H7 Doorbraak van het nieuwe denken Flashcards

Boek P.C. Oele

1
Q

Kenmerken van de doorbraak van ‘het nieuwe denken’

A

In de middeleeuwen draait heel het leven van de mens om de kerk, het levensgevoel is memento mori.

Het Thominisme (Thomas van Aquino) is de algemene basis van het denken in de middeleeuwen:

  • Denken en zijn zijn op elkaar afgestemd
  • Objectieve kennis van het zijn wordt
    verkregen door algemene begrippen te abstraheren uit de afzonderlijke dingen
  • Het zijn wordt opgevat als van redelijke orde, het denken wordt gezien als een spiegelend vermogen
  • Langs de weg van de sluitrede vindt men God
  • De waarheid wordt gevonden langs twee wegen:
    1) De realistische wetenschapsleer van Aristoteles (kentheorie)
    2) Door overlevering en openbaring (het geloof, hiernamaals)

De wetenschap is ondergeschikt aan de theologie. God heeft de centrale plaats in de middeleeuwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn belangrijke kenmerken van deze ‘nieuwe tijd’? (1450-1600)

A

Er vindt een verandering van levensgevoel plaats.

De oorzaken hiervan zijn:
1) uitvinding van de boekdrukkunst,
2) het ontdekken van nieuwe werelddelen,
3) een sterker wordend nationaal besef,
4) spanningen binnen de kerk, groeiende afkeer tegen het scholastische denken.

De gevolgen hiervan zijn:
1) Onderzoeken: men wil de natuur in al zijn aspecten onderzoeken.
2) Veel zelfvertrouwen. Carpe diem wordt het motto.
3) Alles wat overgeleverd is wordt met kritische ogen bekeken.
4) Het door de kerk beheerste leven wordt teruggedrongen. Hierbij wordt ook gebroken met het gezag van de Schrift.
5 Humanisme, de renaissance en de reformatie. Het nieuwe religieuze thema is dat van natuur en vrijheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar staat de stroming van het Humanisme voor in de nieuwe tijd? (1450-1600)

A

1) De hele klassieke oudheid (de Griekse en Romeinse cultuur) wordt gezien als het ideaal dat nagevolgd moet worden om de beschaving op hoger peil te brengen

2) Aanvankelijk niet vijandig tegenover het christendom (Erasmus). Latere humanisten hebben zich helemaal van het christendom losgemaakt, de natuur wordt verheerlijkt en neemt de plaats van genade in

3) Heeft een literair en pedagogisch karakter
 Cusanus: elk mens is een bijzonder individu, een ‘tweede God.’ Pantheïsme, wiskundige benadering. Geleerde onwetendheid. Neoplatonisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar staat de stroming van renaissance voor in de nieuwe tijd? (1450-1600)

A

1) Cultuurperiode op de grens van ME en nieuwe tijd.

2) Staat voor vernieuwing, wedergeboorte (zelfontdekking, zelfbevestiging, jezelf ontwikkelen tot een universeel mens) van de mens zelf.

3) Uitdrukking van heen nieuw levensgevoel.

4) Breekt met het gezag van de kerk en Gods Woord.

5) Religieus grondmotief door gebruik christelijke woorden.

6) Ook het hedonisme ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn kenmerken van de renaissance?

A

Kenmerken:
1) Ze zoekt naar schoonheid (literatuur, kunstschilders, beeldhouwers, architecten) Denk aan Leonardo da Vinci bijv.

2) Esthetisch en religieus van aard

3) Afkeer scholastiek

4) Er wordt een andere invulling gegeven aan christelijke thema’s:
- Zonde is niet het ontrouw zijn tegenover God maar het zich stellen onder het gezag van anderen en de kerk
- In plaats van de verlossing in Christus moet de mens op eigen benen staan en handelen naar eigen inzicht.
- De verloste mens is autonoom

5) De mens zal groot worden in de beheersing van de natuur en in de genieting van de rijkdommen van de aarde

Homo universalis (veelzijdige ontwikkelde mens).

6) De klassieke filosofie gaat de geesten weer beheersen, met name Plato. Waar de kerk de heidense filosofie aanpaste aan haar leer neemt de renaissance haar ongewijzigd over.

Renaissance blijft kleine beweging, alleen voor rijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De Renaissance neemt het volgende van de Stoa over:

A

1) Niet alleen de mens en de wereld zijn stoffelijk, God is ook stoffelijk.

2) God bestaat uit de hogere stof. De fijne stof (adem) die alles doortrekt.

3) Op deze manier is de mens ook als het ware van God doortrokken. De mens draagt iets goddelijks.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Reactie op Renaissance en de Stoa (als eerste fase van de secularisatie van Europa)

A
  • Reactie 1: Deze pantheistische zedenleer geeft aanleiding tot een hoogstaand zedelijk leven! Door zo zedelijk te leven krijgt de mens is steeds grotere mate deel aan God. Hierdoor wordt de middeleeuwse gedachte dat de mens door de vloek getroffen is en dat verlossing nodig is door Christus compleet verdrongen.
  • Reactie 2: als de mens niet onder de vloek van zonde ligt maar als het ware al volmaakt is leidt dit tot het volledig genieten van de wereld. Mensen die nergens voor terugdeinzen
  • Reactie 3: als de natuur doorstraald wordt door God moet dit ook tot uitdrukking komen in de weergave van de natuur in kunst. Gevolg > natuurtaferelen zijn gelijkwaardig aan heilige taferelen. Kunst wordt enorm belangrijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wie was Cusanus? (nieuwe tijd 1450-1600)

A

1) Geboren in 1401, hij heeft de grondmotieven de renaissance verwoord.

Hij zegt:
- Elk mens is een bijzonder individu, ze weerspiegelt op een heel speciale manier het hele universum (holle spiegels laten de werkelijkheid steeds anders zien)

  • Elk mens is een samentrekking van het heelal, een wereldje in het klein, een microkosmos
  • De grote kosmos (macrokosmos) is een strikte harmonie en is volgens wiskundige principes geschapen
  • Alle tegenstellingen in de wereld vallen samen in God. Hij omvat alles en overstijgt alles
  • God is onkenbaar en overstijgt de geest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wie was Bruno? (nieuwe tijd 1450-1600)

A
  • Geboren in 1548, sterft in 1600 op de brandstapel. Hij is een volger van Cusanus.

Hij stelt het volgende:
- Hij belijdt openlijk het pantheïsme. Het heelal is bezield en vol levenskracht. God is de diepere eenheid van dit bezielde universum

  • Bruno neemt de microkosmos en macrokosmos van Cusanus over. Hij verbindt dit echter met de theorie van de monaden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat was de theorie van de monaden (van Bruno) ?

A

Monade: allerkleinste, ondeelbare en onveranderlijke eenheid in de werkelijkheid.

  • Afzonderlijke dingen bestaan uit combinaties van monaden.
  • Elk gebeuren wordt bepaald door wisselwerking tussen monaden
  • God is de allerhoogste en allesomvattende monade
  • God en het heelal vallen samen, daarom moet God gezocht worden in de wetmatigheid van het heelal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarnaar streeft De Reformatie?

A

Streeft evenals renaissance naar totale vernieuwing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kenmerkt de Reformatie?

A

1) Gods Woord als hoogste norm voor het leven, er is geen plaats voor natuurlijke religie

2) Het herstel van de ware religie

3) Sola fide, sola scriptura en sola gratia

4) Christocentrisch: Christus centraal.

4) De mens is niet bij machte door te dringen in de goddelijke dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Schema overeenkomsten en verschillen Reformatie - Renaissance

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat was de boodschap en leer van de reformator Maarten Luther?

A

1) Vergeving van zonde is alleen mogelijk door genade, berouw, bekering en geloof. Verkregen op verdiensten van Christus. (Hij is dus tegen aflaten)

2) Verwerpt de opvatting dat de mens door goede werken zalig kan worden

3) Verwerpt de hiërarchie van de paus en de leer dat de Kerk zaligheid kan schenken

4) Verwerpt transsubstantiatieleer

5) De kerkelijke traditie die als aanvulling moet dienen op de Bijbelse openbaring

6) Alles moet buigen voor het gezag van de Schrift!

7) Dus ook de vrije wetenschap > daarom hebben Luther en Melanchton de Duitse universiteiten gereorganiseerd

8) Hij keert zich tegen de autonoom geachte menselijke rede.

9) Rede is in goddelijke zaken stekeblind

10) Verwoordde zijn inzichten in 95 stellingen, nadruk op persoonlijk geloof in Jezus Christus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat was de boodschap en leer van de reformator Johannes Calvijn?

A

1) Calvijn is gevormd door het humanisme, daarom heeft hij dus ook een afkeer van de scholastiek. (De scholastiek leerde een dualisme tussen de natuur en genade.)

2) De menselijke rede is door de zonde aangetast maar is nog tot grote dingen in staat. Dit leidde ertoe dat zonde en genade alleen een rol gingen spelen op het gebied van de bovennatuur en niet op dat van de natuur. Hiertegen verzette Calvijn zich. Hij zei dat de gehele natuurlijke levenssfeer door de zonde is aangetast. ‘De rede is zo blind als een mol’.

3) De werkelijkheid kan dankzij het verlossingswerk van Christus weer herstel vinden.

4) Soevereiniteit van God,

5) openbaringstheologie,

6) Afkeer scholastiek.

7) De schepping is kunstwerk dat wijst naar de Schepper.

8) Calvijn verwerpt het pantheïsme.

9) Sticht een universiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beschrijf de opkomst van de natuurwetenschap.

A

1) Het middeleeuwse wereldbeeld is zeer statisch. De middeleeuwers kunnen zich goed vinden in de door Aristoteles gegeven classificatie van vele plant- en diersoorten: mineralen diep in de aarde, planten geworteld in de aarde, de lagere dieren in of op het oppervlak (wormen en slangen), de hogere dieren (zoogdieren en vogels) en tot slot de mens die door zijn opgerichte houding boven alles uitsteekt.

2) De natuur is het terrein van de wetenschap,

3) De theologie houdt zich bezig met de bovennatuur. Alles wat over de natuur te zeggen is wordt overgenomen van de Grieken, de natuur wordt niet zozeer zelf onderzocht.

4) De opkomst van de natuurwetenschap: draagt bij tot ontwikkeling filosofie.

17
Q

Wie was Copernicus?

A

1) Een typische renaissancefiguur die aanzet heeft gegeven tot nieuwe inzichten betreffende het wereldbeeld.

2) Hij studeert wiskunde, wijsbegeert, rechten, geneeskunde, astronomie, sterrenkunde enz.

18
Q

Wat stelde Copernicus als voorloper van de natuurwetenschap?

A

1) Copernicus wijst het oude wereldbeeld (geocentrisch, aarde is het middelpunt van het heelal) af.

2) Hij stelt daar tegenover het heliocentrische wereldbeeld (de zon is het middelpunt van het heelal, de aarde en planeten draaien daar omheen). Copernicus heeft deze informatie gevonden in oude geschriften. In feite is het dus een terugkeer naar een oude traditie.

3) De denkbeelden van Copernicus zijn onvoldoende gefundeerd. Toch begint hier de natuurwetenschappelijke omwenteling, waar Kepler en Galilei op verder bouwen.

19
Q

Hoe droeg de Reformatie bij aan de Natuurwetenschap?

A

1) De reformatie heeft een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de opkomst van de natuurwetenschap. De reden hiervoor is de herontdekking van het Woord en de herleving van het scheppingsgeloof.

2) De juistheid ten aanzien van de natuur kan alleen via de experimentele methode verkregen worden. Het onderzoek van de natuur moet genormeerd zijn aan het Woord van God.

3) Het humanisme en de renaissance kiezen voor een verzelfstandigde vrije wetenschap waarin de autonome mens de leiding heeft. Er hoeft niets genormeerd te zijn aan het Woord van God. Later gaan het humanisme en de renaissance de wetenschap beheersen.

20
Q

Wie was Kepler?

A

Wetenschapper in de ‘nieuwe tijd’

Hij stelde het volgende:

1) - De banen van de planeten hebben de vorm van een ellips

2) Hij introduceert een mechanische visie op de kosmos. God bestuurt haar niet, nee, ijzeren natuurwetten doen dat! De kosmos wordt gezien als een groot uurwerk dat loopt als een klok. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor het geloof! Zo kan er een situatie ontstaan waardoor de natuurwetten verzelfstandigd worden.

21
Q

Wie was Gelilei?

A

Wetenschapper in de ‘nieuwe tijd’

Hij stelde het volgende:

1) Het maanoppervlak wordt gevormd door bergen en dalen

2) Hij ontdekt planeten

3) Wiskundige formules, wetmatigheden, voor de bewegingen van voorwerpen

4) Door zich openlijk uit te spreken voor het heliocentrische wereldbeeld komt Galilei in conflict met de RKK. Galilei verklaart dat machten en autoriteiten, inclusief de kerk, zich niet mogen bemoeien met wetenschappelijk onderzoek. Galilei wordt veroordeeld.

22
Q

Wie was Newton?

A

Natuurkundige.

Hij stelde het volgende:

Uit de wetten van Kepler leidt Newton zijn wet van de zwaartekracht af.

23
Q

De belangrijkste ontwikkeling van het nieuwe wereldbeeld in ‘de nieuwe tijd’ (1450-1600) zijn:

A

1) verwerping van het scherpe onderscheid tussen de onvolmaakte sfeer van het ondermaanse en de volmaakte hemelsferen en de verwerping van de centrale plaats van de aarde in het heelal

2) het inzicht ontstaat dat de materiele kosmos in termen van wiskundige formules verklaard kan worden. De kosmos gehoorzaamd de wetten. De mens beschikt nu over wetenschappelijke voorspelling. Het gevoel ontstaat dat de mens kan heersen over het heelal

3) Het geloof in God brokkelt af, de mens gaat zichzelf steeds meer zien als heer en meester van het heelal