H16.1 Flashcards

1
Q

Protease

A

Enzyme dat eiwitten breekt, met name de peptidebindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

RNAase

A

Breekt RNA fosfodiester bindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Transformatie

A

Proces waarbij een bacterie DNA opneemt uit de omgeving en daarmee zijn eigen structuur aanpast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lyseren

A

Een bacterie laten openbarsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stappen lytische cyclus

A

1.Aanhechting van faag aan membraan
2.Injectie faag DNA in cel en afbreking host DNA, eiwitten van de faag worden gemaakt door de cel
3.Opbouw van nieuwe fagen
4.Nieuwe fagen verlaten de cel dmv lysis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verschil lysogene en lytische cyclus

A

Bij lysogeen wordt de bacteriecel een fabriek voor fagen zonder dat lysis optreedt en bacterie blijft zichzelf ook vermenigvuldigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Retrovirussen

A

Virussen die reverse transcriptase tot expressie brengt en gebruikt als matrijs voor DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Levenscyclus retrovirus

A

1.Viraal omhulsel fuseert met membraan
2.RNA-afhankelijke DNA polymerase
3.RNAse H activiteit en DNA-afhankelijk DNA polymerase
4.Viraal integrase
5.Transcriptie van virus eiwitten
6.Viraal RNA fungeert als mRNA: translatie - synthese van virale eiwitten
7.Viraal RNA fungeert als genoom: RNA wordt verpakt met virale eiwitten
8.Vorming van infectieuze viruspartikels, virussen komen vrij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

RNA tumorvirussen

A

Veroorzaken kanker:
1.Aanwezigheid van een kanker-veroorzakend gen in viraal genoom
2.Integratie van de provirus in het DNA van de gastheer waardoor een cellulair proto-oncogen geconverteerd wordt in een oncogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Purine

A

A en G

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Pyrimidine

A

C en T

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly