Geneesmiddeleninteracties Flashcards

1
Q

Welk onderscheid wordt gemaakt binnen geneesmiddeleninteracties?

A

Farmacokinetische interacties
Farmacodynamische interacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn farmacokinetische interacties?

A

Interacties die zich kunnen voordoen ter hoogte van de absorptie, distributie of metabolisatie en excretie waarbij de plasmaconcentraties het geneesmiddel veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een typisch kenmerk voor farmacokinetische interacties?

A

Ze zijn MOLECUULSPECIFIEK: indien een interactie optreedt kan er verandert worden naar een alternatief binnen DEZELFDE KLASSE waar de interactie niet of minder optreedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn farmacodynamische interacties?

A

Interacties tussen geneesmiddelen die inwerken op hetzelfde orgaan en die synergistisch of antagonistisch werken ZONDER de concentraties van het geneesmiddel te veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk type interacties (kinetisch of dynamisch) is het moeilijkste op te lossen?

A

Farmacodynamische

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke leeftijdscategorie loopt meer risico op geneesmiddeleninteracties en waarom?

A

Ouderen;
- polyfarmacie: ze combineren meerdere geneesmiddelen
- er zijn leeftijdsgerelateerde wijzigingen in PK en PD
- meer voorkomen van comorbiditeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn risicofactoren bij geneesmiddeleninteracties?

A
  • polyfarmacie
  • bepaalde klassen van geneesmiddelen
  • ouderen
  • meerdere voorschrijvende artsen
  • wijziging in medicatie
  • combinatie van voorgeschreven medicatie met OTC.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke stappen worden ondernomen om een interactie af te handelen?

A
  1. Informatie verzamelen: werkingsmechanisme, klinische relevantie, voorstel voor afhandeling
  2. Interactie afhandelen (CM/ stockleys): eventuele alternatieven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke mogelijke opties zijn er bij het afhandelen van een interactie?

A
  • 1 van de geneesmiddelen (tijdelijk) stopzetten
  • alternatief binnen dezelfde klasse
  • alternatief buiten dezelfde klasse
    —> OPM: opletten op het alternatief ook geen interactie veroorzaakt
  • dosisaanpassingen
  • monitoring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een laatste en cruciale stap in het afhandelen van een interactie?

A

Contact opnemen met de arts en alternatieven voorstellen die op voorhand onderzocht zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tot welke klasse behoort Ciprofloxacine?

A

Chinolonen antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke componenten omvat Maalox?

A

Magnesiumhydroxide en aluminiumoxide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Tot welke klasse behoort Maalox?

A

Antacidum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke interactie treedt erop tussen Ciprofloxacine en Maalox?

A

Ciprofloxacine en andere chinolonen zijn gevoelig aan complexvorming waardoor er minder geneesmiddel opgenomen wordt en er zich dus een interactie voordoet thv de absorptie.
De antimicrobielewerking zal verminderd zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke klassen van geneesmiddelen zijn gevoelig aan complexvorming met metaalionen?

A
  • chinolonen
  • bisfosfonaten
  • tetracyclinen
  • Levothyroxine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn voorbeelden van metaalionenbronnen?

A

Antacida, melk en ijzerpreparaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Aan welke componenten zijn bifosfonaten nog gevoelig en dienen ze dus gescheiden te worden?

A

Voeding, drank en medicijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe groot moet het interval zijn bij het combineren van antacida met elk ander GM?

A

1 - 2h

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke 2 farmacokinetische interacties kunnen optreden thv de absorptie?

A
  • complexvorming met metaalionen
  • veranderingen in gastro-intestinale pH
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke 2 klassen van GM’en interfereren met de GI pH?

A

Antacida en PPi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke geneesmiddel is een slachtoffer van veranderingen in GI pH? Leg uit:

A

Itraconazole = antimycoticum: het is zuurgevoelig voor zijn oplosbaarheid. Het zal enkel goed oplossen indien het in zuur milieu is.
Indien de pH van GI systeem toeneemt zal de oplosbaarheid toenemen en zal er minder opgenomen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn 2 gevolgen van farmacokinetische interacties die zich voordoen thv de absorptie?

A

Ze zorgen ervoor dat de snelheid van opname verlaagt of dat de hoeveelheid dat opgenomen wordt verminderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe kunnen we (2 manieren) de farmacokinetische interacties thv de absorptie oplossen?

A

Door het gebruik van 1 van de geneesmiddelen te staken (voorlopig).
Door het geneesmiddelvrij interval te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Op welke 3 manieren zal de interactie tussen Ciprofloxacine en Maalox/ metaalionen afgehandeld worden?

A
  • tijdelijk de toediening van metaalionen staken tijdens de Ciprofloxacinekuur

Indien stoppen niet mogelijk is
- inname van ciproflaxacine 2h voor of 4-6h na inname van antacidum
- antacidum vervangen door een PPI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Tot welke klasse behoort omeprazol?wat is de indicatie?

A

Protonpompinhibitor: daling van de maagzuursecretie - neutraliseren van de maag bv. Bij behandeling van maagulcus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke geneesmiddelencombinatie wordt er gebruikt bij een Helicobacter pylori eradicatie?

A

Pantoprazol + amoxicilline + metronidazol + claritromycine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke klasse is pantoprazol?

A

Protonpompinhibitor = PPI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Tot welke klasse behoort metronidazol?

A

Antibioticum - nitro-imidazolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Tot welke klasse behoort amoxicilline?

A

B-lactamantibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Tot welke klasse behoort claritromycine?

A

Macrolide antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Tot welke klasse behoort bisoprolol?

A

B-blokker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Tot welke klasse behoort hydrochloortiazide?

A

Diureticum - thiaziden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Tot welke klasse behoort simvastatine?

A

Statines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hoelang duurt de behandeling van een H. Pylori eradicatie?

A

2 weken - soms 7 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Tot welke klasse behoort erythromycine?

A

Macrolide antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Welke interactie bestaat er tussen claritromycine en simvastatine? Thv welk mechanisme is dit een probleem?

A

Een farmacokinetische interactie thv metabolisme: simvastatinespiegels zullen stijgen waardoor er verhoogde kans is op myopathie en rhabdomyolyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe zullen we de interactie tussen claritromycine/ erytromycine en statines afhandelen?

A
  1. Eendaagse antibioticumkuur: niks veranderen
  2. Meerdaagse antibioticumkuur: simvastatine vervangen door Pravastatine of rosuvastatine
    Indien dit niet mogelijk is:
    - erytromycine of claritromycine vervangen
    Indien dit ook niet mogelijk: stop de toediening van statine tijdens de kuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Waarom kan simvastatine vervangen worden door pravastatine of rosuvastatine tijdens de afhandeling van de claritromycine - statine interactie?

A

Het is een farmacokinetische interactie waarbij we bij vervanging eerst kijken naar een geneesmiddel binnen dezelfde klasse: pravastatine of rosuvastatine zijn geen CYP3A4 substraten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welke familie van enzymen spelen een belangrijke rol in de metabolisatie?

A

CYP450 enzymen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Welke CYP enzymen zijn belangrijk?

A

CYP1A2
CYP2D6
CYP3A4
CYP2B6
CYP2C19
CYP2C8
CYP2C9

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat zijn substraten voor enzymen?

A

GM’en die afgebroken worden door het enzym

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Welk onderscheid kan gemaakt worden bij beinvloeders van enzymen? Leg uit

A

Induceren: zullen het enzym induceren en dus zorgen voor een versnelde afbraak
Inhibitoren: zullen het enzym Inhiberen en dus zorgen voor een vertraagde afbraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Op welke manier werken inducers? Maw wat is het mechanisme?

A

Ze stimuleren de activiteit van het enzym door de eiwitsynthese te stimuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Op welke manier werken inhibitoren? Maw wat is hun mechanisme?

A

Ze zullen de werkingen van het enzym remmen door eraan te binden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is het gevolg van een enzym inducer?

A

De plasmaconcentraties zullen dalen omdat het substraat meer afgebroken wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat is het gevolg van een enzym inhibitor?

A

De plasmaconcentraties zullen stijgen omdat het geneesmiddel minder afgebroken wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Welke andere stoffen behalve geneesmiddelen kunnen ook het CYP metabolisme beïnvloeden?

A

Sigarettenrook, voedingssupplementen en fytotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Welke risico bestaat er door enzyminhibitoren?

A

Risico op toxische levels = overdosering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Welke werkt het snelst, een enzyminductor of een enzyminhibitor? Leg uit

A

Enzyminhibitoren werken sneller dan inductoren: zowel de start als het einde van een inductor werkt TRAAG.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Geef voorbeelden van substraten van CYP1A2:

A

Warfarine
Theofylline
Clozapine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Geef voorbeelden van CYP1A2 inductoren;

A

Carbamazepine
Fenytoine
Sigarettenrook
Rifampicine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Geef inhibitoren van CYP1A2 enzymen:

A

Fluvoxamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

geef voorbeelden van substraten van CYP2B6

A

Tramadol
Methadon
Propofol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Geef voorbeelden van inductoren van CYP2B6:

A

Carbamazepine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Geef een voorbeeld van een CYp2C8 substraat:

A

Carbamazepine

56
Q

Geef voorbeelden van een CYp2C9 substraten:

A

Fenytoine
Gliclazide
Glibenclamide
Glipizide

57
Q

Geef inhibitoren van CYP2C9 enzym:

A

Miconazol
Fluconazol

58
Q

Geef inductoren van CYP2C9 enzym

A

Carbamazepine
Fenytoine
Rifampecine

59
Q

Geef voorbeelden van CYP2C19 substraten

A

Fenytoine
Citalopram
Escitalopram

60
Q

Geef inhibitoren van CYP2C19 enzymen

A

Fluvoxamine
Fluconazol

61
Q

Geef inductoren van CYP2C19 enzymen:

A

Rifampicine

62
Q

Geef substraten voor CYP2D6

A

Tramadol
Codeine
Haloperidol
Flecaïnide

63
Q

Geef inhibtoren voor CYP2D6:

A

Fluoxetine
Paroxetine
Terbinafine

64
Q

Geef substraten voor CYP3A4:

A

Carbamazepine
Ethylestradiol
Atorvastatine
Apixaban
Domperidon
Oestrogenen
Progestagenen
RIVAROXABAN
Simvastatine
Ulipristal
Cyclosporine

65
Q

Wat zijn inhibitoren van CYP3A4 enzymen?

A

Pompelmoes
Claritromycine
Erytromycine
Itraconazol
Ketoconazol
Voriconazol

66
Q

Wat zijn inductoren van CYP3A4?

A

Carbamazepine
Sint-Jans kruid
Rifampicine

67
Q

Welk enzym in bijna niet induceerbaar?

A

CYP2D6

68
Q

Tot welke klasse behoort perindopril?

A

ACE inhibitor

69
Q

Tot welke klasse behoort azitromycine?

A

Macrolide antibiotica

70
Q

Voor welke statines en Macrolide is de interactie tussen het statine en Macrolide antibiotica relevant?

A

Simvastatine en atorvastatine MET azitromcyine en erytromycine.
GEEN INTERACTIE MET ROSUVASTATINE!

71
Q

Hoe gaan we de interactie tussen simvastatine, atorvastatine met erytromycine of claritromycine oplossen?

A

Simvastatine of atorvastatine duidelijk stoppen of vervangen door rosuvastatine

72
Q

Tot welke klasse behoort tamoxifen?

A

Selectieve oestrogeenreceptormodulator

73
Q

Tot welke klasse behoort paroxetine?

A

SSRI

74
Q

Door welk enzym wordt tamoxifen gemetaboliseerd en tot welke metaboliet wordt het omgezet?

A

CYP2D6 omgezet tot endoxifen

75
Q

Welke interactie treedt op tussen tamoxifen en SSRI?

A

SSRI zijn inhibitoren voor CYP2D6 en tamoxifen is een substraat: er zal dus verminderde afbraak zijn van tamoxifen en verhoogde levels.

76
Q

op welke manier wordt lithium geklaard?

A

Volledig renaal geklaard

77
Q

Met welke geneesmiddelen zal lithium interageren?

A

Met alle stoffen die invloed hebben op de nierfunctie —> de concentraties lithium zullen veranderen
Bv. Diuretica, RAAS remmers = sartanen en NSAIDs

78
Q

Wat zijn substraten voor PGP?

A

Dabigatran
Digoxine
RIVAROXABAN
Apixaban
Edoxaban

79
Q

Wat is een inhibitor voor PGP?

A

Amiodarone

80
Q

Wat zijn inductoren voor PGP?

A

Carbamazepine
Rifampicine
Sint Jans kruid

81
Q

Geef 5 voorbeelden van farmacodynamische interacties:

A
  • hyperkaliemie
  • Gi bloedingen
  • Serotoninesyndroom
  • agonistische VS antagonistische werking
  • QT verlenging
82
Q

Welke combinatie van geneesmiddelenklassen geven een verhoogd risico op hyperkaliemie?

A
  1. RAAS-inhibitoren: ACE-inhibitor - Sartanen - Renine inhibitoren
  2. Kaliumsparende diuretica
  3. NSAIDS
  4. Kaliumsupplementen
  5. Trimethoprim
83
Q

Welke klasse van diuretica heeft de voorkeur bij een diabetes patient en waarom?

A

ACE inhibitor: ze werken nefroprotectief

84
Q

Welke combinatie van geneesmiddelenklassen is typisch voor behandeling van hartfalen?

A

ACE-inhibitor - diureticum - B-blokker

85
Q

Tot welke klasse behoort spironolacton?

A

K-sparend diureticum

86
Q

Tot welke klasse behoort lisinopril?

A

ACE-inhibitor

87
Q

Tot welke klasse behoort metformine?

A

Antidiabeticum

88
Q

Tot welke klasse behoort bisoprolol?

A

Cardioselectieve B-blokker

89
Q

Vanaf welke serumconcentratie spreken we van hyperkaliemie?

A

5 mmol/L

90
Q

Wat is een risicofactor voor hyperkaliemie?

A

Patiënten met een verminderde nierfunctie

91
Q

Hoe gaan we een interactie tussen medicatie die hyperkaliemie veroorzaken afhandelen?

A

Indien er geen risicofactor aanwezig is: niks doen
Indien er minstens 1 risicofactor aanwezig is: kaliumsparend diureticum vervangen door een alternatief.
Indien vervanging niet mogelijk is: kaliumspiegels controleren om de 2 weken na de start, nadien na 3 tot 6 maanden en nadien jaarlijks.

92
Q

Geef 3 voorbeelden van kaliumsparende diuretica:

A
  1. Eplerenon
  2. Finerenon
  3. Spironolacton
93
Q

Wat is het gevolg van een hyperkaliemie?

A

Hartritmestoornissen

94
Q

Wat zijn de risicofactoren voor een hyperkaliemie?

A
  • hartfalen
  • verminderde nierfunctie
  • NSAID gebruik
  • hyperkaliemie
95
Q

Door welke klassen van diuretica kan een kaliumsparend diureticum vervangen worden? Waarom?

A

Thiaziden en lisdiuretica: ze zijn kaliumverliezend

96
Q

Tot welke klasse behoort fluticason?

A

Inhalatiecorticosteroiden

97
Q

Tot welke klasse hoort methylprednisolone?

A

Corticosteroid

98
Q

Tot welke klasse behoort ipratropium?

A

LAMA: langwerkende muscarine antagonist

99
Q

Tot welke categorie behoort salmeterol?

A

SABA: short acting B-agonist

100
Q

Tot welke klasse behoort diclofenac?

A

NSAID

101
Q

Tot welke klasse behoort duloxetine?

A

SNRI

102
Q

Tot welke klasse behoort venlafaxine?

A

SNRI

103
Q

Wat is de functie van amoxiciline in de behandeling van COPD en astma?

A

Behandeling van een exacerbaties

104
Q

Welke combinatie van geneesmiddelenklassen geven een verhoogd risico op bloedingen?

A

Een NSAID/ anticoagulans/ anti-aggregans +
- 2de NSAID/ anticoagulans/ anti-aggregans
- glucocorticoiden
- SSRI, SNRI

105
Q

Welk type bloedingen kunnen er precies optreden bij die geneesmiddelencombinaties?

A

GI bloedingen zijn de meest voorkomende.
Maar ook op andere plaatsen zoals een epistaxis = bloedneus

106
Q

Wat zijn de alarmsymptomen voor een GI bloeding?

A
  • zwarte stoelgang behalve bij patienten die ijzerpreparaten nemen
  • misselijkheid, gewichtsverlies, braken en epigastrische pijn
  • GI bloeding kan optreden zonder voorafgaande symptomen
107
Q

Wat zijn de risicofactoren voor een GI bloeding?

A
  • voorafgaande ulcus of bloeding
  • oudere leeftijd: > 60 jaar
  • geneesmiddelen
  • alcohol en tabak
108
Q

Wat is de eerste stap in de afhandeling van een interactie tussen een NSAID en een andere klasse die bloeding kan veroorzaken?

A

Kijken of de patient kan afstappen van de NSAID en kan vervangen worden door een ander geneesmiddel zoals paracetamol.

109
Q

Onder welke klasse valt Sumatriptaan?

A

Triptanen: anti-migraine medicatie

110
Q

Onder welke klasse valt sertraline?

A

SSRI

111
Q

Wat is het serotoninesyndroom?

A

Te hoge gehaltes van serotonine in het centraal zenuwstelsel door combinatie van geneesmiddelen die inwerken op de serotonineniveaus

112
Q

Welke geneesmiddelenklassen hebben een verhoogd risico op serotoninesyndroom?

A

MAO-inhibitoren
Antidepressiva
Anti-migraine
Narcotische analgetica
Varia zoals dextromethorfan of bupropion of Sint Jans kruid

113
Q

Hoe lang duurt een normale wash out periode indien er geswitched wordt van geneesmiddelen die allebei invloed hebben op serotoninegehalts?
Hoe lang is deze wash out periode voor fluoxetine?

A

Normaal 2 weken
Fluoxetine: 5 weken

114
Q

Onder welke klasse valt moclobemide?

A

MAO-A inhibitoren

115
Q

Geef voorbeelden van SSRI’s

A

Citalopram
Escitalopram
Sertraline
Fluoxetine
Fluvoxamine
Paroxetine

116
Q

Geef voorbeelden van SNRI’s:

A

Duloxetine en venlafaxine

117
Q

Geef voorbeelden van MAO-B inhibtoren

A

Selegeline en rasagiline

118
Q

Geef voorbeelden van narcotische analgetica

A

Pethidine
Tramadol

119
Q

Onder welke klasse van dextromethorfan?

A

Antitussivum

120
Q

Geef voorbeelden van niet selectieve MAO inhibtoren

A

Fenelzine
Tranylcipromine

121
Q

Onder welke klasse valt sotalol?

A

Anti-aritmicum en B-blokker

122
Q

Onder welke klasse valt RIVAROXABAN?

A

Directe orale anti-coagulans

123
Q

Onder welke klasse valt dosulepine?

A

Tricyclische antidepressiva

124
Q

Wat is een bijwerking van dosulepine en sotalol?

A

QT verlenging

125
Q

Hoe komt het dat sotalol ook een QT verlenging als bijwerking heeft?

A

Het is een aritmicum: en elk aritmicum is aritmogeen

126
Q

Welke site kan gebruikt worden om de kans op QT verlenging in te schatten?

A

Www.crediblemeds.org

127
Q

Welke geneesmiddelen vallen onder de klasse die een hoog risico hebben op QT verlening?

A

Citalopram, Escitalopram, domperidon, claritromycine, erytromycine, azitromycine, moxifloxacine
Anti-aritmicum: amiodarone, Sotalol, flecaïnide, disopyramide
Antipsychotica: haloperidol, droperidol, pimozide

128
Q

Wat zijn de risicofactoren op QT verlening?

A

HypoK en hypoMg
Bradycardie
Vrouw
>65 jaar
Geneesmiddeleninteracties

129
Q

Onder welke klasse valt carvedilol?

A

Cardioselectieve B-blokker

130
Q

Onder welke klasse valt Tiotropium?

A

LAMA: langwerkende muscarine antagonist

131
Q

Onder welke klasse valt acetylcysteine?

A

Mucolyticum

132
Q

Onder welke klasse van acetylsalicylzuur?

A

Salicylaten = anti-aggregans

133
Q

Onder welke klasse valt betaxolol?

A

Cardioselectieve B-blokker

134
Q

Wat zijn niet-selectieve B-blokkers?

A

Antagonisten die zowel de B1 (hart) als de B2 (longen) gaan blokkeren.

135
Q

Welke B-blokkers zijn niet-selectieve B-blokkers?

A

Sotalol, carvedilol, pindolol, propranolol

136
Q

Wat zijn Cardioselectieve B-blokkers?

A

Antagonisten van de B1 receptoren op het hart.

137
Q

Welke B-blokkers vallen onder de Cardioselectieve B-blokkers?

A

Acebutolol
Atenolol
Betaxolol
Bisoprolol
Celiprolol
Esmolol
Metoprolol
Nebivolol