H8 Flashcards

1
Q

Welke twee typen besluitvorming zijn er?

A

Geprogrammeerde–>standaard op routine situaties.

niet geprogrammeerde–>niet routine situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Als het gaat om niet geprogrammeerde besluitvorming zijn er theoretische stappen die doorlopen kunnen worden. Echter is dit in de praktijk vaak niet toepasbaar. We lopen tegen Bounded rationality aan. Wat houdt dit in? Wat is het tegenovergestelde?

A

Cognitieve beperkingen waar mensen tegenaanlopen bij besluitvorming. Complete rationality.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de availability bias?

A

availability bias: besluit nemen op informatie die beschikbaar is op dat moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een belangrijk aspect bij niet geprogrameerde besluitvorming is creativiteit. Waarom is dat zo? Welke vier factoren van belangrijk?

A

Het is wat ons onderscheid van computers, jouw meerwaarde zit in je creativiteit.

  • vloeiendheid: aantal unieke ideeen
  • originaliteit: zeldzaamheid van ideeen
  • flexibiliteit: gebruik van verschillende cognitieve categorieen–>
  • volharding–>meer nadenken leidt tot grotere kansen om op ideeen te komen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Volgens Amabile bestaat creativiteit binnen organisaties uit drie componenten: Welke zijn dit?

A
  • expertise
  • creativiteits-relevante processen–>flexibele en fantasierijke benadering van problemen.
  • motivatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke factoren zijn van invloed op het creatieve proces van het bedenken van een nieuw product volgens Im, Montoya en Workman?

A

Wanneer er onderlinge samenhang en identificatie met de organisatie leiden tot meer betekenisvolheid van het product–>meer competitief voordeel product.

Formaliteit van het planningsproces (regels, etc) leidt tot minder innovativiteit van het product.

meer innovativiteit—>meer competitief voordeel product.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een satisficing decision?

A

Oplossing die het meest acceptabele resultaat geeft in plaats van het optimale.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de anchoring and adjustment bias?

A

anchoring bias: Te veel waarde hechten aan eerst beschikbare informatie en latere informatie over het hoofd zien. VB iemand ziet een broek van 150 euro met 25% korting. Wat blijft hangen is de korting terwijl de consument misschien veel minder wilde uitgeven dan 150 euro.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de representivity bias?

A

representivity bias: gebruik maken van prototypen en stereotypen. VB je hebt vooroordelen gebaseerd op ervaring dat iemand die netjes gekleed is serieuzer is dan iemand die slonzig gekleed is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de common-information bias?

A

Te veel nadruk leggen op informatie die de meerderheid beweerd en te weinig op de informatie die de minderheid beweerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de confirmation bias?

A

De neiging om informatie te zoeken die onze ideeen bevestigen en tegen informatie in de wind slaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de Ease-of-recall bias?

A

de neiging om te veel waarde te hechten aan informatie uit het geheugen bij het maken van een beslissing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de Hindsight bias?

A

Hindsight bias zorgt ervoor dat gebeurtenissen achteraf voorspelbaarder leken dan ze op dat moment waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de projection bias?

A

Het weigeren te geloven dat anderen net zo denken, voelen en reageren als jij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de sunk cost bias?

A

De beslissing om door te gaan met een onwijze investering, wegens geinvesteerde tijd, moeite en geld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de framing error?

A

De neiging om sommige aspecten van een situatie te belichten om een probleem op te lossen terwijl andere aspecten genegeerd worden. VB: Bedrijf 2000 medewerkers heeft 2% turnover (verloop)—> positive framing bias: dit is laag ten opzicht van het totaal. —->negative framing bias: dit zijn 40 mensen hoe kan dit?

17
Q

Wat is de lack of participation error?

A

De neiging om sommige (belangrijke) mensen buiten het beslissing proces te laten.

18
Q

Wat is de randomness error?

A

Het idee kans gerelateerde situaties te voorspellen aan de hand van valse informatie of bijgeloof.

19
Q

Een organisatie kan op verschillende manieren innoveren zoals: product, proces, organisatie structuur, mensen, exploitative en verkennend. definieer menselijke, exploitative en verkennende innovaties.

A
  • menselijke: bevat veranderingen in overtuigingen en gedrag van medewerkers.
  • exploitative: verbeteren en opnieuw gebruiken van bestaande producten en processen. Denk aan airbnb.
  • verkennende: focust op risico nemen, radicaal denken en experimenteren.
20
Q

Een gebrek aan verkennende innovatie kan leiden tot organizational cultural lag. Wat wordt hiermee bedoeld?

A

Het onvermogen van organisaties om bij te blijven met nieuwe innovatieve trends.