Hoe werken ze?

A

Ze gaan het maagzuurneutraliseren: ze werken snel en kort maar enkel SYMPTOMATISCH - ze gaan niks doen aan de onderliggende oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Hoe werken de H2-antagonisten en de PPI? (Algemeen)

A

Ze gaan de zuurproductie remmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Geef voorbeelden van H2-antagonisten die gebruikt worden in de behandeling van oesofageale reflux

A

Ranitidine
Cimetidine
Famotidine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Hebben H2-antagonisten of PPI een snellere werking?

A

De H2-antagonisten werken sneller dan de PPI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Welke geneesmiddelenklasse wordt niet meer gebruikt voor de behandeling van oesofageale reflux?

A

H2-antagonisten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Welke geneesmiddelenklasse is de eerste keuze voor de behandeling van oesofageale reflux?

A

PPI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Geef voorbeelden van PPI’s:

A

Pantoprazol
Omeprazol
Esomeprazol
Rabeprazol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat is een typisch kenmerk van de PPI onderling?

A

Er is geen verschil in effectiviteit maar wel een verschil qua interacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat is de klassieke dosis en behandelduur van een PPI?

A

40 mg - 1 keer per dag - gedurende 4 tot 8 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Leg het werkingsmechanisme uit van de PPI’s:

A

Ze zullen de H/K-ATPase pompt thv de parietale cellen inhiberen waardoor er minder maagzuur geproduceerd wordt. Ze gaan deze IRREVERSIBEL inhiberen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Wat wordt er geadviseerd indien een patient niet volledig van een PPI kan afbouwen?

A

De patient verder laten staan op de laagst mogelijke dosis van PPI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Welke 2 opties kunnen we toepassen bij chirurgie bij de behandeling van een oesofageale reflux?

A
  1. Nissen operatie
  2. Toupet operatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Wat is het verschil tussen een Nissen- en een toupet operatie?

A

Bij een Nissenoperatie wordt de fundus van de maag volledig rond de slokdarm gewikkeld terwijl bij een toupet operatie slechts gedeeltelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Wat is de bedoeling van de nissen en toupet operatie?

A

Ze zullen zorgen voor een verhoogde druk thv de LES waardoor de refluxklachten verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Wat zijn mogelijke complicaties van de nissen of toupet operatie?

A

De patiënten kunnen last krijgen van dysfagie: moeilijker slikken van voeding.
Opgeblazen buik omdat boeren moeilijker is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Hoe gaan we een hiatus hernia behandelen?

A

Indien de patient er geen last van heeft, gaan we NIKS doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Op welke manier gaan we een Barrett slokdarm voorkomen of behandelen/ opvolgen?

A

Patiënt levenslang PPI’s toedienen.
Endoscopisch de schade opvolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Welke 3 functies (algemeen) heeft de maag?

A

Mechanische vertering
Chemische vertering
Bescherming tegen zure maaginhoud door mucusproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Welke 3 spierlagen zorgen voor een mechanische afbraak door de maag? Leg uit

A
  1. Fundus: dit is een spierlagen die zal uitzetten indien er voeding in de maag terechtkomt
  2. Antrum: deze de voeding kneden in kleinere stukken
  3. Pyloor: zal grotere stukken tegenhouden zodanig dat die opnieuw in kleinere stukken gekneed kan worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Wat verstaat men onder chemische vertering van de maag?

A

Productie van maagzuur (HCl) en pepsinogeen dat zorgt voor de afbraak van eiwitten, koolhydraten, bacteriën en collageen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Wat is een maagzweer? Wat is het verschil met een erosie?

A

Een scherp begrensde onderbreking van het maagslijmvlies die door de spierlaag heen dringt.
—> een erosie is eerder oppervlakkig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Hoe kunnen we een endoscopisch onderscheid maken tussen gastritis en een peptische ulcus?

A

Gastritis: roodheid en eventueel bloedplekken
Peptische ulcus: gat door de spierlaag met de ontsteking errond

69
Q

Welke onderscheid maken we binnen een gastritis? Op basis van welke eigenschap wordt dit onderscheid gemaakt?

A

Acute gastritis
Chronische gastritis
—> op basis van de oorzaak

70
Q

Wat zijn de oorzaken van een acute gastritis?

A
  1. Roken en alcohol
  2. NSAIDs
  3. Virale infecties

—> het is een plotse opkomende maagontsteking

71
Q

Wat is de oorzaak van een chronische gastritis?

A
  1. Helicobacter pylori infectie
  2. Systeemziektes zoals Crohn, auto-immuunaandoeningen
72
Q

Wat is de voornaamste oorzaken/ oorzaken van een peptische ulcus?

