H20 Traumatische groei H22 Optimisme H24 WBT Flashcards
Welbevinden-
therapie
Gericht op het vergroten van het positief functioneren. Deze therapievorm kan welbevinden vergroten, maar alleen bij een specifieke groep mensen, namelijk mensen met een traumatische ervaring die daar succesvol voor zijn behandeld maar nog steeds een lage mate van welbevinden ervaren. De significante effecten zijn groot bij deze groep. Nog weinig onderzoek waardoor geen conclusies en praktijkimplicaties verbonden kunnen worden aan de resultaten.
Toepassingen
gericht op groei
moeten 5
elementen
bevatten (Tedeschi
en McNally)
1) Psycho-educatie over het trauma
2) Reguleren van emoties
3) Praten over schokkende gebeurtenis
4) Creëren van een nieuw coherent levensverhaal
5) Ontdekken van nieuwe levensprincipes en het vinden van nieuwe betekenis en doelen in het leven.
Aandachtspunten
traumatische groei
(Tedeschi en
Calhoun)
- Focus op groei mag niet ten koste gaan van empathie voor de pijn en het lijden.
- Betrokkene kan zich niet gehoord/erkend voelen en niet openstaan voor andere ervaringen als de focus te snel op groei/positieve aspecten ligt.
- Groei komt voort uit het omgaan met trauma, niet uit het trauma zelf.
- Trauma is niet noodzakelijk groei.
- Niet iedereen groeit na trauma en dat hoeft ook niet.
Definitie optimisme
De neiging om alles van de beste zijde te beschouwen.
Dispositioneel
optimisme
Optimisme is een gegeneraliseerde positieve uitkomstverwachting. Deze benadering is ingebed in de zelfregulatietheorie die stelt dat mensen hun gedrag organiseren o.b.v. wenselijke en haalbare doelen.. Deze theorie geeft een kader voor de manier waarop optimisten met doelen omgaan, zoals beter worden bij ziekte of toewerken naar persoonlijke groei. Optimisten hebben er meer vertrouwen in dat ze hun doelen zullen halen; ze kiezen daarbij gedrag dat bevorderlijk is voor het behalen van het doel en ze zetten vaker door om dit doel te bereiken
- Gemeten met de LOT (Life Orientation Test) en de LOT-R (Revised).
- Andere vragenlijsten om optimisme te meten: 4Q (Vier-itemvragenlijst) en een subschaal van de SSWO (Schaal voor Subjectief Welzijn van Oudere patiënten)
Attributiestijl-
benadering
Ziet optimisme als een specifieke attributiestijl, gekenmerkt door de manier waarop iemand gebeurtenissen verklaart (explanatory style optimism). Deze benadering berust op de aanname dat toekomstige verwachtingen gebaseerd zijn op attributies die worden toegekend aan gebeurtenissen uit het verleden. Mensen met een pessimistische verklaringsstijl schrijven hun problemen toe aan permanente, interne en universele oorzaken, terwijl mensen met een optimistische verklaringsstijl hun tegenslagen toeschrijven aan tijdelijke, externe en specifieke, situationele factoren. Kan worden gemeten met de ASQ (Attributional Style Questionnaire).
Overeenkomst en
verschillen
attributiestijl en
dispositioneel
optimisme
- Overeenkomst: Ze benadrukken beide dat verwachtingen iemands handelingen en ervaringen bepalen.
- Verschil: Ligt vooral in wat er gemeten wordt: attributies die leiden tot de verwachtingen of de verwachtingen zelf.
Wat bepaald
optimisme of
pessimisme
- Genetische factoren: Dispositioneel optimisme is voor 25% genetisch en optimistische attributiestijl is zelfs nog meer genetisch.
- Omgevingsfactoren: kindertijd is cruciaal. Succes- en faalervaringen tijdens de jeugd en reactie van ouders en leeftijdsgenoten kunnen bijdragen aan dispositioneel
optimisme (ook hechting, affectieve relaties en trauma). - Bij attributiestijl zijn negatieve levenservaringen van belang. Misbruik en conflictsituaties leiden tot een pessimistische attributiestijl en ook de manier waarop ouders gebeurtenissen verklaren.
Onderzoek naar
optimisme en
fysieke gezondheid
- Hogere optimismescore voorspellen langere levensduur (effect van optimisme op cardiovasculaire sterfte).
- Optimisme blijkt bij patiënten met borstkanker de afname van een bepaald type immuuncellen tijdens stress tegen te gaan (natural-killer-cellen).
