H5 Bloeitijd van de Patristische periode Flashcards
Boek P.C. Oele
Wie waren de Griekse Patres?
De Griekse Patres (= kerkvaders) zijn beïnvloed door Plato en Origenes.
De belangrijkste denkers onder de Patres zijn:
1) Eusebius
- (allegorische methode net zoals Origenes),
- hij roemt Plato,
- verdedigt christendom tegen heidense aanvallen,
- ziet duidelijk de dwaasheid van de Griekse denkers maar toch ligt er volgens hem waarheid en wijsheid in opgesloten
2) De Grote Cappadociers en Gregorius van Nyssa
- (allegorische methode net zoals Origenes), -
- bezig met de verhouding tussen geloven en weten.
- denkt het bestaan van God te kunnen bewijzen
- de stroom van Griekse patristische filosofie is verzand!
Noem drie belangrijke Latijnse Patres?
1) Hilarius van Poitiers (verzet zich fel tegen Arius)
2) Ambrosius van Milaan (christelijke ethiek geschreven, beetje stoïsch gekleurd, schepping in zes dagen)
3) Augustinus ((manicheïsme (dualisme goed en kwaad), scepticisme academie, neoplatonisme, door preken Ambrosius –> christen. )
Wie was de Patres (kerkvader) Augustinus?
1) In 354 in Thagaste geboren, christelijke moeder, heidense vader.
2) Jeugd een wild leven. Gaat van het manicheïsme naar het neoplatonisme en Plato. Dan belandt hij in Milaan en komt in aanraking met Ambrosius. Komt daaronder tot bekering.
3) Hij strijd tegen de manicheeërs, Pelagius (voorgezien geloof, verkiezing berust op daden van de mens) en de donatisten (alleen heiligen in de kerk).
4) Augustinus heeft veel achting voor platonici als Plotinus en nog enkele anderen, volgens hem zijn ze dicht bij het christendom gekomen. Volgens hem hebben volgelingen van Plato het vaderland van verre gezien maar de weg daarheen niet bewandeld. Om dit te doen is ootmoed nodig en dat ontbrak.
Wat leerde Augustinus over de weg naar de waarheid?
Volgens Augustinus onderzochten de heidense filosofen vooral de elementen van deze wereld en niet God, door Wie de wereld geschapen is.
Augustinus zoekt de waarheid maar wil die ook vinden, hij wil God hebben.
Om tot kennis van de waarheid te komen moet men volgens Augustinus tot zichzelf inkeren. Zelfkennis is dus belangrijk!
Belangrijke uitspraak: ‘als ik dwaal, dan besta ik’. Op deze manier wordt voor hem de zekerheid van het zelfbewustzijn het uitganspunt voor zijn kenleer.
In het zelfbewustzijn van de mens is geen bron of criterium te vinden om God en de wereld te leren kennen. Om tot deze kennis te komen moeten we buiten de mens zoeken. We moeten naar de Bijbel toe. Alleen in Uw licht zien wij het licht!
Augustinus gaat steeds uit van het Woord van God. De norm van de waarheid ligt boven de menselijke rede!
Wat leerde Augustinus over het wezen van God?
Tegenover het veelgodendom van de heidenen stelt Augustinus dat er slechts één God is.
God is voor ons nooit volledig te kennen.
Wij kunnen slechts in beperkte vormen en in menselijke woorden, bij wijze van analogie, over Hem spreken.
Omdat God het hoogste Zijn is, komt Hem alleen de onvergankelijkheid toe. Het schepsel, dat een lagere graad van zijn heeft, is vergankelijk.
Wat leerde Augustinus over de schepping?
De schepping
De kosmos is geschapen, ze is niet van eeuwige materie.
De kosmos is veranderlijk omdat ze niet uit Gods wezen is voortgekomen.
God draagt deze wereld. God is in elk deel van de kosmos permanent aanwezig.
Hij is niet alleen transcendent maar ook immanent.
De materie is goed want ze is uit Gods hand voortgekomen.
Wat leerde Augustinus over de oorsprong van het kwaad én over zonde en genade?
De oorsprong van het kwaad ligt in de wereld van de geest. De mens bestaat uit lichaam en ziel. In de mens vloeien de twee werelden door elkaar.
Het oorzaak van het kwaad ligt in de wil van de schepselen, in de hoogmoed van de engelen en van de mens die God ongehoorzaam waren.
Zonde en genade: De oorsprong van de zondeval in de hoogmoed. Eigen verantwoordelijkheid <-> raad van God. Predestinatie.
Wat leerde Augustinus over de ziel?
Augustinus kent de ziel drie basiskrachten toe:
- Memoria (geheugen, voorstellingswereld) Kennis opgeborgen en bewaard
- Intellectus (het verstand) Dingen worden begrepen
- Voluntas (de wil) Het wezen van de mens
Het Griekse en het Joods-christelijke denken: vier verschillen.
1) God en de wereld: in christelijk denken geen plaats voor: vorm en stof (aristoteles), eeuwige materie (plato), oerbeginsel, pantheïsme.
2) Geschiedenis: geschiedenis is lineair en niet cyclisch. In de gs zie je hoe God met Zijn volk heeft gehandeld.
3) Kennen: voor de Griek is de hoogste vorm van kennen theoria. Jood: ervaringskennis/schouwen.
4) Antropologie:
Plato: dualistische mensbeschouwing. <-> Jood: leven wordt concreet.
Griek: leven is een kunstwerk.<-> geen plaats voor ideaalbeeld.
Griek: kwaad is een tekort en komt door navolging. <-> Jood: ongehoorzaamheid aan God.
Griek: tweedeling zintuigelijke waarneming en waarneming van denken. <-> Jood: tweedeling Schepper en Schepsel.
Schema Griekse, versus Joodse denken: