H5. Internationale organisaties en internationaal recht Flashcards
INTERNATIONAAL RECHT
= Set van regels over de rechten en plichten van staten t.a.v. elkaar en andere actoren (bv: inwoners) Voornaamste bronnen
Gewoonterecht (tradities, historisch gegroeide gewoontes…)
Bv: diplomatieke onschendbaarheid (opm: kunnen moeilijk leningen aangaan in gastland hierdoor)
Verdragen
Oa. codificeren van gewoonterecht (bv: Zeerecht) Verschil met binnenlandse rechtsorde
Geen centrale wetgever: staten enkel gebonden door regels waarmee ze zelf hebben ingestemd Geen centrale grondwet: wel ‘eilandjes’ van rechtsregels Geen centrale rechter: jurisdictie internationale rechtbanken beperkt door soevereiniteit (bv: bij IGH is instemming beide partijen vereist) Geen regel van bindend precedent: alleen bindend voor staten bij het geschil Geen centrale afdwinging: geen mondiale politie of parket
INTERNATIONALE ORGANISATIES
Bv: UNESCO, De Wereldbank, UNICEF, OPEC, NAVO, Interpol… IO’s op quasi elk domein
OPM: G20 is een informele club van rijkste landen van de wereld =/= IO Vooral na 1945 enorme groei, ook kwalitatief
Ervoor vooral technisch (Internationale Postunie en Telecommunicatie-unie) Van <100 tot bijna 400 Bestrijken steeds meer terreinen Sterkere mandaten dan in 19e eeuw bv: staten dragen deels soevereiniteit over aan EU
JUS AD BELLUM WANNEER MOGEN STATEN OORLOG VOEREN?
Juridische basis: VN-Handvest (1945)
Gebruik van geweld is verboden, tenzij:
Geautoriseerd door de VN-VR (Hoofdstuk VII – art. 42)
MAAR: 15 leden hierin moeten eerst bepaalde stappen nemen vooraleer ze geweld toelaten (bv: bevel tot staakt het vuren, sancties inzetten…) en pas als deze mislukken mogen ze overgaan tot geweld
Bij zelfverdediging (Hoofdstuk VII – art. 51)
MAAR: de staat die zichzelf verdedigt moet de kwestie aanhangig maken bij VN-VR dus wederom beslissen zij over gebruik van geweld
Oorlogsmisdaden
Misdaden tegen de mensheid tussenkomen om burgers te beschermen,
Etnische zuiveringen ook tegen wil van het betrokken land in
R2P: selectieve toepassing
WEL: Somalië (1993), Bosnië (1995), Libië (2011)
NIET: Rwanda(1994), Darfur(2003), Kosovo(1999), Syrië(nu) heeft te maken met machtsverhoudingen in VN-VR
Debat over humanitaire interventie
Principe van niet-inmenging en soevereiniteit van staten
2005 AV-VN: Responsibility to Protect (R2P, niet-bindende resolutie) Genocide
JUS IN BELLO WAT MAG EN WAT MAG NIET TIJDENS OORLOG?
INTERNATIONAAL HUMANITAIR RECHT
Juridische basis:
Juridische basis:
MENSENRECHTEN
Lange voorgeschiedenis Vier basisverdragen:
1948: Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens 1969: Uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie 1976: Economische, sociale en culturele rechten 1976: Burgerrechten en politieke rechten 2006: VN-Mensenrechtenraad
ZEERECHT
UNCLOS (United Nations Convention on the Law of the Sea) 1982
167 lidstaten (niet VS maar leven de regels wel na omdat het een voortzetting is van eeuwenoude statenpraktijk) Territoriale wateren (12 zeemijl): volledige soevereiniteit kuststaten Exclusieve Economische Zone (200 zeemijl): commerciële activiteiten, geen soevereiniteit Bv: olie oppompen en verkopen Internationale wateren: geen soevereiniteit, behoort tot geen enkel land Soevereiniteit in TW en EEZ door: Recht op onschuldige doorvaart
Schepen mogen vrij passeren in TW van andere landen (geen oorlogsschepen of schepen die problemen zullen veroorzaken)
Recht van transit doorvaart door internationale (nauwe) zeestraten
Bv: Iran/Oman mag de straat van Hormuz (belangrijk voor olie-industrie) niet blokkeren, ookal valt het in hun TW, door oplopende spanningen tussen Iran en VS hebben hier wel aanslagen op olietankers plaatsgevonden
Bv: Zuid-Chinese Zee kent veel claims van grenzende staten (TW en EEZ) zoals China, Vietnam en Filipijnen, Brunei, Maleisië en dit zorgt voor conflicten door rijkdom aan olie, gas en vis in die zee
LIBERALISME (HECHT MEESTE BELANG AAN IO’S)
Democratieën ( autocratieën) moeten langs vele veto players (organisatie/persoon wiens instemming is vereist om bepaald beleid te accepteren en te implementeren) vooraleer ze internationale verdragen kunnen ratificeren
= traag en frustrerend proces MAAR eenmaal alle veto players akkoord gaan zullen ze die wet/overeenkomst ook volledig uitdragen
Democratieën zijn voorstaander van herhaalde interacties met staten binnen een IO waarin ze met verdragen akkoord gaan om te monitoren dat andere staten ook hun verplichtingen naleven
IO’s zijn bijzonder nuttig voor beheer coördinatie- en samenwerkingsproblemen
Coördinatie makkelijk, bv: afspraken over hoe vliegtuigen elkaar kruisen of landen Samenwerking moeilijk door niet gelijklopende belangen tussen staten
Bv: klimaatverandering afspraken worden niet door alle landen nagekomen vanwege verhoging van binnenlandse kosten
IO’s kunnen monitoring doen en sancties opleggen om bedrog te verminderen
REALISME
Geen vertrouwen in collectieve actie via IO’s
Machtige staten negeren de spelregels en nemen deel aan IO’s in functie van hun belangen
Bv: VS heeft de VN-VR misleid met leugens over kernwapens in Irak zodat ze een interventie konden plegen Bv: verminderen van handelsbelemmeringen met WTO staten doen dit niet enkel omdat ze verplicht zijn door IR van de WTO maar omdat dit ook hun belangen dient
IO’s en IR kan enkel werken in geval van gezamenlijke bedreiging (bv: NAVO: ontstaan na WOII wegens gezamelijke schrik voor Sovjet-Unie)
Of in geval van hegemonie (hegemonic leader) 1 machtige staat wiens aanwezigheid noodzakelijk is voor samenwerking tussen mindere machtige staten
MARXISME
IO’s dienen belangen van westerse kapitalistische elite ten nadele van zwakkeren
Bv: Structural Adjustment Programs (IMF): Eisen voor ontwikkelingslanden om leningen te krijgen, eigenlijk een manier zodat kapitalisten daar kunnen investeren en zelf voordeel halen, bv: neerhalen van toltarieven (nadelig voor de arbeiders die onderbetaald worden, voordelig voor buitenlandse investeerders)
CONSTRUCTIVISME
IO’s als normverspreiders (gedragsregels) en platformen voor ‘socialisering’ (samenwerking) Belang ‘norm entrepreneurs’ en ‘naming en shaming’
Norm entrepreneurs: privépersonen (of staatsleiders) die nieuwe gedragsregels maken, bv: verbod op gebruik van kernwapens Naming and shaming: IO’s hebben geen autoriteit om sancties op te leggen MAAR kunnen wel de reputatie van staten schaden en dus soft pressure uitoefen op staten om hun gedrag te wijzigen
Conventies van Genève (1949)
Bescherming burgers, krijgsgevangen en gewonde soldaten
Art. 3 van toepassing in niet-internationale conflicten: algemeen verbod op marteling, verminking, lijfstraffen, ‘schendingen van de menselijke waardigheid’ waaronder verkrachting, plunderingen en terechtstellingen zonder proces deze zaken zijn dus ten alle tijden verboden
Verschillende wapenconventies
Biologische wapens (1977), chemische wapens (1993), landmijnen (1997), clustermunitie (2008), kernwapens (2017, niet geratificeerd door België), …
Vervolging van oorlogsmisdadigers
Internationale Tribunalen (ad hoc)
Nuremberg (1945) en Tokyo (1946) Joegoslavië-Tribunaal (1993)
Rwanda-Tribunaal (1995)