H16.2 Flashcards
Nucleotiden per winding dubbele helix
10,5
Eiwit interactie dubbele helix
Binden aan een specifieke sequentie in de grote groeve
Waarom kunnen eiwitten wel grote groeves herkennen, maar niet kleine
In de grotere groeves zitten vier verschillende groepen, terwijl de kleine er twee heeft
Helix-turn-helix motif
Herkenningshelix bindt aan de sequentie in de grote groeve, tweede helix na de turn stabiliseert door hydrofobe interactie
Structuurvarianten DNA
B, D en Z
B-DNA
-Meest voorkomend
-Rechtsdraaiend
-10,5 basen/winding
-Major+minor groove
Z-DNA
-Z = zigzag van suiker-fosfaat ruggengraat
-Linksdraaiend
-12 basen/winding
-Langer en dunner dan B-DNA
A-DNA
-Korter en dikker dan B-DNA
-In feite de structuur van DNA-RNA en RNA-RNA dubbele helix
-Rechtsdraaiend
-11 basen/winding
-Basen staan in hoek
Ribose probleem B-DNA
Door het ontbreken van een OH-groep ontstaat een sterische hindering en is B-DNA niet meer de optimale vorm
B-DNA -> Z-DNA
Transiënte (tijdelijke) omzetting kan leiden tot genactivatie
Supercoiling
Oprollen/terugdraaien van DNA om te compacteren
Positive supercoil
Draaiing in dezelfde richting als de dubbele helix
Negative supercoil
Draaiing in tegengestelde richting als de dubbele helix
Coil circulaire DNA moleculen
Steeds negatief supercoiled in vivo
Coil lineair DNA
Hoofdzakelijk opgeslagen als negatieve supercoil
Effect ontbinding H-bruggen DNA
Negatieve en positieve supercoiling aan beide kanten
Topoisomerase I
Breekt enkele zijde van een dubbele helix om supercoil om te draaien
Topoisomerase II
Breekt beide zijden dubbele helix om supercoil om te draaien
Tm (smelttemperatuur)
De temperatuur waarbij de helft van dsDNA enkelstrengig is
Temperatuur renaturatie
-Spontaan bij verlaging temperatuur
-Gebruikt in biotechnologie met snuffelmolecule in bv FISH techniek
FISH
-Maak een probe met fluorescentie dat dsDNA is
-Denatureer het te onderzoeken DNA
-Laat het binden met de probe en voila
Probe bij FISH techniek
Kan dsDNA zijn, maar ook RNA
Hoe hoger (G+C)%, …
Hoe hoger de Tm, want strengen worden samengehouden dmv 3 H-bruggen ipv 2
Hoe groter het gehalte naburige G en C nucleotiden binnen een DNA streng, …
Hoe hoger de Tm door base stacking, wat het sterkst is bij G en C samen
Hoe hoger het gehalte nucleotiden dat een correte baseparing ondergaat tussen 2 DNA strengen, …
Hoe hoger de Tm
Aantal baseparen bacterieel DNA
4,6 miljoen in tegenstelling tot de 3 miljard bij menselijk DNA
Eigenschappen bacterieel chromosoom
-Negatief supercoiled
-Gebonden aan en gewikkeld rondom kleine basische eiwitten
-gevouwen in groot aantal lussen
Baseparen in loop negatieve supercoil bacterieel DNA
20.000
Nucleosoom
DNA + histonen
Histonen
Kleine basische eiwitten, het negatief geladen DNA bindt sterk aan de positief geladen histonen
Chromatine
DNA + eiwitten, volledig gecondenseerd chromatine is een chromosoom
Histonen/nucleosoom
8 histonen, wat leidt tot 146 baseparen