Basisprincipes Flashcards

1
Q

Wat is farmacotherapie?

A

Optimale behandeling van patiënten met geneesmiddelen om klachten of aandoeningen te behandelen of te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 4 nadelen zijn er aan de behandeling met geneesmiddelen?

A
  1. Geneesmiddelen vertonen ook bijwerkingen - “geen werking zonder bijwerking”
  2. Soms worden bijwerkingen behandeld met nieuwe medicatie dus kan het kostenplaatje oplopen
  3. Het effect van een GM kan soms moeilijk te voorspellen zijn of niet bereikt worden door slecht gebruik
  4. Het is moeilijk om te voorspellen bij wie het GM een werking zal hebben en bij wie het bijwerkingen zal vertonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef een voorbeeld van een aandoening waarbij geneesmiddelen niet de enige tool zijn in de volledige behandeling en leg uit:

A

Diabetes mellitus: geneesmiddelen worden hierbij gebruikt om de bloedsuikerspiegel onder controle te houden, maar wat je echt wil bekomen is dat de patient zijn levensstijl zal aanpassen in combinatie met geneesmiddelen zodat het cardiovasculair risico op lange termijn daalt/

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat verstaat men onder de term “genezen” van een aandoening?

A

Geen symptomen meer - vaak kan de ziekte niet volledig genezen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 6 peilers die belangrijk zijn bij de keuze van een geneesmiddel?

A
  • we willen de symptomen behandelen
  • wat is de oorzaak?
  • GM moet veilig zijn: minimale bijwerkingen
  • kostenplaatje
  • gemakkelijk te gebruiken voor de patient
  • de toestand niet erger maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 4 basiscriteria voor geneesmiddelen?

A
  • Effectiviteit - werkt het?
  • Veiligheid
  • Geschiktheid - is het geschikt voor de patient?
  • Kosten

—> OPM: altijd de criteria vergelijken en aanpassen aan de patient.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het belangrijkste risico bij diarree?

A

Uitdroging: in de eerste plaats de uitdroging aanpakken, eerder dan de diarree zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn efficacy and effectiveness? (Vertalen)

A

Efficacy = werkzaamheid
Effectiveness = doeltreffendheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen een efficacy studie en een effectiveness studie?

A

Efficacy studies kijken naar het feit of een geneesmiddel werkt onder ideale en gecontroleerde omstandigheden in een homogene populatie - ze houden dus geen rekening met de realiteit.
Effectiveness studies kijken naar het feit of een geneesmiddel werkt in real life, dus zonder ideale omstandigheden in een heterogene populatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In welke studie (efficacy of effectiveness) speelt therapietrouw een belangrijke rol?

A

Effectiveness

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat wordt bedoelt met interindividuele variabiliteit?

A

Elke persoon zal verschillend reageren op geneesmiddelen. Het therapeutische raam verschilt van persoon tot persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de definitie van een bijwerking?

A

Iedere schadelijke, niet bedoelde werkingen van een in een gebruikelijke dosering toegediend geneesmiddel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoeveel types bijwerkingen bestaan er? Leg ze ook uit

A

6 types benoemd van A tot F:
Type A bijwerkingen: geneesmiddelgebonden bijwerkingen (dit is hetgeen wat je verwacht) = dosis gerelateerd.
Type B bijwerkingen: patiëntgebonden bijwerkingen - de individuele eigenschappen van de patient bepaald of een bijwerking optreedt = niet-dosis gerelateerd.
Type C bijwerkingen: bijwerkingen die optreden door chronisch gebruik = dosis- en tijdsgerelateerd.
Type D bijwerkingen: bijwerkingen die later komen = tijdgerelateerd
Type E bijwerkingen: bijwerkingen die optreden na het stoppen van het GM = withdrawal
Type F bijwerkingen: falen van de therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke types bijwerkingen zijn het meest voorkomend?

A

Type A en type B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom zal men bij oudere patiënten met onderliggende aandoeningen kiezen voor oudere geneesmiddelen ipv recente geneesmiddelen?

A

We doen dit uit voorzichtigheid omdat we van de recente geneesmiddelen vaak nog niet alle bijwerkingen weten. Het nieuwe geneesmiddel kan misschien wel een beter effect hebben maar er kunnen bijwerkingen zijn waarvan we nog niet weten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is farmacovigilantie?

A

Een wetenschappelijke discipline die zich bezighoudt met het bestuderen van de veiligheid van GM’en na hun goedkeuring en toelating op de markt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is NNT?

A

Number Needed to treat: het aantal patienten die je moet behandelen om bij 1 patient het doel te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is NNH?

A

Number Needed to Harm: zegt hoeveel patienten je moet behandelen om bij 1 iemand schade te veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom is de BAT-M methode ingevoerd?

A

Er is vaak een overlap tussen bijwerkingen van een geneesmiddel en symptomen die sowieso vaak voorkomen. Hierdoor is het moeilijk om in te schatten of het een bijwerking is van een geneesmiddel of niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarvoor staat BAT-M?

A

BEKENDE bijwerking
ANDERE oorzaken
TIJDSRELATIE
MECHANISME

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat bedoelt men met dechallange-rechallenge?

A

Om te kijken of de klachten verdwijnen bij het stoppen van het GM en of ze terugkomen bij het heropstarten van het GM.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Op welke site kunnen patiënten bijwerkingen opzoeken van geneesmiddelen?

A

Lareb.nl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Aan welke criteria moet er gedacht worden bij het criterium ‘Geschiktheid’?

A
  • Zijn er interacties met andere medicatie?
  • zijn er contra-indicaties?
  • het gebruiksgemak voor de patient en de frequentie van dosering
  • de voorkeuren van de patienten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de indicatie van thiaziden, Ca-antagonisten en ACE inhibitoren? Geef voor-en nadelen van thiaziden:

A

Ze worden gebruikt voor hypertensie. Thiaziden zijn vaak goedkoper maar ze werken vochtafdrijvend, dus de patient zal frequenter naar het toilet moeten gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wanneer neemt men best thiaziden in? waarom?

A

‘‘s ochtends: het werkt vochtafdrijvend dus de patient zal frequenter moeten urineren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is farmaceutische zorg? Definieer?

A

De zorg van de apotheek voor een optimaal geneesmiddelengebruik van de individuele patient, met als doel het handhaven of verbeteren van een optimale kwaliteit van het leven.

27
Q

Uit welker 5 peilers bestaat farmaceutische zorg?

A
  • Advies bij voorgeschreven geneesmiddelen
  • zelfzorgadvies
  • vermijden van medicatiefouten
  • aandacht voor preventie
  • samenwerking met huisarts
28
Q

Welke peilers horen onder medicatiebegeleiding?

A
  • advies bij voorgeschreven geneesmiddelen
  • zelfzorgadvies
29
Q

Welke peiler(s) vallen onder medicatiebewaking?

A
  • aandacht voor medicatiefouten
30
Q

Waarom is farmaceutische zorg belangrijk?

A

Er is een toenemend probleem met het gebruik en juiste gebruik van geneesmiddelen. Dit omdat de populatie ouder wordt en dat er meer polyfarmacie optreedt. Ook de complexiteit van geneesmiddelen is toegenomen.

31
Q

Welke onderdelen behoren tot een eerste uitgifte begeleiding?

A
  1. Intake
  2. Indicatie
  3. Werking
  4. Gebruiksinstructies
  5. Bijwerkingen
  6. Extra nuttige informatie
  7. Feedback
  8. Registratie in patiëntendossier
32
Q

Welke 2 vragen zijn cruciaal tijdens de intake van een eerste uitgifte?

A
  1. Verifiëren: “Klopt het dat het de eerste keer is dat u dit geneesmiddel gebruikt?”
  2. Vraag de patient welke informatie de arts al meegedeeld heeft. Op die manier kan je de indicatie teweten komen.
33
Q

Welk type vragen zal je stellen als apotheek tijdens een eerste uitgifte?

A

OPEN VRAGEN

34
Q

Wat dien je als apotheek allemaal te vermelden onder het luik indicatie?

A
  • leg kort de indicatie van het GM uit
  • Leg ook kort de aandoening van de patient uit
  • vermeld het doel van de behandeling voor de patient
  • geef eventueel een patiënten folder mee
  • noteer de indicatie op de verpakking
35
Q

Welke sites kan je adviseren aan de patient als bron van extra informatie over de aandoening of de behandeling?

A

Thuisarts.nl
Gezondheidenwetenschap.be

36
Q

Wat dien je te vertellen onder het luik WERKING bij een eerste uitgifte?

A

Leg kort en EENVOUDIG aan de patient uit hoe het geneesmiddel zal werken.
Belangrijk om te vermelden aan de patient is WAT de patient zal voelen (of juist niks zal voelen) en WANNEER de patient dit zal voelen.

37
Q

Welke aspecten zijn belangrijk om te vertellen onder de GEBRUIKSINTRUCTIES tijdens een eerste uitgifte?

A

HOEVEEL moet de patient innemen en WANNEER?
HOE moet de patient de medicatie innemen?
HOELANG moet de patient de medicatie innemen

38
Q

Welke 2 aspecten moet je benadrukken onder het luik van gebruiksinstructies tijdens een eerste uitgifte?

A

De therapietrouw benadrukken + eventuele bijzonderheden betreffende gebruik van de medicatie meegeven.

39
Q

Wat maakt bifosfonaten bijzonder en wat moet je meedelen aan de patiënt tijdens een eerste uitgiftebegeleiding.

A

Het moet ingenomen worden op een NUCHTERE maag want ze hebben een lage biologische beschikbaarheid.
Ideaal is een HALF UUR VOOR ONTBIJT INNEMEN.
+ ze zijn zeer irriterend voor de slokdarm en de maag, dus NA innemen NIET GAAN LIGGEN.

40
Q

Wat maakt antidepressiva bijzonder en wat moet je meedelen aan de patiënt tijdens een eerste uitgiftebegeleiding.

A

Het effect van antidepressiva zal pas optreden na 6 tot 8 weken.
Belangrijk is om de patient te benadrukken op therapietrouw want de bijwerkingen kunnen optreden vooraleer er werking is.

41
Q

Wat maakt Simvastatine bijzonder en wat moet je meedelen aan de patiënt tijdens een eerste uitgiftebegeleiding.

A

Spierpijn is een lange termijnsbijwerking.
Belangrijk is om deze met een kort halfleven ‘‘s avonds in te nemen.
Pompelmoes is een CYP3A4 inhibitor: als je dit gelijktijdig inneemt met een statine zullen de spiegels stijgen want het zal het afbraakenzym inhiberen.

42
Q

Wat vermeld je bij het luik BIJWERKINGEN bij een eerste uitgifte?

A

Belangrijke bijwerkingen vermelden en ook vertellen wat de patient moet doen indien ze voorkomen.

43
Q

Op welke manier ga je bijwerkingen communiceren naar de patient?

A

Het is belangrijk dat de patient de bijwerkingen kan herkennen en dat ze weten wanneer ze contact moeten opnemen.
De patient zelf is vaak vragende partij: altijd voorstellen aan de patient of ze de bijwerkingen willen weten.

44
Q

Wat wordt bedoeld met necessity-concerns framework?

A

De patient dient altijd op de hoogte te zijn van zowel de noodzaak van de behandeling als de eventuele bijwerkingen van de behandeling.
Belangrijk is om te benadrukken aan de patient dat de bijwerking vaak niet opwegen tegenover het doel van de behandeling

45
Q

Bij welke groepen van personen komt het nocebo effect meer voor?

A

Bij patienten die angstig zijn
Bij patienten die een voorgeschiedenis hebben van medisch onverklaarbare klachten
Bij patienten met psychologische distress

46
Q

Welke afwegingen moeten gemaakt worden bij de vermelding van bijwerkingen tijdens een eerste uitgifte? Leg volledig uit.

A

WELKE bijwerkingen ga je vermelden?
- de frequente bijwerkingen die de patient zelf kan opmerken
- de bijwerkingen die vermeden kunnen worden
- de ernstige bijwerkingen die contact vereisen met de arts

HOE de bijwerkingen vermelden?
Principe op basis van POSITIVE FRAMING: koppel advies over wat de patient zelf kan doen indien de bijwerking optreedt.
+ indien er bijwerkingen optreden vermeld hoeveel mensen er GEEN LAST hebben.
+ vermeld ook de gunstige effecten van de medicatie

47
Q

Wat is een vaak voorkomende bijwerking bij morfine die we sowieso aan de patient vermelden?

A

Obstipatie

48
Q

Wat in de meest voorkomende bijwerking bij Inhalatiecorticosteroiden? Hoe kan de patient dit vermijden?

A

Orale Candida infectie: patient kan dit vermijden door de mond te spoelen na inhalatie, een goede inhalatietechniek of een Spacer

49
Q

Wat is een zeer ernstige maar zeldzame bijwerkingen van thyreostatica? Bij welke alarmsymptomen moet de patiënt contact opnemen met de arts?

A

Granuocytose: de patient heeft teweinig WBC wat zal leiden tot verminderen van het immuunsysteem en de patient dus vatbaarder is voor infecties.
KOORTS EN KEELPIJN: direct contact opnemen met de arts

50
Q

Welk type vragen stel je bij feedback bij een eerste uitgifte? Geef een voorbeeld?

A

Open vragen
Bv. Hebt u nog vragen voor mij?
NIET - “Is alles duidelijker?”

51
Q

Op welke site kan je informatie vinden als apotheker voor een eerste uitgiftebegeleiding?

A

Apotheek.nl

52
Q

Welke gesprekken vallen onder een HERHAALDE UITGIFTE BEGELEIDING?

A
  • een 2de uitgiftegesprek
  • een gesprek waarbij u terugkomt op een probleem dat zich voordien voordeed - op een specifiek aspect.
  • uitgebreid gesprek over medicatiegebruik
53
Q

Welke 5 stappen worden doorlopen bij een herhaalde uitgiftebegeleiding?

A
  1. Vraag naar de ervaring van de patient
  2. Los eventuele problemen op/ problemen aanpakken
  3. Informatie verduidelijken
  4. Feedback
  5. Registratie in patiëntendossier
54
Q

Naar welke onderdelen zal je vragen bij een herhaalde uitgifte onder het luik: ervaring van de patient?

A
  • vraag naar ervaringen over werking en bijwerkingen.
  • vraag ook naar specifieke bijwerkingen
  • vraag het gebruik na
  • vraag naar de therapietrouw
55
Q

Welke onderdelen worden besproken onder het luik van problemen aanpakken bij een herhaalde uitgifte?

A
  • de zorgen ontkrachten en de baten bespreken
  • bied een antwoord op de bijwerkingen of gebrek aan werkzaamheid of verwijs eventueel door naar de arts
  • stel oplossingen voor betreffende de therapietrouwproblemen
56
Q

Wat valt er onder de informatieverduidelijking bij een herhaalde uitgifte?

A
  • de patientenfolder nakijken en aandachtspunten uit EUB bespreken
  • eventuele pathologiespecifieke aandachtspunten verduidelijken zoals inhalatietechniek, pleister gebruik
57
Q

Wat is het voornaamste aandachtspunt bij een HUB? Waarom (3 redenen)?

A

BIJWEKRKINGEN:
- het kan leiden tot hospitalisaties
- het kan de therapietrouw beïnvloeden
- kan leiden tot voorschrijfcascade

58
Q

Welke 10 geneesmiddelenklassen leidt bij ouderen tot de meeste problemen/ hospitalisaties?

A
  • NSAIDS
  • antibiotica
  • warfarine
  • digoxine
  • Ca-antagonisten
  • B-blokkers
  • anti-tumorale geneesmiddelen
  • orale anti-diabetica
  • opiaten
  • ACE-inhibitoren
59
Q

Wat zijn OTC?

A

Over the counter geneesmiddelen: geneesmiddelen die je zonder voorschrift kan meegeven

60
Q

Welke 3 rollen heeft de apotheker binnen zelfzorg?

A
  • klachten beoordelen en op basis van het pluis/niet-pluis principe bepalen of zelfzorg aangewezen is of doorverwijzing nodig is
  • indien zelfzorg aangewezen is, zowel medicamenteus als niet-medicamenteus advies geven.
    OPM: bevraging van de patient is hier essentieel!
  • de patient bewust maken van de beperkingen van zelfzorg
61
Q

Welke structuur dient een apotheker te volgen indien hij/zij beslist om zelfzorgmiddelen mee te geven? Waarvoor staat deze analyse?

A

WHAM-ANALYSE
1. WIE: voor wie is de medicatie bedoelt?
OPM: bevraag later in het gesprek of de patiënt zwanger is of niet.
2. HOELANG heeft de patient de klachten al en heeft de patienten deze klachten al EERDER gehad? en HOE omschrijft de patiënt de klachten: welke symptomen? Wat is de ernst van de symptomen? Wat is de oorzaak? Zit er een patroon in? Andere symptomen?
3. Al iets ANDERS gedaan? Is er al eerder zelfzorg toegepast? Inschatten of het al gewerkt heeft of niet en eventueel verder optimaliseren.
4. MEDICATIE: neem je nog andere medicatie? kijken naar INTERACTIES of een causaal verband tussen de medicaties!

62
Q

Indien ik als apotheker kies om zelfzorggeneesmiddelen mee te geven: wat is er belangrijk in deze keuze?

A

De evidentie: altijd kritisch denken en opzoeken in BCFI of er evidentie voor is!
En de veiligheid!
Algemeen: indien er in het BCFI niet vermeld staat dat het aangetoond is dat het veilig is, is het niet veilig!
+ altijd eerlijk zijn tov de patient als er over een bepaald geneesmiddel nog onvoldoende onderzoek uitgevoerd is.

63
Q

Wat is belangrijk om te vertellen na de WHAM analyse als ik OTC medicatie/ zelfzorgmedicatie meegeef?

A
  1. Niet-medicamenteus advies
  2. 5 questions - de patient moet het antwoord hierop weten bij het buitengaan in de apotheek
64
Q

Wat zijn de 5 questions?

A
  • hoe werkt het geneesmiddel?
  • hoe, wanneer en hoelang en hoeveel innemen?
  • zijn er bijzonderheden waarop de patient moet letten bij het innemen?
  • zijn er bijwerkingen die de patient kan verwachten?
  • WANNEER DE ARTS CONTACTEREN?