H5 Sterke kanten benadering en H13 kernkwaliteiten Flashcards

1
Q

Zelfconcordantie-
model (Sheldon en
Elliot)

A

Het nastreven van doelen die zelfgedetermineerd zijn, hebben een positief effect op het functioneren.
- Het leidt tot meer inzet en succes (positief effect op doorzettingsvermogen en leidt tot meer voldoening)
- Als het doel wordt bereikt, levert het meer op (draagt sterker bij aan welbevinden)
- kortom: hoe hoger de zelfconcordantie → hoe duurzamer de inzet → hoe meer doelrealisatie → groter welbevinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Onderzoek naar
individuele effecten
SKB

A
  • Linley: Mensen die meer gebruik maken van hun sterke kanten scoren hoger op zelfvertrouwen, ervaren competentie, het realiseren van doelen en welbevinden.
  • Seligman: gebruik van je sterkte kanten geeft na oefening hogere score op welbevinden en lagere op depressie
  • Rechter: feed-forwardgesprek: functioneringsgesprek waarin een medewerker samen met zijn leidinggevende succesvol uitgevoerde taken en werkzaamheden analyseert en o.b.v. daarvan doelstellingen voor de komende periode formuleert (hogere score op zelfvertrouwen en bereidheid om zich in te zetten)
  • Onderzoek werkaanpassing aan sterke kanten: zorgt voor meer bevlogenheid.
  • Een sterkekanteninterventie leidt tot meer persoonlijke ontwikkeling. Aandacht voor sterke kanten zorgt bij studenten voor een hogere score op het ervaren van competentie, intrinsieke motivatie en bereidheid om zich in te zetten voor andere leerdoelen. Voorwaarde: studenten moeten voldoende autonomie ervaren om hun eigen leerdoelen na te streven. Er moet ruimte worden geboden voor zelfsturing.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onderzoek naar
groepseffecten SKB

A
  • Mensen lijken hun unieke kennis niet vaak te delen, maar juist de kennis die hun collega’s ook hebben om te laten zien dat ze deskundig zijn en om geaccepteerd te worden. Voorafgaand aan het gezamenlijke oplossen van een probleem reflecteren op ieders sterke kanten zorgde voor beter prestatie doordat de leden zich meer geaccepteerd voelde en daardoor meer unieke informatie deelden
  • Quinlan: onderzoek naar schoolkinderen waarbij de interventie zowel leerlingen en leraren leerde hoe ze sterke kanten in zichzelf en anderen kunnen herkennen en werden ze aangemoedigd hun sterke kanten vaker te gebruiken. Gevolg: meer gevoel van verbondenheid en autonomie.
  • Louis: onderzoek naar de effectiviteit van studiebegeleiding waarbij hoger scoorde op ervaren controle, zelfvertrouwen en intrinsieke motivatie (autonomie).
  • Cable: onderzoek naar best-self activations in een adviesorganisatie (interventies waarbij de sterke punten van deelnemers worden bekrachtigd). Dit type interventie versterkte autonomie en verbondenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nog onderzoek SKB
nodig naar.

A

Het onderzoek naar de SKB staat nog in de kinderschoenen. Toekomstig onderzoek:
- Zal meer licht moeten werpen op het relatieve belang van elk van de 3 psychologische basisbehoeften in de werkzaamheid van de SKB.
- Naar positieve effecten studierendament of werkprestatie
- Zal moeten worden gedaan naar de effecten op lange termijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Meetinstrument
sterke kanten

A

Er is voor het identificeren van persoonlijke kwaliteiten nog geen algemeen geaccepteerd classificatiesysteem. 4 methoden die sterke kanten identificeren:
1. VIA Character Strenghts (Peterson en Seligman). Universeel classificatiesysteem van menselijke deugden. Definitie persoonlijke kwaliteiten: manier van denken, voelen en handelen die leidt tot excellentie en optimaal functioneren. VIA survey geeft persoonlijke rangorde van persoonlijke kwaliteiten
2. CliftonStrenghts Assessment (Clifton en Buckingham). Resultaat van de zoektocht naar bronnen van succesvol en excellent functioneren in onderwijs- en werksituaties. Maakt onderscheid tussen latente (talents) en manifeste kwaliteiten (strenghts)
3. StrenghtsProfile (Linley). Ook onderscheid tussen latente en manifeste kwaliteiten, maar latent betekent hier ongerealiseerde sterke kanten en manifest betekent gerealiseerde sterke kanten. 2 criteria voor sterke kant: competentie en energie. Sterke kant is dus iets waar men zowel goed in is als energie van krijgt.
4. Talentwijzer (Hiemstra). Ook onderscheid tussen latente en manifeste kwaliteiten, maar latent betekent hier talenten/persoonlijke kwaliteiten en manifest betekent persoonlijke kerncompetenties/sterke kanten. Ontwikkeld voor het beroepsonderwijs en gebaseerd op het AB5C-model (een op big- five gebaseerd taxonomie van persoonlijkheidseigenschappen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Talents vs strenghts
(CliftonStrenghts
Assessment)

A

Talent: een natuurlijk terugkerend gedragspatroon dat op productieve wijze kan worden aangewend (ruwe grondstoffen die zich kunnen ontwikkelen tot manifeste sterke kanten bij leren/oefenen).
Strenght: vermogen om consistent op excellent niveau te presteren op een

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Persoonlijke
kwaliteiten vs –
kerncompetenties
(Talentwijzer)

A

Persoonlijke kwaliteiten: positieve eigenschappen die relevant zijn in studie- en werksituaties. Worden dus gezien als positieve persoonlijkheidseigenschappen.
Persoonlijke kerncompetenties: bekwaamheden waarin iemand binnen zijn eigen mogelijkheden een zeer hoog niveau heeft bereikt. Zijn competenties (combinaties van kennis, vaardigheden en attitudes) waarin iemands persoonlijke kwaliteiten tot ontplooiing zijn gekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ontwikkelen van
persoonlijke
kwaliteiten tot
sterke kanten

A
  • Het is belangrijk om interventies niet te beperken tot identificeren van persoonlijke kwaliteiten, maar nadruk te leggen op gebruiken en ontwikkelen van deze kwaliteiten
  • Seligman: het positieve effect op welbevinden verdwijnt snel weer als de interventie zich beperkt tot het benoemen van persoonlijke kwaliteiten.
  • Louis: als je het beperkt tot het alleen maar benoemen van kernkwaliteiten dan kunnen mensen een zogenaamde entity mindset ontwikkelen: competentie zien als iets dat moeilijk te beïnvloeden is (je bent nu eenmaal ergens wel of niet goed in)
  • Als we ons richten op het gebruiken en ontwikkelen van kernkwaliteiten dan bevordert dit een incremental mindset: competentie zien als het resultaat van een leerproces, waar je beter in kunt worden door te oefenen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De talentenwijzer-
methode

A

Een ontwikkelingsgerichte sterkekantenaanpak met 5 opeenvolgende stappen:
1. Talenten benoemen. Invullen Talentenwijzertest (top 5 persoonlijke talenten)
2. Talenten beter leren kennen. De 5 persoonlijke kwaliteiten bespreken met bekenden en vragen of ze die talent bij hen herkennen.
3. Talenten effectief gebruiken. Analyseren wanneer ze hun kwaliteiten in het verleden succesvol gebruikt hebben en onderzoeken hoe inzetten.
4. Ontwikkelingsdoelen bepalen. In de vorm van een persoonlijke kerncompetentie (kennisgebied/vaardigheid waar de deelnemer in wil uitblinken). = kern van methode.
5. Talenten optimaal ontwikkelen. Concrete activiteiten bedenken en plannen. PEP opstellen (persoonlijk excellentieplan met persoonlijke kwaliteiten) hoe men het beste uit zichzelf wil halen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sterker in je kracht

A

Voor mensen met een chronische ziekte (iedereen die hulp nodig heeft m.b.t. zelfmanagement van een chronische aandoening). 3 stappen:
1. Informatie van huisarts (POH) over de aanpak
2. Sterke kanten inzetten bij omgaan met chronische ziekte
3. Concrete doelen leren stellen en vaardigheden om deze doelen te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 centrale
onderwerpen PP

