H7.2 Goederenrecht I Flashcards

1
Q

Leg uit waar het recht van prioriteit op ziet

A

Recht van prioriteit = de persoon die als eerste een goederenrechtelijk recht heeft op een goed, moet gerespecteerd worden door de persoon die later een goederenrechtelijk recht heeft op datzelfde goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg uit welke twee rechten samen nauw met elkaar samenhangen

A

Verbintenissenrecht en het goederenrecht hangen nauw met elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat wordt er verstaan onder goederen? En wat wordt verstaan onder zaken? En wat wordt verstaan onder (on)roerende zaken? En wat wordt verstaan onder vermogensrechten?

A
  • Goederen: zie art. 3:1 BW
  • Zaken: zie art. 3:2 BW
  • Onroerende zaken: zie art. 3:3 lid 1 BW
  • Roerende zaken: zie art. 3:3 lid 2 BW
  • Vermogensrechten: zie art. 3:6 BW
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg uit waarom het verschil tussen onroerende goederen en roerende goederen van zowel goederenrechtelijk als verbintenisrechtelijk belang is

A
  • Goederenrechtelijk belang: bij onroerende goederen gelden andere eisen voor een rechtsgeldige overdracht dan bij roerende goederen
  • Verbintenisrechtelijk belang: de aansprakelijkheid van een bezitter van een (on)roerend goed staat met de beantwoording van de vraag of iets onroerend is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg uit waar art. 3:4 lid 1 BW op ziet

A

Art. 3:4 lid 1 BW: iets kan een bestanddeel zijn op basis van een hechte ideële band (toetsen aan de hand van het criterium van incompleetheid: “is de zaak incompleet zonder het onderdeel?” Indien ja; het is een bestanddeel van die zaak)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg uit waar art. 3:4 lid 2 BW op ziet

A

Art. 3:4 lid 2 BW: iets kan een bestanddeel zijn op basis van een hechte materiële band (criterium van afscheiding: “kan afscheiding plaatsvinden zonder substantiële schade toe te brengen aan de zaak of aan het bestanddeel?” Indien nee; het is een bestanddeel van die zaak)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 4 voorbeelden van vermogensrechten die in het economisch verkeer een bepaalde waarde vertegenwoordigen

A

Vermogensrechten die in het economisch verkeer een bepaalde waarde vertegenwoordigen:
- Vorderingen
- Beperkte rechten
- Aandelen van BV’s óf NV’s
- Auteursrechten andere overige rechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het meest omvattende goederenrechtelijke recht?

A

Meest omvattende goederenrechtelijke recht is eigendomsrecht (art. 5:1 BW)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar of niet waar: je kan eigendomsrecht op alle goederen hebben

A

Waar: je kan eigendomsrecht op alle goederen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar staat wat registergoederen zijn? Noem 5 voorbeelden van registergoederen

A

Registergoederen (art. 3:10 BW) zijn:
- Alle onroerende zaken (art. 3:89 BW)
- Zee-/binnenschepen (art. 8:199 BW + art. 8:790 BW)
- Luchtvaartuigen (art. 8:1306 BW)
- Aandelen in registergoed (art. 3:96 BW)
- Beperkte rechten op registergoed (art. 3:98 BW)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly