H10 Flashcards

1
Q

Cellulaire ademhaling

A

flow van elektronen, door/binnen een membraan, van gereduceerde co-enzymen naar externe elektronen acceptor, gewoonlijk gepaard met aanmaak van ATP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Basisstappen aerobe ademhaling (3)

A
  1. Oxidatie van brandstofmoleculen en reductie van co-enzymen
  2. Oxidatie van co-enzymen en reductie van O2 tot H2O via de elektronen transport keten
  3. ATP synthese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Basisstappen aerobe ademhaling (5)

A

1) Glycolyse (aeroob of anaeroob)
2) Pyruvaat in aerobe omstandigheden: oxidatie tot acetyl CoA
3) CAC: vorming van 2 CO2 (oxidatie)
4) Transfer van elektronen van gereduceerde co-enzymen naar O2, gekoppeld aan pompen van protonen naar de intermembranaire ruimte (elektronen transport keten)
5) Energie van de protonen gradiënt wordt gebruikt voor ATP synthese: oxidatieve fosforylatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dikte membraan mitochondriën

A

Buitenste membraan = 7nm
Binnenste membraan = 7nm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vrije diffusie grootte door porines

A

5000 Da

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vouwingen binnenste membraan

A

Cristae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Effect contact binnenste en buitenste membraan

A

Translocatie van eiwitten vanuit cytosol naar de matrix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cristae

A

-Vergroot oppervlak van binnenste membraan
-Intracristale ruimte voor accumulatie van protonen (beperkte toegang tot intermembranaire ruimte)
-Aantal cristae wordt bepaald door metabole activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Percentage mitochondriale eiwitten in cytosol gesynthetiseerd

A

Meer dan 95%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Citroenzuurcyclus stap 1

A

Vorming citraat uitgaande van oxaloacetaat (OA) en acetyl CoA met enzyme citraat synthase (transferase)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Citroenzuurcyclus stap 2

A

Isomerisatie citraat tot isocitraat met enzyme aconitase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Citroenzuurcyclus stap 3

A

Oxidatieve decarboxylatie van iso-citraat met enzyme isocitraat dehydrogenase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Citroenzuurcyclus stap 4

A

Oxidatieve decarboxylatie van α-ketoglutaraat met enzyme α-ketoglutaraat dehydrogenase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Citroenzuurcyclus stap 5

A

Energie van klieving van thio-ester binding van succinyl CoA wordt omgezet in fosfaat greop transfer potentieel met enzyme succinyl CoA synthetase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Citroenzuurcyclus stap 6

A

Regeneratie van oxaloacetaat in 3 opeenvolgende stappen: oxidatie, hydratatie, oxidatie met enzyme succinaat dehydrogenase, fumarase en malaat dehydrogenase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vijf soorten elektronen ‘carriers’

A

-Flavoproteïnen (FAD, e+p)
-Fe-S proteïnen (e)
-Cytochromen (E)
-Cu bevattende cytochromen (e)
-Co-enzyme (geen eiwit, e+p)

17
Q

Locatie elektronen ‘carriers’

A

Binnenste mitochondriale membraan

18
Q

Co-enzyme Q

A

Accepteert elektronen + protonen binnenkant binnenste membraan, geeft protonen aan de intermembranaire ruimte

19
Q

Standaard reductie potentiaal

A

Reflecteert de affiniteit voor elektronen van een elektronen ‘carrier’, kwantitatieve weergave

20
Q

Positieve waarde E0’

A

Geoxideerde vorm heeft hogere affiniteit voor elektronen dan H+

21
Q

Negatieve waarde E0’

A

Geoxideerde vorm heeft een lagere affiniteit voor elektronen dan H+

22
Q

Relatie ΔG0’ en ΔE0’

A

Als de een positief is, dan is den ander automatisch negatief

23
Q

Complex I

A

-NADH-coenzyme Q oxidoreductase
-1 FMN, 6-9 Fe-S centra
- 4 protonen per elektronenpaar

24
Q

Complex II

A

-Succinaat-coenzyme Q oxidoreductase
-1 FADH2, 3 Fe-S centra
-0 protonen per elektronenpaar

25
Q

Complex III

A

-Coenzyme Q-cytochroom c oxidoreductase
-2 cytochroom b, 1 cytochroom c1, 1 Fe-S centrum
-4 protonen per elektronenpaar

26
Q

Complex IV

A

-Cytochroom c oxidase
-1 cytochroom a, 1 cytochroom a3, 2 Cu centra
-2 protonen per elektronenpaar

27
Q

Respirasoom

A

Georganiseerd massief complex van het grootste deel van het ETS

28
Q

Opbouw respirasoom

A

Soort vlinder, ondervleugels zijn complex I, bovenvleugels complex IV, torso complex III en de kop Cyt c

29
Q

Aantal protonen nodig per ATP

A

3 à 4, afhankelijk van de ATP synthase

30
Q

ATP/NADH en ATP/FADH2

A

3 en 2 respectievelijk

31
Q

Polypetiden van F0

A

-a (1) protonen kanaal
-b2 (2) connectie met F1
-c (10) draaiende ring dat γ van F1 omdraait

32
Q

Polypeptiden

A

-α (3) verhoogt activiteit van β
-β (3) katalytische site voor ATP synthese
-δ (1) verankerd α3β3 ring aan stator steel van F0
-γ (1) draait om energie van F0 naar F1 te brengen
-ε (1) verankerd γ aan c10 ring van F0

33
Q

Reële rendement probleem ETS

A

-NADH shuttle systeem
-Energie van protonen gradiënt wordt niet alleen gebruikt voor ATP synthese
-Soms ‘lekt’ binnenste membraan protonen