A
  1. Helicobacter pylori infectie
  2. NSAIDs
73
Q

Welk type bacterie is een H. Pyrlori?

A

Het is een gramnegatieve bacterie met 4 tot 6 flagellen die dienen om zich voort te bewegen.

74
Q

Wat is de gastheer van de H. Pylori?

A

Enkel de mens, nl. de maag

75
Q

Op welke manier wordt een H. Pylori overgedragen?

A
  1. Oro-oraal
  2. Feco-oraal
76
Q

Wat is een typische eigenschap van de H. Pylori?

A

Deze bacterie is weerstandig aan de zure pH van de maag

77
Q

Hoe zorgt H. Pylori ervoor dat hij kan overleven in het zure milieu van de maag? Leg volledig uit

A

Op 2 manieren;
1. Het zal zich via zijn flagellen verplaatsen tot in de diepste lagen van de mucus waar de pH hoger is. Het zal zich hieraan vasthechten en zo zorgen voor productie van toxines en op die manier de cellen kapotmaken.

  1. Het produceert urease: dit is een enzym dit het zuur zal afbreken door de vorming van ammonium die de bacteriën omgeeft en zo beschermt tegen afbraak.
78
Q

Wat zijn de symptomen van gastritis en peptische ulcus?

A
  1. Branderig gevoel in de bovenbuik maar niet achter het borstbeen DIE BETERT BIJ INNAME VAN VOEDING
  2. Misselijkheid
  3. Braken
79
Q

Wat zijn mogelijke complicaties die kunnen optreden bij gastritis?

A
  1. Bloeding
  2. Anemie
  3. Perforatie
  4. Stenose
80
Q

Welke 2 manifestaties zijn er bij een bloeding?

A
  1. Hematemisis: overgeven van bloed
  2. Melena: bloed in de stoelgang
81
Q

Wat zijn 3 typische kenmerken van melena?

A

Heel donker van kleur - bijna zwart
Sterke geur
Andere samenstelling - eerder plakkerig

82
Q

Wat is een perforatie? Wat is het gevolg?

A

Een gat in de maag waardoor de maaginhoud in de buikholte loopt

83
Q

Welke symptomen treden op bij een maagperforatie?

A

Acute hevige opstoot van de pijn$
Koorts
Sepsis

84
Q

Wat zijn de behandeldoelen van een gastritis of een peptische ulcus?

A
  1. Symptomen onderdrukken om de levenskwaliteit van de patiënten te verbeteren
  2. Heling van opgelopen schade + preventie van bijkomende schade
  3. Eradicatie van H. Pylori
  4. Complicaties behandelen
  5. Mijden van triggers zoals NSAIDs
85
Q

Welke medicamenteuze opties zijn er voor de behandeling van gastritis en peptische ulcus?

A
  1. Antacida
  2. H2-antagonisten
  3. PPI
86
Q

Welke geneesmiddelenklassen hebben geen invloed op de detectie van H. Pylori? Welke wel en wat zijn de maatregelen die dan moeten genomen worden.

A
  1. Geen invloed: Antacida en H2-antagonisten
  2. Wel invloed: PPI —> 2 weken voor screening stoppen
87
Q

Wat is de eerstelijnscombinatie voor een H. Pylori eradicatie?

A

PPI (pantoprazol) + amoxicilline + claritromycine + metronidazol (oraal)

88
Q

Hoelang duurt de behandeling van een H. Pylori eradicatie?

A

10 dagen

89
Q

Op welke 2 manieren kan een succesvolle eradicatie van H. Pylori aangetoond worden?

A
  1. Ureum ademtest
  2. Via antigen in de stoelgang
90
Q

Wat zijn de niet-medicamenteuze adviezen bij een gastritis op peptische ulcus?

A
  1. Vermijden van triggers zoals NSAIDs
  2. Rookstop en alcoholinname beperken
91
Q

Wat is het verschil tussen functionele ziekten en organische ziekten?

A

Bij functionele ziekten hebben symptomen maar geen zichtbare/ aantoonbare schade.
Organische ziekten: we zien wel schade

92
Q

Welke 2 aandoeningen kunnen onderscheiden worden binnen functionele dyspepsie?

A
  1. EPS = epigastrisch pijnsyndroom
  2. PDS = postprandiaal dyspepsiesyndroom
93
Q

Wat is een typisch kenmerk van epigastrisch pijnsyndroom?

A

Pijn ter hoogte van de maag of duodenum

94
Q

Wat is een typisch kenmerk bij postprandiaal dyspepsie syndroom?