- Bij patiënten met eierstokkanker bleek optimisme samen te hangen met de afname van kankerantigenen na chemotherapie. Kritiek: Resultaten inconsistent ziektebeloop is niet gemeten. Effecten zijn klein en gelden meer voor donkere vrouwen dan blank
- De invloed van optimisme op herstel na een hartaanval: sneller in staat tot intensieve lichaamsbeweging en het hervatten van werk. Ook een gunstiger beloop bij hivpatiënten, patiënten met artritis en patiënten die hemodialyse ondergingen
- Naast optimisme dragen de concepten psychologisch welbevinden en positieve emoties ook bij aan een betere lichamelijke gezondheid. De 3 concepten hangen sterk met elkaar samen en de afzonderlijke bijdrage is daarom moeilijk te bepalen.
Verklaringen voor
verband tussen
optimisme en
lichamelijke
gezondheid
- Optimisten hebben doorgaans een gezondere levensstijl (opvallend is dat ze gemiddeld iets meer alcohol nuttigen).
- Optimisten vertonen betere therapietrouw
- Door fysiologische processen: het dempen van cardiovasculaire, hormonale en immunologische veranderingen als gevolg van stress
- Er is vooral bewijs voor de relatie tussen dispositioneel optimisme en gezondheid (nog weinig onderzoek naar attributiestijl).
- Conclusie: biologische risicofactoren zijn sterker gerelateerd aan pessimisme, terwijl een gezondere levensstijl sterker samenhangt met optimisme.
Optimisme en
psychische
gezondheid
- Hoger dispositioneel optimisme is voorspellend voor minder depressieve symptomen en minder arbeidsongeschiktheid vanwege depressieve klachten. Dit verband is stabiel over tijd, maar minder aanwezig bij de oudste ouderen.
- Optimistische attributiestijl als voorspeller van depressieve symptomen: laten minder consistente resultaten zien. Geen verband gevonden of juist een negatieve attributiestijl speelt een rol (optimistische attributiestijl minder van belang of zorgde juist voor meer depressieve symptomen).
Overige positieve
effecten van
optimisme
- Dispositioneel optimisme is in verband gebracht met betere studieresultaten en een succesvolle carrière
- Optimistische attributiestijl is in verband gebracht met betere studieresultaten en productiviteit op het werk, maar één studie vond juist betere prestaties onder studenten met een pessimistische attributiestijl.
Optimisme leren
(Seligman)
Dispositioneel optimisme wordt beschouwd als een persoonlijkheidskenmerk, maar kan alsnog veranderen gedurende het leven. Leren van optimistische attributiestijl: Uitgangspunt is om mensen te leren hun pessimistische attributies uit te dagen en te vervangen door meer optimistische attributies, waarbij tegenslagen worden geweten aan tijdelijke, externe en specifieke factoren en successen aan stabiele, interne en globale factoren. Oefeningen bouwen voort op ABC-model van Ellis (A = adversity/negatieve gebeurtenis, B = belief/interpretatie van de gebeurtenis, C = consequences/gevoelens en handelingen die voortkomen uit de beliefs). Seligman heeft het model uitgebreid tot het ABCDE-model (D = dispute/betwisten of distraction/afleiden, E = energize/bekrachtiging).
Stappen ABCDE-
model
- 5 negatieve situaties zo objectief mogelijk beschrijven (adversity). De gedachten bij die negatieve gebeurtenissen beschrijven (beliefs) en tot slot bij elke gebeurtenis de gevoelens daarbij en wat persoon gedaan heeft (consequences).
- Zoeken naar de link tussen gedachten en consequenties.
- Leren hoe persoon met pessimistische gedachten kan omgaan (bv. door afleiding te zoeken, bewijs voor gedachten zoeken, alternatieve verklaringen zoeken, decatastroferen, wat is nu werkelijk het gevolg van situatie?
- Oefenen met het uitdagen van negatieve gedachten (betwisten van pessimistische gedachten).
Effectiviteit en kritiek ABCDE-
model
- Effectief, ook bij klinische depressie en het voorkomen van depressieve symptomen bij jongeren met verhoogd risico.
- Kritiek: het ombuigen van pessimistische gedachten leidt niet automatisch tot meer optimistische gedachten (wel geassocieerd, maar ook onafhankelijk van elkaar). Ook is de techniek vooral geschikt voor mensen die a priori een pessimistische attributiestijl hebben.