H6 Flashcards

1
Q

Verschil exothermisch en exergonisch

A

Exotherm betekent dat warmte een product is van de reactie.Exergonisch betekent dat de reactie spontaan is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Metastabiele toestand

A

Een stof verkeert in een evenwicht die niet volledig stabiel is, extra energie kan dit evenwicht verstoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Opties versnelling biologische reacties

A

-Concentratie verhoging
-Temperatuur verhoging (niet mogelijk bij de mens)
-Katalysatoren (enzymen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Effect enzyme evenwichttoestand

A

Geen, een enzyme helpt de reactie beide kanten op en heeft dus geen effect op het evenwicht. Toch verwijst de naam vaak naar één richting (lactase)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vorming actieve site

A

Kan spontaan door inherente vorming peptideketen of door toevoeging cofactoren en andere dingetjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Induced fit

A

Conformatie van actieve site gewijzigd door binding substraat. Enzyme blijft van vorm veranderen waardoor substraat uiteindelijk in de transitietoestand komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Transitietoestand

A

Niet het substraat of het product, maar heeft wel de hoogste vrije energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Effect metaal ion in enzyme

A

Kan andere enzymen aantrekken om enzyme te versterken/tot stand te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cofactoren

A

Metaalionen of co-enzymen -> zijn vaak kleine organische moleculen die gerecycled worden in de cel, vaak zwake associatie met enzym (cosubstraat), maar kan ook stevig verbonden zijn (prostetische groep)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Invloed pH op enzymen

A

-De lading van de zijketens van aminozuren in de actieve site
-De lading van het substraat
-De tertiaire structuur (indien extreme ΔpH)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Invloed ionische sterkte op enzymen

A

-Waterstofbruggen en ionische interacties in tertiaire structuur
-Waterstofbruggen en ionische interacties tussen substraat en actieve site

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Oxidoreductasen

A

Katalyseren redoxreacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Transferasen

A

Transfer van functionele groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hydrolasen

A

Verbreking van covalente binding door hydrolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lyasen

A

Verbreking van covalente binding (C-C, C-O of C-N, …) op een andere wijze dan hydrolyse of oxidatie; (de)hydratatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Isomerasen

A

Verplaatsing van een functionele groep binnen een molecule

17
Q

Ligasen

A

Vorming van een covalente binding met verbruik van ATP

18
Q

Translocasen

A

Transfer van ionen of moleculen doorheen of binnen membranen

19
Q

Enzymkinetica

A

Onderzoek dat zich bezighoudt met de reacties die gekatalyseerd worden door enzymen

20
Q

Onomkeerbare inhibitoren

A

Binden covalent aan het enzyme, veroorzaken permanent verlies van activiteit. Sommige onomkeerbare inhibitoren worden gebruikt als medicijn

21
Q

Omkeerbare inhibitoren

A

Binden aan het enzyme via niet-covalente interacties (kunnen gedissocieerd worden)

22
Q

Organofluorofosfaten

A

Reageren onomkeerbaar met een reactieve serine in chymotrypsine en acetylcholinesterase, onomkeerbare inhibitie van acetylcholinesterase heeft verlamming van vitale functies tot gevolg, kunnen gebruikt worden voor AZ onderzoek

23
Q

Aspirine (onomkeerbare inhibitor)

A

-Pijnstillend, koortswerend, bescherming tegen cardiovasculaire aandoeningen
-35.000 ton consumptie/ jaar wereldwijd
-Aspirine inhibeert enzyme nodig voor synthese van prostaglandines

24
Q

Penicilline (onomkeerbare inhibitor)

A

-Eerste antibioticum
-Inhibeert een enzyme essentieel voor de celwand
-Niet toxisch voor de mens (geen celwand)

25
Q

Competitieve inhibitie

A

-Inhibitor staat in competitie met substraat voor binding actieve site, ontbidt bij hogere concentratie substraat
-‘apparent’ neemt Km toe, maar Vmax blijft hetzelfde
-Geneesmiddelen zijn vaak substraatanalogen of transitietoestand analogen

26
Q

Zuiver niet-competitieve inhibitie

A

Inhibitor bindt aan zowel E als aan ES -> ‘apparent’ Vmax daalt

27
Q

Gemengd niet-competitieve inhibitie

A

Inhibitor bindt preferentieel aan E of aan ES, maar bindt nog steeds aan beiden

28
Q

Oncompetitieve inhibitie

A

Inhibitor bindt alleen aan ES

29
Q

Allosterische inhibitie

A

Door een complex te vormen met enzyme ontstaat een relatief lage affiniteit voor het substraat

30
Q

Allosterische activering

A

Door een complex te vormen met enzyme ontstaat een relatief hoge affiniteit voor het substraat

31
Q

Terugkoppelingsinhibitie

A

Een product later in de keten inhibeert een eerder enzyme (nooit product of substraat van geïnhibeerd enzyme)

32
Q

Opbouw allosterische enzymen

A

Vaak bestaande uit multi-eenheid met allosterische zijde en active site op verschillende eiwitketens

33
Q

Allosterische effectoren

A

Regelen enzymactiviteit door het stabiliseren van een actieve of een inactieve conformatie van het enzyme.

34
Q

Michaelis-Menten en allosterische enzymen

A

AE vertonen coöperativiteit, waardoor ze niet de Michaelis-Menten kinetica volgen. Coöperativiteit is ook van toepassing op niet-enzymen

35
Q

Positieve coöperativiteit

A

Een molecule kan een lage affiniteit hebben, maar wanneer ook maar een enkel substraat bindt, dan kunnen andere stoffen makkelijker binden (sigmoïdale kinetica)

36
Q

Kinase

A

Toevoegen van twee fosfaatgroepen door twee hydroxyl groepen te ontnemen dmv ATP, alleen bij suikers (fosforylatie)

37
Q

Fosfatase

A

Ontnemen twee fosfaat groepen voor hydroxyl groepen dmv water, alleen bij suikers (defosforylatie)

38
Q

Zymogeen

A

Pro-enzyme, wordt door verwerking een enzyme

39
Q

Ribozymen

A

-Spelen belangrijke rol bij katalyse peptidebindingen tijdens translatie (rRNA)
-Kunnen RNA polymerisatie katalyseren
-Kunnen hun eigen splicing katalyseren (niet in vertebraten)