A

Positieve ervaringen, positieve instituties en positieve eigenschappen. De PP benadrukt het nastreven van een beter leven door individuele positieve eigenschappen, waaronder kernkwaliteiten, te identificeren en te bevorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

24 kernkwaliteiten
in 6 categorieën

A
  1. Wijsheid en kennis: creativiteit, nieuwsgierigheid, kritisch denken, liefde voor leren, levenswijsheid.
  2. Moed: moed, doorzettingsvermogen, integriteit, vitaliteit
  3. Menselijkheid: liefde, vriendelijkheid, sociale intelligentie
  4. Rechtvaardigheid: teamwerk, eerlijkheid, leiderschap
  5. Gematigdheid: vergevingsgezindheid, bescheidenheid, voorzichtigheid, zelfregulering
  6. Transcendentie: waardering van schoonheid en uitblinken, dankbaarheid, hoop, humor, spiritualiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Classificatiesysteem
van Peterson en
Seligman

A

Er is een classificatiesysteem ontworpen die deugden en kernkwaliteiten identificeert. Het doel van dit classificatiesysteem was om een gemeenschappelijke taal te creëren om de positieve eigenschappen van mensen in kaart te brengen en om eensgezind te communiceren over kernkwaliteiten. Het classificatiesysteem van Peterson en Seligman is het meest bekende en onderscheid 3 niveaus
1. Deugden. De basis voor een leven dat gekenmerkt wordt door betekenisvolle relaties, bevredigend werk en levenstevredenheid. Deze dienen allemaal in bepaalde mate aanwezig te zijn voordat er gesproken wordt over een succesvol leven.
2. Kernkwaliteiten. Psychologische ingrediënten, processen of mechanismen die leiden naar de verschillende deugden (goed karakter = tenminste 1 of 2 kwaliteiten per deugdencategorie).
3. Situationele thema’s. Specifieke gewoonten die ertoe leiden dat mensen in bepaalde situaties hun kernkwaliteiten tonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Criteria
kernkwaliteiten
volgens Peterson
en Seligman.

A

Een kernkwaliteit:
- Wordt in verschillende culturen gezien als kernkwaliteit
- Draagt bij aan individuele voldoening, persoonlijke vervulling en geluk
- Wordt om zichzelf gewaardeerd, niet als middel om een bepaald doel te bereiken
- Wekt bewondering op en geen afgunst
- Heeft een duidelijke ‘negatieve’ tegenhanger
- Is een persoonlijke kwaliteit
- Is meetbaar
- Is te onderscheiden van andere karaktereigenschappen
- Is duidelijk aanwezig bij sommige personen
- Wordt door sommige kinderen al vroeg vertoond
- Ontbreekt volledig bij sommige personen
- Wordt bewust gecultiveerd door bepaalde maatschappelijke instellingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Signature strenghts

A
  • Kenmerkende kernkwaliteiten: de kernkwaliteiten die bovenaan staan in het unieke profiel van het individu. Ze vormen een belangrijk onderdeel van de identiteit.
  • Ieder mens heeft er 5 tot 7
  • Het gebruik ervan kan intrinsiek motiverend en bevredigend zijn en zorgen voor optimaal functioneren en floreren.
  • Uit onderzoek blijkt dat het stimuleren van ‘elke’ kernkwaliteit gunstig is, ook als deze niet kenmerkend is (individu onderneemt namelijk een positieve actie om zichzelf te verbeteren). Toch wordt er gesuggereerd dat het stimuleren van kenmerkende kernkwaliteiten op de lange termijn meer positieve uitkomsten zal hebben dan het stimuleren van minder kenmerkende kernkwaliteiten.
  • Verklaring: kenmerkende kernkwaliteiten geven energie en de uiting ervan is authentiek. Een minder aanwezige kernkwaliteit kan zorgen voor uitputting van energie en niet motiverend zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zijn kernkwaliteiten
aangeboren of
aangeleerd?

A

In bepaalde mate zijn ze erfelijk, maar ook omgevingsfactoren spelen een rol bij de ontwikkeling, waarbij unieke omgevingsfactoren de belangrijkste invloed hebben op de ontwikkeling van kernkwaliteiten. Door invloeden van de omgeving en levenservaringen kunnen bepaalde kernkwaliteiten zich dus verder ontwikkelen en anderen mogelijk op de achtergrond raken. Kanttekeningen
- Geen van de onderzoeken had een degelijke wetenschappelijke onderzoeksopzet
- Het blijft onduidelijk welke processen ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van kernkwaliteiten. Bv. doordat er vooral beschrijvende instrumenten zijn ontwikkeld en doordat de items verschillend geïnterpreteerd worden door individuen met verschillende culturele achtergronden.

17
Q

De culturele
context van
kernkwaliteiten

A
  • De culturele context heeft een groot effect op het identificeren en gebruiken van kernkwaliteiten. Het is daarom belangrijk om de culturele regels en normen in acht te nemen bij het classificeren van kernkwaliteiten.
  • Volgens Peterson en Seligman is er sprake van universaliteit tussen culturen wat betreft de deugden en kernkwaliteiten. Echter beperking onderzoek: deelname aan onderzoek vereiste internettoegang. In sommige landen heeft slechts een klein deel
    van de bevolking dit.
  • Andere onderzoekers: Er bestaan cultuurspecifieke nuances in hoe kernkwaliteiten worden begrepen en uitgedrukt. Kernkwaliteiten kunnen in alle culturen worden teruggevonden, maar het gebruik kan verschillen afhankelijk v/d culturele context (anders geïnterpreteerd of gewaardeerd). Er liggen ook Westerse ideologieën en vooronderstellingen aan ten grondslag, waardoor toepassing in niet-westerse culturen ter discussie kan worden gesteld.
18
Q

Levensloop-
perspectief op
kernkwaliteiten

A

Kernkwaliteiten zijn relatief stabiel over tijd, maar vertonen ook ontwikkeling
- Voor sommige kernkwaliteiten is cognitieve rijping nodig, daardoor latere ontwik.
- Kwaliteiten die niet gestimuleerd worden kunnen afzwakken, maar niet verdwijnen
- Kernkwaliteiten hangen samen met welbevinden per leeftijdsgroep. Voor alle leeftijdsgroepen: hoop, humor en levenslust. Voor 27-36 jaar: verbondenheid en betrokkenheid. Voor 37-46 jaar: gerelateerd aan familie en werk (liefde, leiderschap) en voor 47-57 jaar: gerelateerd aan omgeving (dankbaarheid, leergierigheid)
- De person-activity fit en de effectiviteit van interventies kan verhoogd worden als er rekening wordt gehouden met deze kenmerken per leeftijdsfase.

19
Q

Onderzoek naar
kernkwaliteiten

A

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat kernkwaliteitsinterventies leiden tot een toename in welbevinden. Focussen op kernkwaliteiten kan motiverend werken, een positief effect hebben op zelfvertrouwen, succesverwachtingen en veerkracht verhogen en daarnaast is het gelinkt aan positieve gevoelens.

20
Q

5-stappenplan voor
het ontwikkelen
van interventies in
organisaties
(Miglianico e.a.)

A
  1. Medewerkers vertrouwd maken met de kernkwaliteitenbenadering en de voorgestelde interventie.
  2. Identificeren v/d kernkwaliteiten v/d medewerker a.d.h.v. een psychometrisch instrument (VIA) en observeren welke activiteiten plezier en energie geven.
  3. Integreren v/d kernkwaliteiten in de eigen identiteit v/d medewerker.
  4. Actie ondernemen: Nagaan welke stappen genomen moeten worden om beter gebruik te maken v/d kernkwaliteiten en dan implementeren in het dagelijks leven.
  5. Evalueren van de resultaten (in termen van bewustzijn, gebruik ervan, behalen ervan en het algemeen welbevinden).
21
Q

