H8 Goederenrecht II (vragen beantwoorden) Flashcards
Geef het stappenplan om een vraag te beantwoorden met “Geef de overdracht van vorderingen middels een openbare/stille cessie.”
Vraag: “Geef de overdracht van vorderingen middels een openbare/stille cessie.”
1) Benoem dat een vorderingsrecht overdraagbaar is (art. 3:83 lid 1 BW)
2) Benoem of de clausule uit art. 3:83 lid 2 BW wel of niet van toepassing is (als uit de casus blijkt dat de overdraagbaarheid van vorderingsrechten eventueel contractueel uitgesloten kan worden, dan benoem je dat deze clausule van toepassing is. Als het gaat om een goed dat wordt overgedragen, dan benoem je dat deze clausule niet van toepassing is)
3) Benoem dat voor een geldige cessie moet zijn voldaan aan de volgende vereisten (art. 3:84 jo. art. 3:94 BW):
- Geldige titel (art. 3:84 lid 1 jo. art. 3:84 lid 2 BW)
- Beschikkingsbevoegd (art. 3:84 lid 1 BW)
- Geldige levering (middels openbare cessie (art. 3:94 lid 1 BW) of stille cessie (art. 3:94 lid 3 BW))
4) Conclusie
Geef het stappenplan om een vraag te beantwoorden met “Geef aan of er sprake is van een onoverdraagbaarheidsbeding.”
Vraag: “Geef aan of er sprake is van een onoverdraagbaarheidsbeding.”
1) Benoem dat een vorderingsrecht overdraagbaar is (art. 3:83 lid 1 BW)
2) Benoem of de clausule uit art. 3:83 lid 2 BW wel of niet van toepassing is (als uit de casus blijkt dat de overdraagbaarheid van vorderingsrechten eventueel contractueel uitgesloten kan worden, dan benoem je dat deze clausule van toepassing is. Als het gaat om een goed dat wordt overgedragen, dan benoem je dat deze clausule niet van toepassing is)
3) Benoem HR Coface/Intergamma
4) Conclusie dat er sprake is van een onoverdraagbaarheidsbeding
Geef het stappenplan om een vraag te beantwoorden met “Geef aan welk beperkt recht hier het best kan worden gevestigd en welke vereisten gelden om de vestiging rechtsgeldig re maken?
Vraag: “Geef aan welk beperkt recht hier het best kan worden gevestigd en welke vereisten gelden om de vestiging rechtsgeldig re maken?
1) Benoem dat een beperkt recht overdraagbaar is (art. 3:83 lid 1 BW)
2) Benoem of de clausule uit art. 3:83 lid 2 BW wel of niet van toepassing is (als uit de casus blijkt dat de overdraagbaarheid van vorderingsrechten eventueel contractueel uitgesloten kan worden, dan benoem je dat deze clausule van toepassing is. Als het gaat om een goed dat wordt overgedragen, dan benoem je dat deze clausule niet van toepassing is)
3) Benoem dat voor een geldige vestiging van beperkte rechten moet zijn voldaan aan de volgende vereisten (art. 3:98 jo. art. 3:83 lid 1 BW):
- Geldige titel (art. 3:84 lid 1 jo. art. 3:84 lid 2 BW)
- Beschikkingsbevoegd (art. 3:84 lid 1 BW)
- Geldige vestiging, afhankelijk van het beperkte recht dat aan de orde is (formulering is als volgt:
(beperkte recht): art. 3:98 jo. art. 3:84 jo. (artikel beperkte recht)
Voorbeeld als vuistpand aan de orde is:
Vuistpand: art. 3:98 jo. art. 3:84 jo. art. 3:237 BW