A

Volheidsgevoel na de maaltijd

95
Q

In hoeveel % van de gevallen is het een functionele dyspepsie?

A

80%

96
Q

In hoeveel % van de gevallen is het organische dyspepsie?

A

20%

97
Q

Wat is het probleem bij de diagnose van dyspepsie?

A

Zowel functionele als organische dyspepsie kunnen dezelfde symptomen vertonen dus er kan enkel een diagnose gesteld worden op basis van endoscopie om te kijken of er schade aanwezig is of niet

98
Q

Wat is de prevalentie van dyspepsie?

A

7%

99
Q

Wat zijn de risicofactoren voor een dyspepsie?

A
  1. Vrouwelijk geslacht
  2. Roken
  3. NSAIDs
  4. H. Pylori
  5. GI infecties
100
Q

Wat is de doelstelling voor de behandeling van dyspepsie?

A
  1. Verbetering van de klachten zodat er een betere levenskwaliteit is
101
Q

Wat is belangrijk om te vertellen aan de patient in geval van dyspepsie?

A

De patient geruststellen en goed informeren:
- de patient geruststellen dat dyspepsie geen impact heeft op de levensverwachting
- de patient duidelijk maken dat er geen genezing is, maar enkel een verbetering kan zijn van de symptomen

102
Q

Hoe zien de medicamenteuze behandeling eruit bij dyspepsie?

A

PPI als eerste keuze bij EPS
Antibiotica in geval van PDS en in geval van aanwezigheid van H. Pylori
Prokinetica enkel bij PDS

103
Q

Geef voorbeelden van prokinetica

A

Domperidon, alizapride, Metoclopramide en itopride

104
Q

Wat zijn niet medicamenteuze adviezen die gegeven kunnen worden bij dyspepsie?

A

Kleinere en frequentere maaltijden
Eventueel nutrionele ondersteuning

105
Q

Geef een synoniem voor coeliakie

A

Glutenintolerantie

106
Q

Wat zijn gluten?

A

Het is een niet-noodzakelijk water-onoplosbaar eiwit dat gebruikt wordt als bindmiddel

107
Q

Waar vinden we vaak gluten in terug?

A

Tarwe, gerst, rogge

108
Q

Leg het mechanisme uit achter coeliakie:

A

Er ontstaat een auto-immuunrespons waarbij WBC zullen infiltreren in de darmwand en de microvili zullen aantasten. Op die manier zal het absorptieoppervlak verkleinen en malabsorptie ontstaan.

109
Q

Wat is de behandeling van coeliakie?

A

Een levenslang glutenvrij dieet

110
Q

Wat zijn vaak voorkomende symptomen bij coeliakie ?

A
  1. Buikpijn
  2. Diarree
  3. Krampen
  4. Gewichtsverlies
  5. Misselijkheid en braken
111
Q

Wat zijn vaak voorkomende symptomen bij coeliakie ?

A
  1. Buikpijn
  2. Diarree
  3. Krampen
  4. Gewichtsverlies
112
Q

Welke 2 functies heeft de pancreas? Leg ze uit

A
  1. Exocriene functie: secretie van spijsverteringsenzymen
  2. Endocriene functie: hormoonsecretie in de bloedbaan
113
Q

Welke hormonen zal de pancreas afscheiden?

A

Insuline
Glucagon
Somatostatine

114
Q

Welke verteringsenzymen zal de pancreas aanmaken?

A

Lipase
Trypsine
Amylase

115
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken voor het ontstaan van een pancreatitis?

A
  • medicatie
  • galstenen
  • alcohol
116
Q

Wat betekent auto-digestie?

A

Proces waarbij het organisme zichzelf afbreekt door vroegtijdige afscheiding van spijsverteringsenzymen.

117
Q

Wat zijn symptomen van een acute pancreatitis?

A
  1. Hevige en acute bandvormige bovenbuikpijn die kan uitstralen naar de rug typisch tussen de schouderbladen
  2. Eventueel koorts
118
Q

Welke onderscheidt wordt gemaakt bij een pancreatitis?

A
  1. Acute pancreatitis
  2. Chronische pancreatitis
119
Q

Hoe gaan we een acute pancreatitis behandelen?

A

HOSPITALISATIE IS VEREIST:
- pijnbestrijding meestal met morfine
- IV vochttoediening zeker in de eerste 24 uur
- enterale voeding

Antibiotica enkel in gevallen van surinfectie

120
Q

Wat zijn de oorzaken van een chronische artritis?

A

TIGARO
- toxisch: alcohol en roken
- idiopathisch
- genetisch
- auto-immuun
- restletsel
- obstructies

121
Q

Hoe gaan we een chronische pancreatitis behandelen?

A
  • analgesie: pijnbestrijding bij patienten
  • rookstop en alcoholverbod
  • bij exocriene pancreasinsufficientie: Pancreasenzym replacement therapy met CREON
122
Q

Welke 2 entiteiten definiëren zich volgens IBD?

A
  1. Crohn
  2. Collitis ulcerosa
123
Q

Hoe verloopt IBD?

A

Het is een chronische ontstekingsziekte die in episodes verloopt.

124
Q

Wat is het verschil tussen Crohn en Collitis Ulcerosa?

A
  1. De plaats van aantasting:
    - Crohn: heel het maag-darm stelsel kan aangetast zijn van de mond tot de anus
    - collitis: enkel de dikke darm = colon
  2. Manier van aantasting
    - Crohn: afwisseling van gezonde delen met ontstoken delen
    - Collitis: diffuse ontsteking
  3. Diepte van aantasting:
    - Crohn: diep en volledige darmwand
    - collitis: oppervlakkig en enkel de mucosa
  4. Fistels:
    - Crohn: regelmatig
    - collitis: zelden
  5. Peri-anale ziekte:
    - Crohn: regelmatig
    - collitis: zelden
125
Q

Wat zijn de symptomen van Crohn?

A
  • vermoeidheid
  • diarree
  • gewichtsverlies
  • algemene malaise
  • mond aften/ ulcera
126
Q

Wat zijn de symptomen van een collitis ulcerosa?

A
  • bloedverlies bij diarree
  • krampende buikpijn
  • valse aandrang
127
Q

In hoeveel gevallen is er bij de ziekte van Crohn sprake van prei-anale ziekte?

A

in 1 op 5 van de patienten

128
Q

Wat is de doelstelling bij de behandeling van IBD?

A
  • ziekte remissie op korte en lange termijn: de onderliggende ontsteking aanpakken en onderdrukken
    —> geen genezing mogelijk
129
Q

Welke types remissie hebben we bij IBD? Leg ze ook uit

A
  • Klinische remissie: patient is klachtenvrij
  • biochemische remissie: geen tekenen van ontsteking meer
  • endoscopische remissie: endoscopisch is er geen schade meer te zien
  • Histologische remissie: bij biopten die men bekijkt met de microscoop is er niks meer te zien
  • transmurale remissie: op beeldvorming niets meer te zien
130
Q

Wat zijn mogelijke complicaties die kunnen optreden bij IBD?

A
  • obstructie
  • darmkanker
  • incontinentie
  • chronische pijnklachten
131
Q

Wat zijn medicamenteuze behandelingen die mogelijk zijn bij IBD? (Nog geen klassen)

A
  • Inductiebehandleing: ziekte op korte termijn in remissie brengen
  • onderhoudsbehandeling: ervoor zorgen dat de ziekte op LT onder controle is zodat er geen opvlakkering is van de symptomen.
132
Q

Welke geneesmiddelenklassen worden beschouwd als de conventionele therapie voor IBD?

A
  • corticosteroïden
  • 5-aminosalicylaten
  • ## Immunomodulatoren: thiopurines en methotrexaat
133
Q

Welke plaats hebben de 5-aminosalicylaten in de behandeling van Collitis en Crohn.

A

Ze worden enkel gebruikt voor de behandeling van collitis

134
Q

Welke plaats hebben de corticosteroïden in de behandeling van Collitis en Crohn.

A

Ze worden gebruikt voor beide behandelingen maar enkel als een inductietherapie

135
Q

Welke plaats hebben de thiopurines in de behandeling van Collitis en Crohn.

A

Ze worden gebruikt voor beide aandoeningen maar enkel voor onderhoudsbehandeling

136
Q

Welke plaats heeft methotrexaat in de behandeling van Collitis en Crohn.

A

Enkel gebruikt voor de behandeling van Crohn

137
Q

Welke plaats heeft cyclosporine in de behandeling van Collitis en Crohn.

A

Enkel gebruikt voor de behandeling van collitis

138
Q

Welke plaats hebben de biologische geneesmiddelen in de behandeling van Collitis en Crohn.

A

Ze worden gebruikt voor de behandeling van beide aandoeningen

139
Q

Welke formulaties zijn beschikbaar van de 5-ASA/ mesalazine?

A

Oraal en rectaal

140
Q

Welke rectale formulaties zijn beschikbaar voor 5-ASA?

A

Klysmas en suppos of SCHUIM

141
Q

Welk effect zien we indien we orale formulaties van 5-ASA combineren met rectale formulaties?