4 basisprincipes
van interventies
kernkwaliteiten op
scholen

A
  1. Aanbieden van theoretische kennis
  2. Aanmoedigen van herkenning van kernkwaliteiten (bij het zelf en anderen)
  3. Aanmoedigen van het gebruik van kernkwaliteiten in verschillende situaties
  4. Aanmoedigen van reflectie over het eigen gebruik ervan en dat van anderen
    De interventies moeten aan worden geboden op 3 niveaus: Schoolniveau, Lerarenniveau, leerlingenniveau
    - De interventies leiden tot meer betrokkenheid en sociale cohesie in de klas, hoop, positief affect, verbondenheid en autonomie, welbevinden, sociale vaardigheden, academische prestaties en verminderd probleemgedrag. Kwaliteit onderzoek = matig
    - Vb schoolinterventie: Mindfulness-Based Strenghts Practice. Combinatie mind fulness en oefeningen omtrent identificatie, gebruik en ontwikkeling kwaliteiten.
    - Daarnaast wordt gesuggereerd dat kernkwaliteiteninterventies waarin ook andere positiefpsychologische componenten met elkaar gecombineerd worden tot betere resultaten leiden dan interventies die zich uitsluitend richten op kernkwaliteiten.
22
Q

Kernkwaliteit-
interventies in
zorginstellingen

A
  • Welbevinden en psychopathologie zijn twee aparte maar gerelateerde continua. Daarom moeten positieve interventies ingezet worden in de klinische context. Positief psychologische interventies kunnen welbevinden verbeteren en psychische stress verminderen bij licht depressieve patiënten, patiënten met depressieve- en psychotische stoornissen of kankerpatiënten.
  • Onderzoek: hoewel verschillende studies de effectiviteit van positief-psychologische interventies in klinische populaties hebben aangetoond, is het de vraag in hoeverre ze daadwerkelijk effectief/succesvol zijn. Auteurs concludeerden dat het positieve effect (het verhogen van geluk) van de interventie van Seligman niet te danken is aan de interventie zelf, maar eerder aan het aanbieden van een positieve activiteit. Ze vonden geen significant grotere reductie in depressie vergeleken met controlegroep.
  • Macuskill vindt dat er een tekort is aan hoogwaardige positief-psychologische interventies (ook bestuderen waarom relaties gunstig zijn voor de gezondheid en hoe ze kunnen worden bevorderd).
23
Q

Positive-activity-
model

A

Een overkoepelend raamwerk dat gebruikt kan worden om te beschrijven hoe en onder welke omstandigheden kernkwaliteitsinterventies werken. Volgens dit model zorgen interventies die positieve activiteiten stimuleren voor positieve emoties, positieve gedachten, positief gedrag en behoeftebevrediging en die leiden weer tot een hoger welbevinden. De mate waarin zulke activiteiten het welbevinden bevorderen wordt beïnvloed door 3 factoren:
1. Kenmerken van personen (motivatie en inspanning bijv.)
2. Kenmerken van positieve activiteiten (duur en variëteit)
3. De mate waarin personen en activiteiten op elkaar aansluiten (person-activity fit)

24
Q

Onderzoek naar
persoons-
kenmerken

A
  • Kernkwaliteiteninterventies gericht op de 5 kenmerkendste kwaliteiten zijn effectiever voor mensen die denken weinig kernkwaliteiten te hebben. Mensen die denken er veel te hebben zijn het meest gebaat bij interventies gericht op kwaliteiten waar ze laag op scoren.
  • Mensen met een minder vaak voorkomend profiel hebben baat bij identificatie omdat hun omgeving hun kwaliteiten minder gemakkelijk herkent.
  • Er is nog onderzoek nodig naar een breed scala van kenmerken zoals bv leeftijd
25
Q

Effecten
kernkwaliteiten-
interventie

A
  • Langer durende interventies zijn effectiever dan kortere
  • Sociale interventies werken mogelijk beter dan uitsluitend reflectieve (bv. de interventie ‘beschrijving van je beste zelf’ is effectiever wanneer uitgevoerd door een goede kennis i.p.v. door het individu zelf).
  • Doelrealisatie kan verhoogd worden door de deelnemers te informeren over het doel van een interventie.
  • Het medium van levering (online/face-to-face) en het type deelname (vrijwillig/verplicht) hebben geen invloed op de interventies
26
Q

3 typen
kernkwaliteiten
interventie

A
  1. Gericht op identificeren van kernkwaliteiten
  2. Gericht op identificeren en het gebruik bevorderen (meest gebruikt)
  3. Gericht op identificeren, gebruik bevorderen en de ontwikkeling van kwaliteiten.
    Seligman stelt dat type 2 effectiever is dan type 1, maar de meeste onderzoeken stellen dat beide typen interventies vergelijkbare resultaten opleveren (omdat identificatie automatisch kan leiden tot bevordering van gebruik, waardoor het dus geen apart werkingsmechanisme hoeft te zijn). Ghielen stelt dat type 3 beter kan worden ingezet dan type 2, omdat bij inzet van 2 een fixedmindset in de hand kan worden gewerkt door het definiëren van kernkwaliteiten als stabiele kenmerken. Type 3 beschouwd kernkwaliteiten als veranderlijke constructen en zorgt ervoor dat individuen zich bewust worden van hoe beste in kunnen zetten en impact van gebruik
27
Q

Praktische
implicaties
kernkwaliteit
interventies

A
  • Deelname aan online interventie is net zo effectief als aan duur trainingsprogramma
  • Belangrijk om deelnemers kennis te geven over het doel van een interventie en om te zorgen voor person-activity fit.
  • Het optimale gebruik van kernkwaliteiten bevindt zich op een continuüm van ondergebruik tot overmatig gebruik. De effectiviteit van interventies zal daarom variëren o.b.v. de mate waarin kernkwaliteiten worden gebruikt.
  • Het is belangrijk om met deze interventies een growth mindset te bevorderen door te benadrukken dat kernkwaliteiten veranderlijk kunnen zijn en mensen aan te moedigen deze te ontwikkelen.
  • Wat geleerd wordt tijdens een interventie moet makkelijk te vertalen zijn naar het dagelijks leven om het daar toe te kunnen passen, d.m.v. duidelijke trainingsdoelen.
28
Q

Kanttekeningen
interventies
kernkwaliteiten.

A
  • Veel onderzoeken maken gebruik van passieve of wachtlijstcontrolegroepen waardoor werkingsmechanismen niet volledig in kaart kunnen worden gebracht en niet duidelijk is of het effect v/d interventie toe te schrijven is aan common factors.
  • Toekomstige studies moeten zich richten op het vergelijken van verschillende interventies zodat onderzocht kan worden welke interventies het effectiefst zijn in specifieke contexten en bij specifieke doelgroepen.
29
Q

Ontwikkeling
wetenschappelijk
onderzoek naar
geluk

A
  • Geluk werd vanaf de jaren 60 thema van empirisch onderzoek en werd gemeten met antwoorden op vragen naar aspecten van subjectief welbevinden.
  • Er was een toenemende aandacht voor welzijn na de groei van de welvaart na WOII
  • Bezwaren tegen het onderzoek naar geluk: Inhoudelijke bedenkingen: geluk is ‘maar een idee’ en ook nog eens relatief subjectief. Methodische bedenkingen: mensen weten niet in welke mate ze gelukkig zijn. Daarom roepen ze maar wat en letten ze vooral op de wenselijkheid van antwoorden. Bedenkingen van economen: twijfelen over interpersoonlijke vergelijkbaarheid v geluk, iedereen heeft andere preferenties
  • Sinds weerlegging van deze bezwaren grote groei naar onderzoek van geluk
30
Q

Nut

A
  • Begrip ‘nut’ staat centraal in de economische wetenschap en vraag is hoe nut gemaximaliseerd kan worden.
  • Nut werd door economen opgevat als subjectief welbevinden. Later, door een behavioristische revolutie, werd nut afgeleid uit wat mensen doen (revealed preference): als iemand een auto koopt, is dat kennelijk nuttig voor hem (wat niet altijd het geval is want iemand kan ook foute preferenties hebben, bv. voor status. Er kan dan zero-sum game ontstaan, buurman koopt nog grotere auto enz.).
  • Psycholoog Kahneman deed vervolgens onderzoek naar terugkeer naar ervaren geluk met een meting van nut met utils, bijv. hoe prettig iemand zich in de auto voelt.