H4.1 Andere bronnen van verbintenissen dan overeenkomst, onrechtmatige daad en gevaltypen Flashcards

1
Q

Leg het verschil uit tussen contractuele aansprakelijkheid, non-contractuele aansprakelijkheid en kwalitatieve aansprakelijkheid

A

1) Contractuele aansprakelijkheid: de situatie waarbij twee partijen een overeenkomst hebben gesloten, welke door één der partijen niet goed wordt nagekomen, waardoor de ander schade lijdt

2) Non-contractuele (buitencontractuele) aansprakelijkheid: de situatie waarbij iemand schade veroorzaakt aan een ander, zonder dat er een contractuele relatie is tussen deze partijen

3) Kwalitatieve aansprakelijkheid: de situatie waarbij een persoon de onrechtmatige daad niet zelf pleegt, maar die desbetreffende persoon hier wel aansprakelijk voor is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem 3 verschillen tussen een overeenkomst en een onrechtmatige daad (OD) (art. 6:162 BW) m.b.t. de vorm, rechtshandeling en rechtsgevolg

A

Verschillen tussen overeenkomst en onrechtmatige daad (art. 6:162 BW);
1) Vorm van overeenkomst is een bron van twee verbintenissen (actief en passief component, OD slechts één verbintenis

2) Rechtshandeling van overeenkomst is meerzijdig met beoogd rechtsgevolg, OD is een feitelijke handeling zonder beoogd rechtsgevolg

3) Rechtsgevolg van overeenkomst hangt af van de wil van partijen, OD treden de rechtsgevolgen van rechtswege in, ongeacht de wil van partijen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke twee beginselen spelen een belangrijke rol bij schadevergoeding?

A

Beginselen schadevergoeding:
1) “ieder draagt eigen schade”

2) “breng geen schade toe”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef de vereisten om te spreken van een OD

A

Vereisten OD (art. 6:162 BW):
1) Gedraging (‘doen’ (actieve handeling) of ‘nalaten’ (geen-actieve handeling))

2) Onrechtmatig (art. 6:162 lid 2 BW);

3) Toerekenbaarheid (art. 6:162 lid 3 BW)

4) Schade (art. 6:95 BW)

5) Causaal verband (c.s.q.n.-verband) (art. 6:162 lid 1 BW)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef 3 vormen van onrechtmatig (2e vereiste van een OD)?

A

Onrechtmatig:
1) Inbreuk op subjectieve recht: rechtstreekse, directe of opzettelijke inbreuk op een persoonlijkheidsrecht en absolute vermogensrechten

2) Doen of nalaten in strijd met wettelijk plicht (dus niet alleen in strijd met wetten in formele zin) (Let op: hierbij toets je het relativiteitsvereiste (HR Tilburgse Tandartsen) (art. 6:163 BW)

3) Handeling in strijd met het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, waarbij;
3.1) Hinder

óf

3.2) Aantasting eer en goede naam

óf

3.3) Sport en spel (HR Tennisbal)

óf

3.4) Gevaarzetting (HR Kelderluik) óf (HR Jansen/Jansen) (Let op: hierbij toets je het kenbaarheidsvereiste)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef 3 gevallen wanneer een OD toerekenbaar is (3 vereiste van een OD)

A

Toerekenbaar:
1) Verwijtbaar = toerekenbaar (als iets te verwijdend, dan is het toerekenbaar aan iemand)

2) Krachtens de wet (art. 6:165 BW)

3) Toerekenbaar krachtens in het verkeerde geldende opvattingen (‘onervarenheid’; een beginnend arts die een medische fout heeft gemaakt, is nog steeds toerekenbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 3 voorbeelden van rechtmatige die voortvloeien uit de wet

A

Rechtmatige daden:
1) Zaakwaarneming (art. 6:198 BW)

2) Onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW)

3) Ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem een overeenkomst en een verschil tussen rechtmatige daden en onrechtmatige daden

A

1) Overeenkomst rechtmatige daden en onrechtmatige daden: er ontstaat een verbintenis doordat de wet een bepaalt rechtsgevolg koppelt aan een feitencomplex

2) Bij rechtmatige daad wordt er niet gehandeld in strijd met het recht, maar ontstaat er alsnog aansprakelijkheid en een schadevergodingsplicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg uit wat zaakwaarneming (art. 6:198 BW) inhoudt

A

Zaakwaarneming (art. 6:198 BW): bewust en op redelijke grond behartigen van het belang van een ander, zonder dat daaraan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding ten grondslag ligt. Het gaat dus om belangenbehartiging zonder dat dit verplicht is (let op: de wet verplicht hier NIEMAND toe)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit wat onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW) inhoudt

A

Onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW): als je zonder rechtsgrond een betaling hebt verricht, dan ben je gerechtigd om dit van de ontvanger terug te vorderen (let op: iedere betaling = iedere prestatie (dus niet alleen geldverschaffing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly