H7.3 Goederenrecht I Flashcards

1
Q

Leg uit wat niet-registergoederen zijn en noem er 2 voorbeelden van

A

Niet-registergoederen (goederen die in registers staan, maar inschrijving daarvan niet vereist is):
- Octrooirechten
- Merkenrechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem in welke 2 soorten rechten het goederenrecht kan worden onderverdeeld en leg deze rechten uit

A

Onderverdeling goederenrecht:
- Volledige rechten: eigendom van zaken en het toebehoren van vermogensrechten
- Beperkte rechten: rechten die afgeleid zijn uit een meer omvattend recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem in welke 2 soorten rechten beperkte rechten kunnen worden onderverdeeld en leg deze rechten uit

A

Onderverdeling beperkte rechten:
- Zekerheidsrechten: worden ingeroepen als een partij zekerheid wilt ter nakoming van een bepaalde afspraak
- Genotsrechten: beperkte rechten die het “juridisch leven” van een ander een stuk gemakkelijker maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg uit in welke 2 verhoudingen het eigendomsrecht kan worden onderverdeeld en leg deze verhoudingen uit

A

Onderverdeling eigendomsrecht:
- Juridische verhouding: verhouding tussen persoon/zaak
- Feitelijke verhouding: verhouding tussen bezit/houderschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg het verschil uit tussen ‘bezit’ en ‘houderschap’

A
  • Bezit: houden voor jezelf
  • Houderschap: houden voor een ander
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg het verschil uit tussen een middellijk bezitter, onmiddellijk bezitter, middellijk houder en onmiddellijk houder

A
  • Middellijk bezitter (art. 3:107 lid 3 BW): iemand bezit een goed, maar dit goed wordt door iemand anders voor hem gehouden
  • Onmiddellijk bezitter (art. 3:107 lid 2 BW): iemand bezit een goed, zonder dat iemand anders het goed voor hem houdt
  • Middellijk houder (art. 3:107 lid 4 BW jo. art. 3:107 lid 3 BW): iemand houdt het goed voor een ander door middel van een derde, die op zijn beurt weer voor hém houdt (er is sprake van een tussenpersoon)
  • Onmiddellijk houder (art. 3:107 lid 4 BW jo. art. 3:107 lid 2 BW): iemand houdt het goed voor een ander zonder dat een derde voor hem houdt (er is dus geen tussenpersoon)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg uit wat occupatie inhoudt

A

Occupatie: een dief die te kwader trouw de bezitter is van een goed (dus door inbezitneming niet de eigenaar en daarmee de rechthebbende kan worden) en dat de oorspronkelijke eigenaar de status krijgt van eigenaar niet-bezitter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt overdracht van bezit in?

A

Overdracht van bezit = het goed wordt van de ene bezitter overgedragen op een andere persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem 4 mogelijke manieren van overdracht van bezit

A

Overdracht van bezit kan geschieden door:
- Verschaffen van de feitelijke macht (art. 3:114 BW): feitelijke macht van een goed wordt overhandigd van de ene persoon naar de andere persoon

  • Constitutum possessorium (C.P.) (art. 3:115 sub a BW): bezit wordt overgedragen maar blijft bij de vervreemder (stel A verkoopt fiets aan B, maar A mag nog één week op de fiets fietsen van B, dan is B de eigenaar van de fiets en is B van eigenaar naar houder gegaan)
  • Brevi manu (korte hand) (art. 3:115 sub b): de houder wordt de bezitter (je leent een fiets en besluit hem daarna te kopen)
  • Longa manu (lange hand) (art. 3:115 sub c): de overdracht vindt plaats via een tussenpersoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit wat art. 3:116 BW stelt

A

Art. 3:116 BW: opvolging onder algemene titel vindt plaats wanneer het geheel aan rechten en verplichtingen van de ene persoon gaan op de andere persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly