H6 Logical positivism: The Formal, the Factual, and the Fictional Flashcards
Schets een korte biografie van de Wiener Kreis. Beperk u daarbij tot historische feiten, de inhoud van hun ideeën komt later nog aan de orde. Geef antwoord op de volgende vragen.
Wat was de Wiener Kreis en wanneer was deze van belang?
Noem de belangrijkste mensen en beschrijf kort hun rol binnen de Wiener Kreis.
Beperk u daarbij niet tot de vaste leden maar wijs ook op de belangrijkste inspiratoren.
Vindt u op basis van de informatie uit het boek dat er echt sprake was van een hechte groep?
De Wiener Kreis was een discussiegroep die ontstond aan het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw. De groep, die oorspronkelijk de Schlick-Kreis heette, vernoemd naar de leider van de groep, kwam wekelijks bijeen aan de Universiteit van Wenen om wetenschapsfilosofische problemen te bespreken. In beginsel waren hun discussies besloten, maar rond 1928 trad de groep naar buiten.
Een van de belangrijkste leden van de groep was voorzitter Moritz Schlick (1882-1936). Het manifest van de groep, de Wissenschaftliche Weltauffassung (Carnap, Hahn, & Neurath, 1929), werd dan ook aan hem opgedragen. De hoofdauteurs van dit manifest waren Rudolf Carnap (1891-1970), Hans Hahn (1879-1934) en Otto Neurath (1882-1945). Naast deze vier heren waren ook Herbert Feigl (1902-1988), Friedrich Waismann (1896-1959) en Philipp Frank (1884-1966) vaste leden van de groep. Twee andere belangrijke namen zijn Ludwig Wittgenstein (1889-1951) en Ernst Mach (1838-1916). Beiden waren zeer bepalend voor de opvattingen van de Kreis. Met name Wittgenstein nam, op verzoek van Schlick, incidenteel deel aan hun bijeenkomsten. Zijn bijdragen bestonden daarbij vooral uit filosofische monologen waarover, uit consideratie met zijn uiterst gevoelige aard, niet gediscussieerd werd. Mach was oorspronkelijk de supervisor van Schlick aan de Weense universiteit en oefende langs die weg veel invloed uit op de opvattingen van de groep.
Je kunt je afvragen of de Wiener Kreis wel zo’n hechte groep was. Opvallend is bijvoorbeeld dat de belangrijkste inspiratoren van de groep helemaal geen lid waren. Ook bestond de groep slechts kort. In het begin van de jaren dertig organiseerde zij enkele congressen en publiceerde zij haar ideeën, maar al in 1934 was het merendeel van de leden verhuisd naar Praag of onder de druk van het opkomende nazisme gevlucht naar de Verenigde Staten Tegen die tijd waren de meningsverschillen in de groep bovendien al zo hoog opgelopen – denk aan het schisma dat Neurath veroorzaakte – dat er nauwelijks nog sprake was van een groep. De moord op Schlick in 1936 zette definitief een streep onder hun bestaan.
De Wiener Kreis had een zeer concreet doel. Om dat doel te bereiken baseerden zij zich sterk op de opvattingen van Comte. De opvattingen van Wittgenstein en Mach kunt u in deze opdracht buiten beschouwing laten, die komen in de volgende opdrachten aan bod. Het gaat om de lijn van de Wiener Kreis zelf.
- Wat was dat primaire doel van de Wiener Kreis en hoe meende deze dat doel te bereiken?
Besteed in uw antwoord aandacht aan het principe van demarcatie en geef aan op welke opvattingen van Comte men zich in dezen baseerde.
Maak duidelijk hoe de Wiener Kreis op dit punt een aanvulling is op Comte.
Het doel van de Wiener Kreis was om voor eens en voor altijd duidelijk te krijgen wat wetenschappelijke kennis was. Vooral de scheiding tussen wetenschap en metafysica was voor hen van belang. Zij wilden de wetenschap zuiveren van alle vormen van metafysica. Hiertoe zochten zij naar een criterium dat duidelijk kon maken welke opvattingen wetenschappelijk waren en welke niet. Voor het eerst in de geschiedenis werd dus structureel gezocht naar een demarcatiecriterium: een algemeen geldend criterium waarmee ‘echte’, wetenschappelijke kennis kon worden gescheiden van metafysica, bijgeloof en alledaagse opvattingen van ongestudeerde leken.
De kern van dat criterium vond de Wiener Kreis in het werk van Comte. Met hem deelde zij de sterke voorkeur voor de exacte wetenschappen en een afkeer van alomvattende filosofische systemen. Comte schreef weliswaar nog niet expliciet over demarcatie, maar hij had wel duidelijke opvattingen over wat wetenschappelijke kennis was. Diens positivisme met een sterke nadruk op empirische feiten bood volgens de Wiener Kreis een basis om tot objectieve, wetenschappelijke kennis te komen. In de vorige studietaak zagen we dat het vooral de praktische waarde was die volgens Comte de wetenschappelijkheid van kennis bepaalde. Als een theorie concrete voorspellingen doet, dan kunnen die gebruikt worden om de wereld hanteerbaar te maken en naar wens aan te passen.
Volgens de Wiener Kreis was dit echter niet voldoende. Voorspellingen doen is één, maar die voorspellingen moeten ook uitkomen. De wetenschappelijkheid van een theorie blijkt dus niet uit het doen van voorspellingen. De astrologie doet immers ook voorspellingen, maar dat maakt haar nog niet tot een wetenschap. Die voorspelling moet ook geverifieerd worden, dat wil zeggen: hij moet vergeleken worden met de waarheid, en daarbij moet blijken dat de voorspelling klopt. Een theorie is dus wetenschappelijke zodra haar voorspellingen geverifieerd zijn. Bij het logisch positivisme verschuift het demarcatiecriterium dus van voorspelling naar verificatie.
Wittgenstein probeerde met zijn Tractatus Logico-Philosophicus orde op zaken te stellen in de wetenschap. In een poging om alle onwetenschappelijke uitspraken te vermijden, stelde hij dat er slechts twee typen uitspraken mogelijk zijn in de wetenschap.
- Welke twee typen uitspraken zijn dat? Geef een korte beschrijving van beide aan de hand van een voorbeeld.
Op basis van deze scheiding verduidelijkte Wittgenstein tevens de rolverdeling tussen filosofie en wetenschap. Leg die rolverdeling uit aan de hand van hetzelfde voorbeeld.
Volgens Wittgenstein zijn in de wetenschap uitsluitend formele en feitelijke uitspraken mogelijk. De formele uitspraken zijn altijd tautologisch en dus a priori waar of onwaar. Een voorbeeld zou kunnen zijn: ‘de bal is rond’. Er is geen observatie nodig om zo’n uitspraak te verifiëren, want de waarheid ligt besloten in de definitie: een bal is immers altijd rond. Als hij dat niet was, was het ook geen bal.
Feitelijke uitspraken zijn wel een weerspiegeling van de werkelijkheid. De waarheid van feitelijke uitspraken kan uitsluitend vastgesteld worden op basis van observatie. Daarmee is namelijk te controleren of zij een juiste weerspiegeling van de feitelijke werkelijkheid zijn. Een voorbeeld zou kunnen zijn: ‘de bal is wit’. Of de bal wit is zullen we immers moeten verifiëren. Als daarbij blijkt dat de bal niet wit is, maar zwart, dan is het nog steeds een bal.
Op basis van dit onderscheid verdeelde Wittgenstein de taken tussen de filosoof en de wetenschapper. De formele uitspraken zijn het gereedschap van de filosoof. De feitelijke uitspraken zijn van de wetenschapper. Het is de taak van de filosoof om met zijn analytisch gereedschap theorieën te beoordelen op hun logische consistentie, om schendingen van de logica aan te tonen, om onduidelijke stellingen op te helderen. De uitspraak ‘alle vierkante ballen zijn wit’ kan bijvoorbeeld door de filosoof als inconsistent bestempeld worden, omdat deze niet overeenkomt met de formele uitspraak ‘alle ballen zijn rond’.
De filosoof mag echter nooit zeggen dat deze uitspraak niet waar is omdat er ook zwarte ballen zijn. Zijn analytisch gereedschap betreft immers nooit de empirische realiteit, enkel de logische consistentie van theorieën. De filosoof kan de genoemde theorie dus enkel corrigeren naar ‘alle ballen zijn wit’, waarmee het een feitelijk uitspraak wordt. De verificatie daarvan moet worden overgelaten aan de wetenschapper, wiens taak het vervolgens is om vast te stellen of alle ballen inderdaad wit zijn.
Haal in herinnering dat ook Kant probeerde dergelijke scheidingen aan te brengen tussen verschillende typen uitspraken. Kant noemde een dergelijke uitspraak zelf een ‘Urteil’, wat letterlijk vertaald ‘oordeel’ betekent.
- Hoe hangen de systemen van Kant en Wittgenstein samen?
Besteed in de beantwoording expliciet aandacht aan zowel formele, logische uitspraken als aan feitelijke uitspraken.
Welke van Kants typen uitspraken houdt Wittgenstein buiten beschouwing en waarom?
Wat voor gevolgen heeft dit voor de hermeneutiek en de metafysica?
Kant combineerde het onderscheid tussen analytische en synthetische oordelen met het onderscheid tussen a priori en a posteriori oordelen, en kwam zodoende uit op vier typen: analytisch a priori, synthetisch a priori, analytisch a posteriori en synthetisch a posteriori. Van deze vier typen zijn er twee onbetwistbaar gebleken en het zijn precies deze twee die Wittgenstein centraal stelt in de wetenschap. De analytische oordelen a priori zijn gelijk aan zijn formele uitspraken en vormen dus het logische gereedschap van de filosoof. De synthetische oordelen a posteriori zijn de feitelijke uitspraken van de wetenschapper.
Van de andere twee had Kant al laten zien dat het analytische oordeel a posteriori logisch onmogelijk was. Volgens Hume gold dat ook voor de synthetische oordelen a priori, maar dat werd door Kant bestreden. Deze onenigheid lost Wittgenstein op door te stellen dat dergelijke oordelen weliswaar mogelijk zijn, maar verworpen dienen te worden omdat zij geen inhoud bevatten. Synthetische oordelen a priori zijn volgens hem speculatieve, subjectieve bespiegelingen over de werkelijkheid. Het betreft hier geen filosofie of wetenschap, maar metafysica, die noch empirisch te toetsen is (want a priori), noch logisch te toetsen (want synthetisch).
Het is belangrijk om in te zien dat Wittgenstein hiermee de rol van de filosofie behoorlijk verandert. Voorafgaand aan de twintigste eeuw, leverde de filosofie inzicht in de werkelijkheid. Volgens Wittgenstein is dat echter de taak van de wetenschap. De filosofie houdt zich uitsluitend bezig met de controle van theorieën op hun logische consistentie. Wat de filosoof volgens Wittgenstein niet behoort te doen is de diepere betekenis van zaken achterhalen door erover te speculeren. Hiermee verwerpt Wittgenstein dus de metafysica in het algemeen, maar in het bijzonder ook de hermeneutiek. Daarin worden immers speculatieve bespiegelingen gegeven over de betekenis van de wereld, iets wat in het systeem van Wittgenstein niet geoorloofd is.
Bekijk deze tekening goed, probeer te begrijpen wat u ziet en beschrijf waarom deze tekening zo’n goed voorbeeld is van Machs opvatting over wetenschap.
Mach ontwierp specifiek gereedschap om wetenschap te bedrijven op de manier die hij voorstelde. Benoem dit gereedschap en leg kort uit hoe dat volgens hem gebruikt moest worden om tot een theorie te komen.
Mach wilde dat de wetenschap zich alleen bezighield met ruwe zintuiglijke indrukken. Alle interpretatie van die gegevens achteraf moest worden vermeden. De getoonde tekening is een afbeelding van Mach zelf, zittend in een kamer, naast een boekenkast. Het is een goed voorbeeld van zijn standpunt omdat de afbeelding zo veel mogelijk is ontdaan van interpretatie. Het is een directe weergave van Machs ruwe indruk op zijn linkeroog. Je ziet onderin de bovenkant van zijn snor, daarboven de zijkant van zijn neuspunt en boven in beeld de boog van zijn wenkbrauw. Binnen dat kader van zijn oogkas zie je vervolgens een ongecorrigeerde indruk van het voor hem zichtbare deel van de kamer en zijn lichaam. Gek genoeg ziet daardoor het perspectief er vertekend uit, maar dat is enkel omdat we gewend zijn aan het perspectief na onze interpretatie van de wereld, in plaats van het perspectief zoals we dat ruw ervaren.
Om zulke ruwe, zintuiglijke ervaringen te vangen, ontwierp Mach het principe van ‘protocol sentences’. Dit waren zo kort mogelijke frasen waarmee ruwe, ongeïnterpreteerde ervaringen direct konden worden beschreven. Omdat deze protocol sentences volgens Mach een directe afspiegeling waren van de werkelijkheid, waren zij ook direct verifieerbaar. Sterker nog, die verificatie is in wezen helemaal niet meer nodig: volgens Mach zijn dergelijke protocol sentences direct gegeven in het bewustzijn van de observator, waardoor de verificatie al gebeurd is op het moment van de directe waarneming.
Wanneer de wetenschapper op deze manier de wereld om zich heen exact beschreef in directe protocol sentences van onafhankelijke fenomenen, dan betrof het volgens Mach onfeilbare beschrijvingen die alleen nog maar bij elkaar opgeteld hoefden te worden tot een theorie over de werkelijkheid die met absolute zekerheid waar was.
Het grootste wapenfeit van de Wiener Kreis is dat ze de opvattingen van Wittgenstein en Mach tot één geheel gesmeed hebben. Hierbij zijn de ideeën van Mach eigenlijk te beschouwen als een precisering van een aantal beweringen van Wittgenstein.
- Hoe hangen Machs protocol sentences samen met de opvattingen van Wittgenstein?
Als u dit samengestelde systeem van de Wiener Kreis vergelijkt met het methodologisch gereedschap van de hedendaagse wetenschapper, waaraan doet dit systeem u dan denken?
In het systeem van Wittgenstein was een duidelijke plaats ingeruimd voor de wetenschapper. Hij diende theorieën te verifiëren aan de realiteit. Hoe dit precies diende te gebeuren maakte hij echter niet duidelijk. De Wiener Kreis maakte gebruik van de opvattingen van Mach om dit te verduidelijken. Theorieën worden door de filosoof met zijn analytisch gereedschap zover afgebroken dat zij uitkomen op eenduidige, enkelvoudige voorspellingen. Deze herleiding van een algemene theorie tot enkelvoudige voorspellingen noemen we ook wel deductie. Het resultaat van deze deductie moet een voorspelling zijn die zo basaal is dat zij direct vergeleken kan worden met de ruwe ervaring.
Vervolgens kan de wetenschapper de werkelijkheid observeren en deze uitdrukken in een protocol sentence. Als de theorie klopt, en de filosoof zijn werk goed gedaan heeft, dan moet deze protocol sentence exact overeenkomen met de uit de theorie afgeleide voorspelling. In dit vergelijk vindt de verificatie plaats. Het resultaat van die verificatie kan vervolgens weer door de filosoof opgenomen worden en met zijn logisch-analytisch gereedschap bewerkt worden tot een complexe theorie over de wereld. Dit proces waarbij we uit eenvoudige waarnemingen een algemene theorie afleiden heet ook wel inductie.
Hiermee is de cirkel rond en kan de filosoof uit de al dan niet gewijzigde theorie weer nieuwe voorspellingen gaan afleiden. In feite ontwierp de Wiener Kreis met deze combinatie van de opvattingen van Mach en Wittgenstein de basis van de wetenschappelijke methode zoals we die nu nog steeds gebruiken. Het systeem zoals weergeven in de figuur vertoont erg veel overeenkomsten met de empirische cyclus die bepalend is voor de opzet van alle wetenschappelijk onderzoek.
In het systeem van de Wiener Kreis was de verificatie van stellingen aan de hand van de empirie de kern van het wetenschappelijk proces. Over de aard van die empirische verificatie werden de leden het echter uiteindelijk niet eens. Oorspronkelijk lag die in de protocol sentences van Mach. Omdat die letterlijk raakten aan de werkelijkheid, leverden die een objectieve toets aan de werkelijkheid. Otto Neurath, zelf lid van de Kreis, bekritiseerde deze stelling.
- Hoe luidde zijn kritiek op de verificatie door middel van protocol sentences?
Wat was het alternatief dat hij te bieden had?
Betrek in uw antwoord de begrippen objectief, subjectief en intersubjectief.
Volgens Otto Neurath (1882-1945) waren protocol sentences weliswaar direct gegeven in de ervaring, maar alleen aan de observator. Het kan dus voor mij wel duidelijk zijn dat een protocol sentence overeenkomt met de werkelijkheid, maar verder blijft dat voor iedereen verborgen. Als ik zeg ‘ik zie een rode bal’ dan kan een ander dat wel bevestigen, maar we weten nooit zeker of die ander ook echt een rode bal ziet. Misschien ziet die ander wel een groene bal, die hij vervolgens rood noemt omdat we nu eenmaal hebben afgesproken een dergelijke ervaring ‘rood’ te noemen.
