H4 De Patristische periode Flashcards

Boek P.C. Oele

1
Q

Vier kenmerken van de Patristische periode

A
  1. Het christendom heeft een internationaal karakter.
    Eén en dezelfde God voor allen is voor het heidendom een onverteerbare gedachte.
  2. Het christendom is een religie voor zowel armen als rijken, het kent geen klassenverschillen.
    Dit was een grote tegenstelling op de klassenverschillen in de Griekse wereld.
  3. De verlossing komt helemaal en uitsluitend bij God vandaan.
    In de heidense religies wordt het heil verkregen door zelfverlossing. Van verlossing die van God uitgaat zonder enige verdiense van de mens en alleen uit genade wil het heidendom en de natuurlijke mens niet weten.
  4. Het christendom is exclusief.
    Het pretendeert de enige ware te zijn en duldt geen andere religies naast zich. Er is maar één waarheid. Het heidendom wil dit niet toegeven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat was de taak van de apologeten?

A

De apologeten stellen zich tot taak het christendom te verdedigen tegen de aanvallen van de heidenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem vier van de voornaamste apologeten

A

1) Aristides

2) Justinus Martyr (2e eeuw n. Chr.)

3) Athenagoras van Athene

4)Theofilus van Antiochië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat waren belangrijke punten die door de apologeten werden verdedigd?

A

1) Christenen zijn geen godloochenaars.
2) Christenen erkennen niet de goden van de Grieken en Romeinen maar geloven in de enige ware God.
3) Waar binnen het heidendom nauwelijks verschil tussen mensen en goden is accentueren de apologeten de transcendentie van God. Hij is de boven alles Verhevene.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat verdedigde Justinus?

A

Dat de christenen niet met een nieuwe leer komen, maar dat de christelijke leer juist ouder en daarom beter is dan de opvattingen van de Griekse filosofen. Justinus ziet de Logos als God Zelf Die Zich in de schepping openbaart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar ging Justinus mis met zijn filosofie?

A

Justinus’ fout is dat hij de algemene werking van de Logos niet voldoende onderscheidt van de bijzondere werking tot zaligheid.
Het gevolg hiervan is dat bij hem de verzoening van de mens met God door het kruis van Golgotha weliswaar wel aanwezig is, maar toch niet in het middelpunt staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe probeerden de apologeten de juistheid van het Christendom te bewijzen, en waar ging dat mis?

A

De apologeten probeerden de juistheid van het christendom met redelijke argumenten te bewijzen.
Zo hebben zij met rationele argumenten getracht de onsterfelijkheid van de ziel en de opstanding uit de doden aan te tonen. In het gebruik van deze methode schuilt echter een groot gevaar:

  1. Rationele factoren van de christelijke godsdienst worden eenzijdig op de voorgrond geplaatst.
  2. Het onbegrijpelijke, het wonder komt op de achtergrond.
  3. Het principiële verschil tussen heidendom en christendom vervaagt omdat het logisch gehalte van beide met elkaar vergeleken wordt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het Gnostisisme?

A

Het gnosticisme is een poging om het christendom met het heidendom te verzoenen door beide in één groot systeem te passen.

Het geloof tot kennis te verheffen.

De gnostieken verbinden christelijke ideeën met heidense mythen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenmerken Gnosticisme

A
  1. Dualisme, scherpe tegenstelling tussen goed en kwaad;
    a. Goed: rijk van het licht, van de geest
    b. Kwaad: rijk van de duisternis, de materie
    Het kwaad zit hierin dat de ziel zich verbindt met de materie, die het eerste kwaad is, onze geboorte is dus ons grootste euvel! Eigenlijk zouden we er niet moeten zijn, de schepping is tegelijk een val.
  2. Bij de verlossing moet de ziel losgemaakt worden uit de boeien van de materie. Daarbij is de hulp van Christus nodig. Bij de verlossing moet de mens Zijn voorbeeld volgen en Zijn boodschap aannemen om dan in de weg van de ascese de materie te overwinnen.
  3. De God van het OT is niet dezelfde God als de God van het NT.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem twee apologeten (kerkvaders) die het Gnosticisme bestreden

A

Irenaeus en Tertullianus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat leerde Irenaeus?

A

Helder leert hij dat de materie door God geschapen is en dat de God van het OT en het NT dezelfde is.

Jammer is dat hij op de geschiedenis van het OT soms een allegorische exegese toepast waardoor hij in principe de methode van zijn tegenstanders overneemt.

Hij stelt dat het menselijk verstand maar beperkt is en dat de gnostieken zich moeten bezinnen op de zwakheid van beperktheid van hun denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wie was, en wat leerde Tertullianus?

A

Wordt in Carthago uit heidense ouders geboren, een tijd lang is hij advocaat in Rome. Rond 195 wordt hij christen en keert naar Afrika terug.

Volgens hem heeft God de wereld geschapen en is de zonde niet inherent aan de materie.

Volgens hem staan wetenschap en geloof, natuurlijke rede en bijzondere openbaring vijandig tegenover elkaar.

Van een compromis wil hij niet weten. Bekende uitspraak: ‘Wat heeft theologie met de filosofie, wat heeft Jeruzalem met Athene, wat heeft de kerk met de academie, wat heeft de christen met de ketter te maken!’

Volgens Tertullianus heeft de eenvoudige gelovige een veel betere levens en wereldbeschouwing dan de geleerde heiden.

Hij maakt van het Latijn de kerktaal en creëert veel dogmatische termen.

Tertullianus heeft echter nauwelijks oog voor de algemene genade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat was de bekende uitspraak van Tertillianus tégen het Gnosticisme (en de Filosofie)?

A

Filosofie is de moeder van alle ketterijen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem kenmerken van de Alexandrijnse school

A

In Alexandrië is in de hellenistische tijd een internationaal centrum.

3 religies botsen:
- Joodse
- Heidense
- Christelijke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem drie Alexandrijnse scholen

A

Er zijn drie scholen:

1) Hellenistische school (Plato)

2) De school van Philo (overbrugging kloof jodendom en heidendom)

3) Christelijke wijsgerige school (Alexandrijnse school, Clemens en Origenes) Deze Alexandrijnse school heeft echter stoïsche en philonische elementen opgenomen. Dat heeft de filosofie onzuiver gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem twee bekende leraren van de Alexandrijnse christelijke wijsgerige school

A

Clemens en Origenes

17
Q

Wie was Origenes en wat leerde hij?

A

1) Wijsgerige en docent op de Alexandrijnse school.

2) Hij verheft echter de kennis zo eenzijdig ten koste van het geloof, dat de kennis geheel over het geloof gaat heersen.

3) Hij stelt dat het geloof goed is voor eenvoudige en onontwikkelde mensen, de meer ontwikkelden hebben aan het geloof niet genoeg. Met hun verstand en wijsheid moeten zij doordringen tot de diepere inhoud van de Schrift en nieuwe waarheden ontdekken. Hierbij gebruik makend van de allegorische methode. Hierin is Origenes een volgeling van Philo.

18
Q

Welke drie betekenissen heeft de Bijbel volgens Origenes?

A

Volgens Origenes heeft de Schrift drie betekenissen:
1. Historisch-letterlijk (onontwikkelde mensen)
2. Zedelijk (ethiek, prediking)
3. Speculatief (theologen en wijsgeren)

Origenes ziet Christus meer als Voorbeeld en Leraar dan als Hogepriester die de zijnen met Zijn enige offerande verlost heeft.