H9. Internationale politieke economie Flashcards
Autarkie
het afscheiden van je land van de wereldeconomie om het te beschermen van de effecten van de globale markt absolute economische onafhankelijkheid
Protectionisme
stelsel van maatregelen van de overheid om de binnenlandse economie te beschermen tegen buitenlandse import
Infant-industry protection
bescherming van de opkomende industrieën in je eigen land door de import van dat product (tijdelijk) te verbieden
Non-tarrif barrier
handelsbelemmeringen om import/export te beperken zonder het opleggen van tarieven (bv: anti-dumping, importquota)
Fixed
exchange rate (staat vast in termen van goud/andere valuta) flexible exchange rate (afhankelijk van V&A)
Valutamarktinterventie
Wanneer de CB van een land de eigen valuta koopt/verkoopt op de markt om de wisselkoers constant te houden
Austerity/soberheid
economisch beleid dat zich tot doel stelt het begrotingstekort van de overheid te reduceren door bezuinigingen, belastingverhogingen of een mix van beide
Golven in de economische globalisering
Blauwe lijn: internationaal handelsverkeer en grijze lijn: financiële transacties
1ste golf: 19de E grote hoeveelheid handel en financiële stroom Abrupte einde van beide tijdens Wall Street Crash 2de golf: ’70 economische globalisering groeit weer en vanaf ‘80 de financiële economische globalisering tot vandaag sterke groei
Handel
Dominante historische modellen:
Autarkie Mercantilisme Vrijhandel
Financiën
Bij internationale transacties (handel, investeringen, …) zijn nationale munten betrokken Belang van wisselkoers (prijs van een munt uitgedrukt in een andere munt)
Vaste wisselkoers
munt gekoppeld aan een andere munt (of mandje van andere munten) je kan op elk moment dezelfde hoeveelheid dollars krijgen voor dezelfde hoeveelheid Chinese renminbi; vereist interventies van de centrale bank
Zwevende wisselkoers
koers bepaald op de valutamarkt (gevolgd door alle landen behalve China)
Muntunies (bv: Eurozone) en dollarization (nationale munt opgeven en andere overnemen, bv: Panama gebruikt Amerikaanse dollar) China’s wisselkoersmanipulatie Renminbi gekoppeld aan de dollar, maar artificieel laag volgens Amerikanan Bevordert Chinese export VS groot handelstekort met China China accumuleert $ die het belegt in Amerikaanse staatsobligaties
Kan leiden tot inflatie, blootstelling aan fluctuaties in dollarkoers en retaliatie (wraak)
Investeringen
Reden voor FDI: extra jobs
Race to the bottom
MAAR: er is beperkt bewijs dat MNO zoeken naar pollution heavens (waar milieunormen laks zijn), in tegendeel MNO’s verhogen de arbeidsnormen (hechten groot belang aan imago, worden in de gaten gehouden door Civil Society, journalisten, hechten belang aan rule of law race to the top
Bilaterale investeringsverdragen bevatten vaak ISDS-clausules (Investor-to-State Dispute Settlement) gunstig voor MNO’s. Kan leiden tot ‘regulatory chill’
Klacht obv clausules wordt behandeld voor speciale private tribunalen met private advocaten
Oorspronkelijk om buitenlandse investeerders te beschermen in landen zonder een goed functioneren en onafhankelijk rechtsapparaat en met slecht imago
Regulatory chill = landen met sterke arbeid/milieunormen weten dat ze aangeklaagd kunnen worden als ze te strenge normen (arbeid/milieu/veiligheid) gaan aannemen, die landen gaan dan zichzelf al censureren en de normen niet
Aannemen
MNO’s zorgen voor internationale vrede
Zorgen dat nationale regeringen minder geneigd zijn diplomatieke conflicten manu militari op te lossen
GROTE DEPRESSIE - PROTECTIONISME
Hoge tarieven, kapitaalcontroles, koloniale blokken, …
Gevolg: Kindleberger-spiraal (= negatieve spiraal van krippelende wereldhandel)
Trage groei wereldhandel door Great Depression overheden stappen over naar protectionisme nog minder groei steeds minder en minder wereldhandel De ‘economische taart’ werd steeds kleiner en elke overheid probeerde zijn deel te beschermen door beschermingsmaatregelen en door zijn munt te devalueren, hierdoor werd de taart zelfs nog smaller
BRETTON WOODS CONFERENTIE (1944)
Creatie van een internationale financiële architectuur die moet zorgen voor een open wereldeconomie
Oprichting: ITO/GATT, Wereldbank, IMF
1995: Wereldhandelsorganisatie (WTO)
= verderzetting van GATT-principes
Uruguay Ronde (1986-1994): strijd tussen ontwikkelingslanden (rijke landen moeten landbouw/textielsectoren liberaliseren) en rijke landen (ontwikkelingslanden moeten diensten/Intellectuele Eigendomsrechten liberaliseren)
Geschillenbeslechtingsmechanisme Sinds 2001: Doha ronde (gestaakt in 2015) geen akkoord bereikt omdat handelstarieven al heel laag zijn, liberalisering zou dus meer slaan op de milieu/product/sociale normen en dat is een nationaal gevoelige topic
Proliferatie van regionale vrijhandelsakkoorden (bv: NAFTA)
Sinds 2016: Backlash tegen vrijhandel? Brexit, Trump, CETA, …
INTERNATIONAAL MONETAIR FONDS (IMF)
Bretton Woods regime
o De dollar als ankerpunt, je kon het tegen een vaste koers inwisselen voor goud en alle andere valuta waren gelinkt aan de dollar o Maar deze functie van IMF werd vervangen door overstap naar vlottende wisselkoersen 1971: ‘Nixon shock’ – van vaste naar vlottende wisselkoersen
Landen met betalingsbalansproblemen bijstaan door valuta te lenen (conditionaliteit)
Interesten betalen Voorwaarden: belastingen verschuiven weg van bedrijven, publieke financiën saneren vaak om een besparingsbeleid door te voeren
VAN G7 NAAR G8 NAAR G20
G7 = centrale bankiers van de 7 grootste economieën die sinds ’70 vlottende wisselkoersen hadden, om dit allemaal te coördineren
o Maar nu ook ruimere agenda: gezondheidsbeleid, terrorisme, veiligheid, conflicten o Informeel, geen IO, geen hoofdkwartier, wisselende voorzitterschap o Bestaat vandaag nog steeds naast de G20
G8 = G7 + Rusland (maar sinds annexatie van de Krim terugkeer naar G7)
G20 = 20 grootste economieën, staatsleiders
WERELDBANK
Leningen voor infrastructuurprojecten
Oorspronkelijk voor wederopbouw na WOII
Vandaag voor stimuleren van groei in ontwikkelingslanden Voorwaarden: zelfde zoals die van IMF
Uitdagingen voor de globalisering
Economische machtsverschuiving van West naar Oost (China, Brazilië, …)
MAAR: stemmacht van die landen in IMF en Wereldbank is niet proportioneel Groeiende ongelijkheid Elephant curve
Verliezers zijn de armste ontwikkelingslanden (hebben niet geprofiteerd van de enorme versnelling in globalisering) en middenklasse in rijke landen
Winnaars: middenklasse in opkomende landen en allerrijkste in rijke landen Link tussen opkomst populisme en financiële crisis 2008
Open versus gesloten grenzen als nieuwe politieke breuklijn
Mercantilisme
economische doctrine, exporten maximaliseren, importen minimaliseren, en goud accumuleren (bv: imperiale veroveringen voor moederland)
Theorie van het absolute voordeel
(Adam Smith) vrijhandel op gelijke basis is voordelig voor landen, zolang land A een absoluut kostenvoordeel heeft in product A en land B in product B bij het ruilen is iedereen dan beter af
Theorie van de comparatieve voordelen
(David Ricardo) zelfs heeft land A absoluut voordeel in product A én B is het toch zinvol handel te drijven omdat je een comparatief voordeel kan hebben in 1 van die producten door de andere op te geven en dus je volledig toe te leggen op productie van dat ene product
Ondanks theoretische voordelen van vrijhandel, toch veel protectionisme. Waarom?
Beschermen van infant industries
Te grote afhankelijkheid vermijden van strategische goederen (risico op chantage) Invloed van binnenlandse lobbygroepen (van de industrieën die benadeeld worden door buitenlandse handel) bij de beleidsmakers Relatieve baten calculatie t.a.v. geopolitieke vijanden Vormen van protectionisme Tarieven: taksen op geïmporteerde goederen Niet-tarifaire belemmeringen
Niet-tarifaire belemmeringen
Anti-dumping maatregelen (=producten in het buitenland verkopen onder de kostprijs, bv: om concurrenten uit te drijven)
Overheidsopdrachten (bv: openbare werken doen voor de overheid, hier discrimineren tussen binnenlands en buitenlandse bedrijven mag niet volgens WTO)
Importquota’s
inflatie
prijsstijgingen omdat er veel dollars in omloop zijn
Wat motiveert MNO’s om elders te produceren?
Enorm toegenomen, samen met internationale handel
Tolmuren of NTB vermijden (cf. Amerikaanse bedrijven die in jaren 1960 naar Europa trokken) Toegang tot grondstoffen, goedkope of geschoolde arbeidskrachten, … Transportkosten verminderen of strikte regulering omzeilen (bv: klimaat) Beperken MNO’s de nationale autonomie? Staten willen FDI (directe buitenlandse investeringen) aantrekken, leidt dit tot een race to the bottom inzake arbeids- en milieunormen?
Race to the bottom
situatie waarin 2/> landen hele lakse milieu/arbeidsnormen opmaken uit angst FDI te verliezen of juist uit hebzucht
1947: International Trade Organization (ITO)
maar: niet geratificeerd door de VS
DUS: General Agreement on Tariffs and Trade (GATT)
Algemene principes: MFN (most favoured nation als je handelsvoordeel geeft aan een land moet je dat ook geven aan alle andere landen)
Handelsverkeer moet zo liberaal als mogelijk zijn
8 multilaterale onderhandelingsrondes (laatste was de Uruguay Ronde) Van tarieven naar NTB’s
Bretton Woods regime
Vermijden van competitieve muntdevaluaties d.m.v. systeem van vaste wisselkoersen t.o.v. dollar/goud
Elephant curve
rijkdom per percentiel van de bevolking