Het verificatieprincipe van de Wiener Kreis is dus in feite een subjectieve, private aangelegenheid die zich in het hoofd van de observator afspeelt, terwijl de Kreis nou juist op zoek was naar een objectieve toets van uitspraken aan de werkelijkheid. Deze was echter, zo stelde Neurath, principieel onmogelijk. Er moest gezocht worden naar een andere route om te ontsnappen aan het subjectieve oordeel van de observator. Het alternatief dat Neurath bood was intersubjectiviteit.
Volgens hem was de enige manier om onze kennis te verifiëren, door er onderling overeenstemming over te bereiken. We kunnen onze kennisuitspraken niet toetsen aan de werkelijkheid, maar wel aan elkanders uitspraken. Daarom diende de taal van de wetenschap volledig gezuiverd te worden van alle zintuiglijke uitspraken. Protocol sentences mochten dus geen enkele betrekking meer hebben op fenomenen zoals die zich aan ons voordoen, maar uitsluitend nog op fysieke objecten. Een wetenschapper mag dus niet zeggen ‘deze bal is rood’, hij mag uitsluitend met een lichtmeter constateren ‘dat de lichtgolf die van de bal afkomt en frequentie heeft van 650 nanometer’. Deze verschuiving van protocol sentences in fenomenale termen naar uitspraken in termen die uitsluitend nog slaan op fysieke eigenschappen, wordt zeer toepasselijk ook wel aangeduid als fysicalisme.
Het standpunt van Otto Neurath had behoorlijk wat gevolgen voor de Wiener Kreis, zozeer zelfs dat dit een scheuring veroorzaakte in de groep. De scheuring ging primair over het principe van demarcatie.
- Wat was het oorspronkelijke demarcatieprincipe van de Wiener Kreis?
Hoe veranderde dit demarcatieprincipe door het standpunt van Neurath?
Hoe reageerde voorzitter Schlick op deze verandering?
Oorspronkelijk had de Wiener Kreis, op basis van het werk van Mach, de opvatting dat verificatie van uitspraken aan de hand van de werkelijkheid mogelijk was. Daarom stelden zij, in lijn met de opvattingen van Wittgenstein, dat een scherp onderscheid tussen wetenschap en pseudowetenschap te maken was op basis van verificatie. Alleen uitspraken die empirisch geverifieerd waren, behoorden tot de wetenschap. Neurath maakte echter duidelijk dat zekere kennis door objectieve, empirische verificatie helemaal niet mogelijk was. Die verificatie vindt immers plaats in het hoofd van de observator en is dus subjectief. Zijn alternatief was dat we alleen nog uitspraken kunnen doen over fysische kenmerken van objecten.
Deze verschuiving van een subjectieve, fenomenale beschrijving naar een fysische, objectieve beschrijving maakte wetenschap tot een bouwsel waaraan gezamenlijk gewerkt kon worden. Hiermee verschoof echter ook het demarcatieprincipe. Echte wetenschap wordt nu niet meer gekenmerkt door de (veronderstelde) objectieve toets aan de werkelijkheid, maar door een intersubjectieve vergelijking van uitspraken van verschillende wetenschappers. Waarheid moet dus niet gezocht worden in de correspondentie tussen uitspraken en objectieve feiten, maar in de intersubjectieve coherentie tussen uitspraken van verschillende wetenschappers.
Het probleem met Neuraths standpunt is, zo stelde Schlick, dat het hiermee weer onmogelijk wordt om tot zekere kennis te komen. De Wiener Kreis had zekerheid gezocht in de directe verificatie. Uitgaande van het fysicalistisch standpunt van Neurath, is die zekere basis echter onmogelijk en is de enige maatstaf de onderlinge coherentie tussen uitspraken. Ondanks haar pogingen om de subjectieve interpretaties van de hermeneutiek uit de wetenschap te bannen, kwam de Wiener Kreis dus tot de conclusie dat een objectieve toets aan de realiteit onmogelijk is. Zij zochten naar zekerheden waarover alle observatoren het eens konden worden, maar kwamen tot de conclusie dat het een van tweeën was: of je hebt een zekere maar subjectieve toets aan de werkelijkheid, of een intersubjectieve overeenstemming waarvan je nooit zeker weet of deze correspondeert met de werkelijkheid.