A

Synergetisch effect

142
Q

welk onderscheid maken we binnen de corticosteroïden voor de behandeling van IBD?

A
  • lokaal werkende orale steroïden
  • systemische steroïden
143
Q

Geef 2 voorbeelden van lokaal werkende corticosteroïden en waar ze werken?

A
  1. Budesonide:
    - Crohn: rechter colon en terminaal ileum
    - collitis
  2. Beclomethasone dipropionaat:
    - collitis: linker colon
144
Q

Geef een voorbeeld van een systemisch corticosteroid dat gebruik wordt bij IBD? Hoe verloopt het afbouwschema?

A

METHYLPREDNISOLONE: per week daling in dosis van 8 mg

145
Q

Geef een voorbeeld van een thiopurine:

A

Azathioprine

146
Q

Met welke andere geneesmiddelenklasse gaan we thiopurines combineren? Waarom

A

Ze werken traag dus combineren samen met de anti-TNF

147
Q

Welke geneesmiddelenklassen behoren tot de targeted therapies voor de behandeling van IBD?

A

Biologicals (IV of SC):
- Anti TNF alfa
- Anti IL

Small molecules: oraal
- JAK inhibitoren

148
Q

Bij welke populatie zijn small molecules gecontra-indiceert?

A

Bij zwangerschap

149
Q

Op welke 2 manieren werken de targeted therapies?

A
  • blokkeren de werking van T-lymfocyt
  • blokkeren de transit van WBC naar de darm
150
Q

Welke niet-medicamenteuze behandeling wordt gebruikt bij IBD?

A
  • heelkunde
  • levensstijlmaatregelen
151
Q

Welke heelkundige ingrepen kunnen gebeuren bij Crohn?

A
  • vernauwingen of fistels die geopereerd worden of de stukken dat aangetast zijn wegnemen.
152
Q

Welke heelkundige ingreep wordt toegepast bij collitis?

A

Een volledige verwijdering van de dikke darm en het aanleggen van een stoma of reconstrueren van poutch

153
Q

Waarvoor staat PDS?

A

Prikkelbare darmsyndroo m

154
Q

Welke 2 hoofdsymptomen zien we bij IBS?

A

Buikpijn en veranderingen in de stoelgang

155
Q

Wat is alodenie?

A

Een niet pijnlijke stimulus die bij patienten van IBS wel pijn gaat veroorzaken

156
Q

Wat is hyperalgesie?

A

Een pijnlijke stimulus die bij IBS patienten nog pijnlijker is

157
Q

Hoe kan je de opgezette/ opgeblazen buik verklaren bij IBS patienten?

A

FODMAP: fermenteerbare obligo-di-monosachariden and polyolen.
—> deze zullen niet verteren waardoor ze in de dunne darm osmotisch kunnen werken.

158
Q

Geef voorbeelden van voeding die vallen onder FODMAP en die dus zorgen voor last bij IBS patienten?

A

Havermout, melk, groenten, donker bruin brood, volkorenpasta, linzen, fruitsap

159
Q

Wat moet je altijd bevragen bij patienten met een vermoeden van IBS?

A

Het voedingspatroon

160
Q

Welke abdominale symptomen komen voor bij IBS patienten?

A

Opgeblazen gevoel
Pijn
Uitgezette buik = abdominale distentie

161
Q

Wat is het behandeldoel bij IBS patienten?

A

Symptomen behandelen de kwaliteit van leven verbeteren

162
Q

Welke geneesmiddelenklassen vallen onder de 1ste lijns therapie bij de behandeling van IBS?

A
  • wateroplosbare vezels
  • spasmolytica
163
Q

Welke wateroplosbare vezel wordt gebruikt bij de behandeling van IBS?

A

Psyllium

164
Q

Hoe werken de wateroplosbare vezels?

A

Ze absorberen vocht dus met als gevolg dat de stoelgang harder wordt.
—> kunnen dus zowel gebruikt worden bij constipatie als bij diarree

165
Q

Wat is het voordeel van wateroplosbare vezels?

A

Ze hebben weinig tot geen bijwerkingen

166
Q

Welke medicamenteuze keuzes kan je maken bij de behandeling van diaree?

A
  • galzoutensequestrans
  • transitinhibtoren bv. Loperamide
  • H1-receptor antagonisten
167
Q

Welke medicamenteuzes keuzes heb je voor de behandeling van constipatie?

A
  • laxativa
  • prucalopride
168
Q

geef 5 voorbeelden van proctologische symptomen:

A
  • jeuk
  • bloeding
  • anale pijn
  • anale zwelling
  • afscheiding